Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde] ,
2. de naamloze vennootschap
UNIVÉ SCHADE N.V.,
Rechtbank Noord-Holland
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, is op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer C/15/347907/ HA ZA 24-26. De rechtbank heeft het verzoek van de eiseres, hierna te noemen [eiseres], toegewezen om verlof te krijgen voor het instellen van tussentijds hoger beroep van een eerdere deelbeschikking. Deze deelbeschikking, gegeven op 7 juli 2022 onder zaaknummer C/15/324166 / HA RK 22-7, betrof de aansprakelijkheid van Univé Schade N.V. voor de schade van [eiseres] als gevolg van een ongeval op 28 november 2015. In de deelgeschilprocedure had de rechtbank geoordeeld dat Univé niet aansprakelijk was, wat de aanleiding vormde voor het verzoek om hoger beroep.
De rechtbank overweegt dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 1019cc lid 1 en lid 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat de beschikking een cruciale kwestie betreft die bepalend is voor de afloop van de zaak. De rechtbank stelt vast dat [eiseres] tijdig het verzoek om hoger beroep heeft ingediend en dat Univé c.s. in de gelegenheid is gesteld om zich over dit verzoek uit te laten. De rechtbank concludeert dat het doelmatig is om eerst in hoger beroep een oordeel te geven over de aansprakelijkheid van Univé, voordat de bodemprocedure verder gaat.
De rechtbank heeft de zaak naar de parkeerrol verwezen in afwachting van de beslissing in hoger beroep en houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J. Blokland op 6 maart 2024.