ECLI:NL:RBNHO:2024:247

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
10702153 \ AO VERZ 23-104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en toekenning van vergoedingen na onterecht ontslag

In deze zaak verzoekt een werknemer, [verzoeker], om toekenning van een billijke vergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding na een ontslag op staande voet door zijn werkgever, Royalty Cargo Solutions B.V. (RCS). De kantonrechter heeft op 11 januari 2024 geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De werknemer was op 13 juli 2023 ontslagen, maar de kantonrechter oordeelt dat de redenen die RCS aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd, niet voldoende zijn om van een dringende reden te spreken. De kantonrechter wijst erop dat de werknemer niet op een gesprek is verschenen, maar dat dit op zichzelf geen dringende reden voor ontslag vormt. Bovendien zijn de beschuldigingen van RCS over de werkhouding en gedrag van de werknemer niet bewezen. De kantonrechter kent de werknemer een billijke vergoeding toe van € 10.750,76, een gefixeerde schadevergoeding van € 2.459,87 en een transitievergoeding van € 1.226,75. De proceskosten komen voor rekening van RCS, omdat zij overwegend ongelijk krijgt. De uitspraak benadrukt het belang van goed werkgeverschap en de noodzaak voor werkgevers om ontslagen zorgvuldig te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10702153 \ AO VERZ 23-104
Uitspraakdatum: 11 januari 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats 1]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. N.M. Fakiri
tegen
de besloten vennootschap
Royalty Cargo Solutions B.V.,
gevestigd te Hoofddorp
verwerende partij
verder te noemen: RCS
gemachtigde: mr. E. Doornbos
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt werknemer om toekenning van een billijke vergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding na een ontslag op staande voet door werkgever. De kantonrechter wijst de verzoeken grotendeels toe. Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag namelijk niet rechtsgeldig.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 12 september 2023 zijn verzoek ingediend. RCS heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 7 december 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting hebben [verzoeker] en RCS met e-mails van 30 november 2023 en 6 december 2023 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1992, is op 4 maart 2022 voor de duur van zeven maanden in dienst getreden bij RCS. Met terugwerkende kracht zijn partijen overeengekomen dat de duur van de arbeidsovereenkomst is gewijzigd van zeven maanden naar een periode van twaalf maanden, eindigend op 4 maart 2023. Op 4 maart 2023 is de arbeidsovereenkomst verlengd voor de duur van acht maanden, eindigend op 4 november 2023. Partijen zijn een tussentijds opzegbeding overeengekomen.
2.2.
De functie van [verzoeker] is chauffeur met een salaris van € 2.277,66 bruto per maand exclusief emolumenten.
2.3.
Op 13 juli 2023 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. De inhoud van de ontslagbrief luidt, voor zover van belang, als volgt:

Op woensdag 12-07-2023 heeft u via de e-mail een uitnodiging ontvangen voor een officieel gesprek op kantoor (…) Helaas bent u niet komen opdagen, noch heeft u zich hiervoor afgemeld.
Bij deze willen wij u mede om die reden op de hoogte stellen, dat wij per direct uw arbeidsovereenkomst en daarom onze samenwerking ontbinden.
Vanaf uw indiensttreding op 04-03-2022 bij Royalty Cargo Solutions B.V. heeft u herhaaldelijk waarschuwingen ontvangen met betrekking tot uw werkhouding en gedrag ten opzichte van uw collega’s en onze opdrachtgevers toe.
Zo heeft u op 05-12-2022 uw eerste officiële waarschuwing ontvangen (…). Op 31-01-2023 heeft u wederom een officiële waarschuwing ontvangen (…). Op 30-06-2023 heeft u nog een officiële waarschuwing ontvangen (…).
(…)
Naast deze gesprekken hebben wij met regelmaat nog meer gesprekken gevoerd waarbij u helaas herhaaldelijk uw stem hebt verheft tegen zowel uw collega’s als leidinggevenden. Om deze reden durven en willen uw collega’s geen gesprekken meer alleen met u voeren. U heeft op een dreigende manier aangegeven extra uren te willen maken en zeven dagen per week te willen werken inclusief alle weekenddiensten daar dat u meerdere schulden heeft en het geld hard nodig heeft. (…) U bent zelf op zoek gegaan naar een extra baan voor de weekenden en werkt nu al enige tijd zwart in een restaurant in [plaats 2]. Dit brengt het gevolg met zich mee, dat u elke dag slaperig, moe en te laat op de werkvloer bij Royalty Cargo Solutions B.V. verschijnt.
Wij als bedrijf zijnde streven naar een gezonde werkomgeving. Helaas is bij u gebleken, dat ondanks diverse waarschuwingen u uw werkzaamheden niet serieus neemt en u zich niet aan de gedragsregels en werkhouding houdt. Daarnaast zien wij ook geen verbetering waardoor wij genoodzaakt zijn om per direct onze samenwerking te beëindigen.
Derhalve bent u per 13-07-2023 niet meer in dienst bij Royalty Cargo Solutions B.V.
(…)”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter RCS te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door RCS onregelmatig en aldus niet rechtsgeldig is. [verzoeker] stelt in dit verband dat er sprake was van een opzegverbod tijdens ziekte omdat [verzoeker] zich op 12 juli 2023 had ziekgemeld. Verder stelt hij zich op het standpunt dat de opzegging onregelmatig is omdat er geen toestemming van het UWV is dan wel instemming van [verzoeker].
3.2.
RCS voert verweer en stelt dat de verzoeken moeten worden afgewezen. Daartoe is – samengevat – aangevoerd dat RCS [verzoeker] rechtsgeldig per 13 juli 2023 op staande voet heeft ontslagen en er aldus geen sprake is van een onregelmatig ontslag.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en of RCS moet worden veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding.
Ontslag op staande voet niet rechtsgeldig
4.2.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.4.
Uit de brief van RCS van 13 juli 2023 (r.o. 2.3) blijkt dat zij het volgende aan het ontslag op staande voet ten grondslag legt: 1. dat [verzoeker] niet op het gesprek van 13 juli 2023 is verschenen, 2. dat hij herhaaldelijk is gewaarschuwd met betrekking tot zijn werkhouding en gedrag ten opzichte van collega’s en naar opdrachtgevers ([verzoeker] heeft 3 officiële waarschuwingen ontvangen voor te laat komen en klachten met betrekking tot de werkzaamheden/klachten van klanten) en 3. dat hij a. met regelmaat zijn stem verheft tegen collega’s en leidinggevenden, b. dat hij op een dreigende manier om extra uren heeft gevraagd en c. dat hij moe op werk komt vanwege een andere baan. [verzoeker] betwist dat hij tegen collega’s zou hebben geschreeuwd, dat hij vaak te laat kwam en dat hij zijn werk niet goed zou doen. Hij wijst erop dat hij de brief van RCS van 5 december 2022 (een eerste officiële waarschuwing) nooit heeft ontvangen. Verder kan hij zich niet vinden in de (tweede officiële) waarschuwing van 30 juni 2023. [verzoeker] heeft meerdere malen verzocht om een uitdraai van zijn tijden uit het kloksysteem, maar RCS heeft geweigerd die te verstrekken.
4.5.
In het schriftelijk verweer van RCS vult zij ten aanzien van de gronden voor het ontslag nog het volgende aan. Toen [verzoeker] het weer niet zo nauw nam met de werktijden, heeft RCS hem op 11 juli 2023 een brief ter hand gesteld. [verzoeker] reageerde volgens RCS uiterst agressief op die brief. Daardoor was de maat vol voor RCS en heeft zij hem per mail op 12 juli 2023 voor een gesprek op 13juli 2023 uitgenodigd. Omdat [verzoeker] op 13 juli 2023 niet op het gesprek verscheen, en omdat het vele maanden keer op keer mis was gegaan en [verzoeker] opnieuw agressief reageerde op kritiek, kon RCS niet anders dan het dienstverband direct beëindigen, aldus RCS. In reactie hierop heeft [verzoeker] een geluidsfragment van een gesprek op 12 juli 2023 tussen de heer [betrokkene] (directeur RCS, hierna: [betrokkene]) en [verzoeker] overgelegd. Naar aanleiding daarvan heeft RCS ter zitting meegedeeld dat dit gesprek betrekking had op het bezorgen van een enveloppe. Omdat het daarvoor al niet meer goed ging tussen [verzoeker] en zijn collega’s (hij accepteerde alleen nog maar opdrachten van [betrokkene]), had RCS hem voor het gesprek op 13 juli 2023 uitgenodigd. Dat [verzoeker] op 13 juli 2023 niet kwam opdagen in samenhang met de te late bezorging van de enveloppe, waren voor RCS de druppel, aldus RCS.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat de gedragingen die RCS (in haar brief) aan het ontslag ten grondslag legt niet zijn komen vast te staan. Niet gebleken is dat [verzoeker] herhaaldelijk tegen collega’s en leidinggevenden zijn stem verhief. Noch is aannemelijk gemaakt dat hij zich dreigend opstelde bij een verzoek tot het werken van extra uren. In de eerdere officiële waarschuwingen waaraan RCS in haar brief refereert, wordt van een verwijt over ‘stemverheffen’ en/of agressief gedrag (bij kritiek) geen melding gemaakt. In de brief van 11 juli 2023 geeft RCS [verzoeker] uitleg over werktijden en pauzes. In die brief wijst RCS erop dat als [verzoeker] zich hier niet aan zal houden, hij nog een officiële waarschuwing zal krijgen. Kennelijk was er op dat moment nog geen aanleiding voor een zware maatregel als een ontslag op staande voet. Uit de opname van het gesprek van 12 juli 2023 tussen [betrokkene] en [verzoeker] blijkt dat tussen partijen discussie bestaat over de bezorging van een enveloppe. Hierbij is geen sprake van stemverheffing door [verzoeker] doch is het juist [betrokkene] die met stemverheffing flink tekeer gaat tegen [verzoeker]. De door RCS ingebrachte verklaringen van medewerkers van RCS over aan [verzoeker] verweten gedrag (schreeuwen, agressief en/of intimiderend gedrag) laat de kantonrechter buiten beschouwing omdat deze (deels ongedateerd en) eerst na betwisting door [verzoeker] van dat gedrag in deze procedure zijn opgesteld, omdat onduidelijk is wanneer dit gedrag zou hebben plaatsgevonden en waarom RCS dit niet eerder in een waarschuwing (in elk geval in de brief van 11 juli 2023) aan de orde heeft gesteld
.
4.7.
Daar komt bij dat RCS de daadwerkelijke druppel die tot het ontslag heeft geleid, te weten de (te late) bezorging van een enveloppe niet in de ontslagbrief noemt. Ook blijft het, bij gebrek aan een toelichting/onderbouwing van RCS, onduidelijk of [verzoeker] ter zake deze (late) bezorging een verwijt kan worden gemaakt. Dan blijft over het feit dat [verzoeker] op 13 juli 2023 niet op het gesprek is gekomen. Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigt dit geen ontslag op staande voet. Het niet aanwezig zijn bij het gesprek kwalificeert niet als een dringende reden, zeker niet nu uit de op 12 juli 2023 tussen [betrokkene] en [verzoeker] gewisselde WhatsApp gesprekken blijkt dat [verzoeker] niet begrijpt waarom [betrokkene] die dag tegen hem schreeuwt, dat hij zich daardoor niet goed voelt en zich ziek meldt.
Billijke vergoeding
4.8.
Het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding wordt toegewezen, omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. [1] Daarbij wordt opgemerkt dat een ongeldig ontslag als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt. [2]
4.9.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. [3] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.10.
[verzoeker] verzoekt om een billijke vergoeding gelijk aan het loon over de periode van 13 juli 2023 tot en met 4 november 2023, te weten € 10.750,76 bruto. RCS heeft zich, voor zover zou worden vastgesteld dat sprake is van een onjuist ontslag zoals hiervoor is vastgesteld, niet tegen toewijzing hiervan verzet. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
4.11.
Verder vordert [verzoeker] nog een extra bedrag van € 5.000,00 vanwege de manier waarop RCS met hem is omgegaan en zodat RCS andere werknemers niet zoals [verzoeker] moet gaan behandelen (afschrikkende werking). [verzoeker] legt hieraan ten grondslag dat 1. [betrokkene], ondanks dat hij weet dat [verzoeker] het psychisch en emotioneel moeilijk heeft ([verzoeker] komt uit Afghanistan, zijn echtgenote is daar nog, hij wil haar naar Nederland halen en dat levert stress op bij hem) denigrerend doet tegen [verzoeker], tegen hem schreeuwt en hem bij herhaling dom heeft genoemd, 2. dat hij aan [verzoeker] geen hulp heeft geboden in de vorm van bijvoorbeeld begeleiding en 3. dat [betrokkene] hem achteraf valse verwijten maakt over schreeuwen naar collega’s of zwart werken. Ter (verdere) onderbouwing van dit standpunt wijst [verzoeker] op het geluidsfragment van het gesprek tussen [betrokkene] en [verzoeker] op 12 juli 2023 en op een geluidsfragment waarin [betrokkene] tegen [verzoeker] zegt dat hij niet wil dat schuldeisers van [verzoeker] zich tot RCS wenden en dat als dat toch gebeurt per keer een boete van € 75,00 zal worden ingehouden op het loon. Verder wijst [verzoeker] op een geluidsfragment waaruit blijkt dat [verzoeker] in ruil voor een privé lening de tuin van de woning van [betrokkene] in het weekend moet onderhouden. [betrokkene] deelt mee dat als [verzoeker] hem vraagt om de tuin te doen, hij dit gewoon moet doen. In deze opname is tevens te horen dat [verzoeker] spreekt over problemen met slapen en pijn, doch dat hij zich niet heeft ziekgemeld. [betrokkene] reageert met de mededeling dat een ziekmelding alleen kan als [verzoeker] zwaar werk verricht en dit zou [verzoeker] volgens hem niet doen. RCS betwist dat sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag of slecht werkgeverschap. Zij voert aan dat [verzoeker] juist met alle egards is behandeld. Zij wist ook van de geldproblemen van [verzoeker] en heeft hem daarom regelmatig voorschotten op het loon betaald. Daarnaast heeft [betrokkene] hem privé leningen verstrekt. Zij voert aan dat [verzoeker] in de zomer van 2022 naar Afghanistan is gegaan en vervolgens niet meer terug kwam en onbereikbaar was. Eind oktober 2022 was er eindelijk contact en bleek [verzoeker] geen geld te hebben voor het ticket naar Nederland. RCS heeft dat bedrag voorgeschoten. Verder heeft RCS hem regelmatig ‘op stel en sprong’ vrije dagen gegeven vanwege privé problemen. Tenslotte voert RCS aan dat zij [verzoeker] begin 2023 kosteloos een auto voor woon- werkverkeer ter beschikking heeft gesteld.
4.12.
De kantonrechter overweegt dat de door [verzoeker] aangehaalde gang van zaken, in het bijzonder het schreeuwen door [betrokkene] en hem bij herhaling dom noemen, de boete en de mededelingen over een ziekmelding, ongepast en in strijd met goed werkgeverschap zijn. Dit kan evenwel niet tot verhoging van de billijke vergoeding leiden omdat de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet
doordit handelen eindigt. De (hoogte van de) billijke vergoeding is gerelateerd aan het verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever dat tot opzegging (met onmiddellijke ingang) of ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer heeft geleid, waarvan hier geen sprake is. Dit deel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Gefixeerde schadevergoeding
4.13.
De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging ad € 2.459,87 bruto is niet als zodanig weersproken en zal worden toegewezen.
Transitievergoeding
4.14.
[verzoeker] verzoekt tenslotte om RCS te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding. RCS verweert zich met de stelling dat het ontslag rechtsgeldig is en een en ander [verzoeker] ernstig kan worden verweten. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Maar bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker]. Dat betekent dat de transitievergoeding zal worden toegewezen.
4.15.
De transitievergoeding moet worden berekend over de duur van de arbeidsovereenkomst met inbegrip van de ten onrechte niet in acht genomen termijn van opzegging [4] . De transitievergoeding wordt vastgesteld op € 1.226,75 bruto, berekend over de periode van 4 maart 2022 tot 1 september 2023.
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van RCS, omdat zij overwegend ongelijk krijgt en sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van RCS.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt RCS om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 10.750,76 bruto;
5.2.
veroordeelt RCS om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 2.459,87 bruto;
5.3.
veroordeelt RCS om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 1.226,75 bruto;
5.4.
veroordeelt RCS tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 86,00 aan griffierecht en € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verzoeker], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, kantonrechter en op
11 januari 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW.
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 17 juli 2020, te vinden op