ECLI:NL:RBNHO:2024:2469

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
C/15/339122 / FA RK 23-1889
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning en omgang van een minderjarige door de biologische vader

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige door de biologische vader. De man, die de verwekker van het kind is, heeft verzocht om erkenning van zijn kind, waarbij de moeder toestemming zou verlenen mits de man niet mede met het gezag over het kind wordt belast. De rechtbank heeft de procedure behandeld op 14 februari 2024, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren, evenals een bijzondere curator die het minderjarige kind vertegenwoordigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de moeder een affectieve relatie hebben gehad tot september 2020 en dat het kind, geboren uit deze relatie, nog minderjarig is. De moeder heeft aangegeven open te staan voor erkenning, maar heeft bezorgdheden geuit over de gevolgen van erkenning, zoals de mogelijkheid dat de man met het kind naar Irak zou vertrekken en de impact op haar gezag. De rechtbank heeft de belangen van het kind en de moeder in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de man recht heeft op erkenning als biologische vader, ondanks de bezwaren van de moeder.

De rechtbank heeft de man vervangende toestemming verleend om het kind te erkennen, zonder dat hij mede het gezag over het kind krijgt. Tevens is er een omgangsregeling vastgesteld, waarbij het kind om de week van vrijdag tot zondag bij de man verblijft, en tijdens schoolvakanties afwisselend bij de man en de moeder. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming tot erkenning en omgang
zaak-/rekestnr.: C/15/339122 / FA RK 23-1889
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 13 maart 2024
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. P. Wieringa, kantoorhoudende te Zaandam,
--tegen--
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.F.M. Deijkers, kantoorhoudende te Hoorn Nh.
Het minderjarige kind [de minderjarige] wordt vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 24 april 2023;
- de beschikking van 9 juni 2023, waarbij [bijzondere curator] te [plaats] is benoemd tot bijzondere curator;
- de brief van de bijzondere curator van 26 juni 2023;
- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 13 juli 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 februari 2024 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. P. Wieringa, de moeder bijgestaan door mr. P.F.M. Deijkers, en van [bijzondere curator] , bijzondere curator.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De akte van de man van 13 februari 2024 wordt - zoals besproken ter zitting - als strijdig met de procesorde buiten beschouwing gelaten.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Partijen hebben tot september 2020 een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit de moeder is op [geboortedatum] te [plaats] is geboren het thans nog minderjarige kind:
- [de minderjarige] .

3.Verzoek

3.1.
Het verzoek van de man strekt tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van het kind, als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Daarnaast verzoekt de man te bepalen dat [de minderjarige] en hij omgang met elkaar hebben:
  • één weekend in de twee weken van zaterdag 10.00 tot zondag 18.00 uur;
  • in de zomervakantie drie aaneengesloten weken;
  • de helft van de overige schoolvakanties;
  • in de kerstvakantie op eerste kerstdag en op nieuwjaarsdag.
3.2.
De man heeft zijn verzoek gebaseerd op de stelling dat hij de verwekker is van [de minderjarige] . De moeder geeft aan dat ze open staat voor erkenning van [de minderjarige] door de man maar dit niet onderling wil regelen. Zij wil de rechter hierover laten beslissen. [de minderjarige] heeft wel omgang met de man, maar dat contact is incidenteel. De man wil graag een structurele regeling.

4.Beoordeling

vervangende toestemming erkenning
4.1.
Op grond van het in artikel 1: 204 lid 3 BW bepaalde kan de toestemming van de moeder, wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, mits de man de verwekker is van het kind, tenzij de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt.
4.2.
De bijzondere curator heeft geadviseerd het verzoek van de man toe te wijzen en haar advies als volgt toegelicht.
De moeder heeft aan de bijzondere curator verteld dat zij op haar 17e een relatie kreeg met de man. De moeder is in het begin van deze relatie zwanger geraakt maar partijen hebben toen voor abortus gekozen. Toen de moeder wederom ongepland zwanger raakte wilde zij het kind houden. De man is eenmaal mee geweest naar een echo maar trok zich toen terug. Hij wilde niet bij de bevalling zijn, vertelde hij zijn familie niet over de zwangerschap en wilde hij het kind niet erkennen. De moeder stond er alleen voor, moest pleegzorg verlaten tot zij zwanger was en belandde in een moeder-kindhuis. In 2020 kreeg zijn een eigen woning waar zij nu nog altijd met [de minderjarige] woont. De moeder heeft een gemengd gevoel bij de wens van de man om tot erkenning over te gaan. Zij voelt een emotionele blokkade. De man heeft [de minderjarige] en de moeder in de steek gelaten toen zij hem nodig hadden. Kort na de bevalling was er geen contact meer. De man zat toen bij een andere vrouw en de vrouw kwam erachter dat hij deze relatie al tijdens haar zwangerschap was begonnen. Het heeft 9 à 10 maanden geduurd voordat de man contact opnam via een advocaat. Een begeleider van de moeder heeft dit opgepakt en daar is een omgangsregeling uitgekomen waarbij de man [de minderjarige] onder begeleiding mag zien. De man kwam toen regelmatig niet en verbleef met regelmaat in Irak. De moeder heeft op dit moment zelf een regeling afgesproken met de man omdat ze het belangrijk vindt dat [de minderjarige] contact heeft met de man. Het staat voor de moeder vast dat de man de verwekker is van [de minderjarige] . De moeder wil zeker weten dat [de minderjarige] na de erkenning de geslachtsnaam [geslachtsnaam] behoudt en dat zij eenhoofdig gezag over [de minderjarige] houdt. Door de nieuwe wet gezamenlijk gezag na erkenning wilde de moeder dan ook niet haar toestemming verlenen voor de erkenning. De man staat een strengere islamitische opvoeding voor ogen dan de moeder en de moeder is bang dat de man met [de minderjarige] naar Irak vertrekt. Op dit moment verblijft [de minderjarige] wekelijks twee dagdelen bij de man, meestal op vrijdagmiddag uit school tot zaterdag 18.00/21.00 uur. De moeder wil graag dat [de minderjarige] op zondag bij haar thuis is zodat hij tot rust kan komen en zich kan voorbereiden op school. Ook wil zij [de minderjarige] niet zo lang missen tijdens de vakanties.
De man heeft verteld dat de zwangerschap als een verrassing voor hem kwam. Het klopt dat de moeder het kind wilde houden en het alleen zou doen als de man dat niet wilde accepteren. De man heeft zijn familie toen niet over de zwangerschap verteld, was niet bij de bevalling en had geen behoefte om het kind te erkennen.
Toen [de minderjarige] tussen de zes en twaalf maanden was veranderde dit. De man wilde [de minderjarige] toen erkennen en ook graag zien. Inmiddels heeft de man zijn familie ingelicht over het bestaan van [de minderjarige] en ziet hij hem al lange tijd met regelmaat. De man heeft er geen twijfels over dat [de minderjarige] zijn zoon is. De omgangsregeling verloopt goed maar er zijn wel steeds discussies. Zo moet hij van de moeder altijd bij [de minderjarige] blijven tijdens de omgang, ook als hij hem naar zijn moeder brengt.
4.3.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uitgangspunt is dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op hebben dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Tussen partijen staat vast dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] . De moeder heeft het verzoek niet tegengesproken.
Zij zou toestemming verlenen voor de erkenning als de man ermee zou instemmen dat hij niet mede met het gezag over [de minderjarige] wordt belast. Nu partijen hierover verdeeld zijn, zal de rechtbank vervangende toestemming aan de man verlenen om [de minderjarige] te erkennen. De man krijgt dan niet mede het gezag over [de minderjarige] . De man wil dit uiteindelijk wel. De rechtbank adviseert de man -ten overvloede- daarin enige rust te betrachten en eerst aan het onderling vertrouwen met de moeder te werken. De ouders kunnen altijd nog het gezamenlijk gezag aanvragen.
omgang
4.4.
De moeder en de man hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de omgangsregeling waarbij [de minderjarige] :
  • één keer in de twee weken van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur bij de man verblijft (te beginnen in het weekend van 16 februari 2024 en voortaan in de oneven weken), waarbij de man [de minderjarige] op vrijdag uit school haalt en de moeder [de minderjarige] op zondag bij de man ophaalt;
  • gedurende de schoolvakanties van één week afwisselend de hele vakantie bij de man of de moeder verblijft;
  • gedurende de schoolvakanties van twee weken één week bij de man en één week bij de moeder verblijft;
  • de helft van de zomervakantie bij de man verblijft, maar niet langer dan twee weken achtereen;
  • op eerste kerstdag en nieuwjaarsdag bij de man, op tweede kerstdag en oudejaarsdag bij de moeder.
De rechtbank ziet het als een positieve ontwikkeling die in het belang is van [de minderjarige] dat de ouders afspraken over de omgangsregeling kunnen maken en zal aldus beslissen.

5.Beslissing:

De rechtbank:
5.1.
verleent [de man] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Afghanistan vervangende toestemming tot erkenning van het kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
5.2.
stelt de omgangsregeling als volgt vast:
de voornoemde minderjarige verblijft:
  • in de oneven weken van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur bij de man, waarbij de man [de minderjarige] op vrijdag uit school haalt en de moeder [de minderjarige] op zondag bij de man ophaalt;
  • gedurende de schoolvakanties van één week afwisselend de hele vakantie bij de man of de moeder;
  • gedurende de schoolvakanties van twee weken één week bij de man en één week bij de moeder;
  • de helft van de zomervakantie bij de man, maar niet langer dan twee weken achtereen;
  • op eerste kerstdag en nieuwjaarsdag bij de man, op tweede kerstdag en oudejaarsdag bij de moeder;
5.3.
verklaart de beslissing over de omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.