ECLI:NL:RBNHO:2024:2465

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
C/15/338484/ HA ZA 23-212
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag in het kader van een overeenkomst van opdracht tussen een Amerikaanse en een Nederlandse vennootschap

In deze zaak vordert Infinity Global Consulting Group INC, een Amerikaanse vennootschap, betaling van USD 500.000,- van Best Buying Service B.V. (BBS), een Nederlandse vennootschap. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht die is ontstaan nadat een eerdere overeenkomst voor de levering van 100 miljoen nitril handschoenen niet is nagekomen. Infinity had BBS gevraagd als 'paymaster' op te treden en enkele betalingen aan derden te verrichten. BBS ontving USD 500.000,- terug van deze betalingen, maar weigerde dit bedrag aan Infinity te betalen, omdat zij meende recht te hebben op een vergoeding voor haar werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden van BBS onder de definitie van een overeenkomst van opdracht vallen en dat Infinity een redelijk loon van USD 200.000,- aan BBS verschuldigd is. Dit leidt ertoe dat BBS nog USD 300.000,- aan Infinity moet betalen. De rechtbank heeft ook de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan Infinity, evenals de beslagkosten. De vordering in reconventie van BBS wordt afgewezen, omdat deze afhankelijk was van de uitkomst van de vordering in conventie.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/338484 / HA ZA 23-212
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
INFINITY GLOBAL CONSULTING GROUP INC,
te North Miami Beach (Verenigde Staten),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: Infinity,
advocaat: mr. F.E. van 't Hek te Amsterdam,
tegen
BEST BUYING SERVICE B.V.,
te Haghorst,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: BBS,
advocaat: mr. J.J. Dijkman te Haarlem.
De zaak in het kort
Infinity en BBS hebben in juni 2020 een overeenkomst gesloten waarin werd afgesproken dat BBS 100 miljoen handschoenen aan Infinity zou leveren. Ongeveer een dag na het tekenen van deze overeenkomst meldde Infinity dat zij de handschoenen tegen een lagere prijs kon krijgen waardoor de overeenkomst met BBS werd beëindigd. Omdat Infinity wel al USD 8.000.000,- aan BBS had overgemaakt en het te lang zou duren voordat Infinity dit geld weer teruggestort zou krijgen, verzocht Infinity BBS als “paymaster in the transaction” op te treden. BBS moest daarvoor enkele betalingen ten behoeve van Infinity aan derden doen. Omdat de handschoenen uiteindelijk niet aan Infinity geleverd werden, verzocht Infinity BBS het al betaalde geld terug te halen en aan haar terug te betalen. Een bedrag van USD 500.000 heeft BBS wel terug ontvangen maar niet aan Infinity betaald omdat zij van mening is dat BBS haar een vergoeding moet betalen voor de werkzaamheden die zij voor Infinity heeft verricht. In deze procedure vordert Infinity betaling van het bedrag van
USD 500.000,-. De rechtbank is van oordeel dat de afspraken tussen partijen moeten worden gezien als een overeenkomst van opdracht en dat Infinity daarom een redelijk loon aan BBS moet betalen voor haar werkzaamheden. De rechtbank stelt dit redelijk loon vast op een bedrag van USD 200.000,-, waardoor BBS wordt veroordeeld nog een bedrag van USD 300.000,- aan Infinity te betalen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 november 2023;
- de mondelinge behandeling van 24 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Infinity is een Amerikaanse vennootschap die zich bezig houdt met het wereldwijd aanbieden van project management.
2.2.
BBS is een Nederlandse vennootschap. Zij drijft een internationale handelsonderneming met als voornaamste werkzaamheden de in- en verkoop van handelsgoederen uit Azië.
2.3.
Partijen hebben op of omstreeks 15 juni 2020 een overeenkomst gesloten (hierna: de oorspronkelijke overeenkomst) waarbij werd afgesproken dat BBS 100 miljoen nitril handschoenen zou leveren aan Infinity tegen een bedrag van USD 8.000.000,-. Dit bedrag is door Infinity aan BBS betaald.
2.4.
De oorspronkelijke overeenkomst tussen partijen is beëindigd zonder dat BBS de handschoenen aan Infinity heeft geleverd.
2.5.
Infinity heeft vervolgens per e-mail van 17 juni 2020 aan BBS gevraagd enkele betalingen voor haar te verrichten vanuit het al gestorte bedrag van USD 8.000.000,- omdat het te veel tijd zou kosten als BBS het geld eerst naar Infinity zou terugstorten. Infinity had namelijk een andere leverancier gevonden die de handschoenen voor een lager bedrag aan haar kon leveren. In dat verband heeft BBS enkele betalingen verricht ten behoeve van Infinity. Toen bleek dat ook de andere leverancier de handschoenen niet aan Infinity leverde heeft Infinity BBS verzocht de door haar betaalde gelden terug te halen.
2.6.
In een verklaring gedateerd op 19 augustus 2020 stelt Infinity dat zij BBS heeft verzocht op te treden als “paymaster in the transaction”.
2.7.
Op 3 februari 2021 heeft BBS per brief aan Infinity bevestigd een bedrag van USD 500.000,- teruggestort te hebben gekregen. In dezelfde brief heeft BBS gesteld het bedrag enkel aan Infinity over te maken als zij BBS finale kwijting zou verlenen. Dit is door Infnity geweigerd. Het bedrag is vervolgens niet door BBS aan Infinity betaald.
2.8.
Op 17 maart 2023 heeft Infinity conservatoir beslag doen leggen onder de ABN AMRO Bank ten laste van BBS.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Infinity vordert - samengevat - veroordeling van BBS tot betaling van USD 500.000,-, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Infinity dat BBS in verzuim is ten aanzien van de nakoming van haar betalingsverplichting uit de overeenkomst. Partijen zijn overeengekomen dat BBS al het geld dat zij teruggestort zou krijgen aan Infinity zou terugbetalen. Dit heeft BBS met het bedrag van USD 500.000,- niet gedaan.
3.3.
BBS voert verweer. Zij stelt dat Infinity aan haar een vergoeding dan wel een redelijk loon dient te betalen voor de door haar verrichte werkzaamheden. BBS concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Infinity, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Infinity. Als de vorderingen van Infinity worden toegewezen dan vordert BBS dat te doen zonder het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
BBS vordert - samengevat - veroordeling van Infinity tot betaling van USD 300.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.6.
Infinity voert verweer. Infinity concludeert tot afwijzing van de vordering van BBS, dan wel toe te wijzen tot een bedrag van een door de rechtbank vast te stellen redelijk loon.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
De rechtbank behandelt eerst de vragen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is op het geschil van partijen. Daarna gaat de rechtbank in op de identiteit van Infinity. De rechtbank zal vervolgens de vorderingen in conventie beoordelen en dan die in reconventie.
4.2.
Deze zaak heeft een internationaal aspect omdat Infinity in de Verenigde Staten is gevestigd. De rechtbank is van oordeel dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft omdat BBS, gedaagde in conventie, statutair is gevestigd in Nederland. [1] Desgevraagd hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat wat hen betreft het Nederlandse recht van toepassing is op het geschil. De rechtbank zal bij die rechtskeuze aansluiten en Nederlands recht toepassen.
4.3.
BBS stelt dat haar niet duidelijk is of Infinity LLC, Infinity INC dan wel Infinity Distribution haar wederpartij is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Van ’t Hek verklaard dat er op dit moment nog maar één bedrijf met de naam Infinity Global Consulting Group bestaat en dat dit het bedrijf Infinity Global Consulting Group INC is. Van de juistheid van deze ondubbelzinnige verklaring dient wat de rechtbank betreft te worden uitgegaan. Deze verklaring komt namelijk overeen met wat Infinity in de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie heeft gesteld. Deze identiteit is daarnaast ook opgenomen in de oorspronkelijke overeenkomst onder “the buyer” en bij de handtekening. Onder deze omstandigheden leest de rechtbank de aanhef van de inleidende dagvaarding aldus dat deze door Infinity Global Consulting Group INC is uitgebracht in plaats van door Infinity Global Consulting Group LLC.
In conventie
4.4.
Infinity vordert dat BBS aan haar USD 500.000,- betaalt. BBS ontkent niet dat zij dit bedrag op haar rekening gestort heeft gekregen en dat het bedrag aan Infinity dient te worden (terug)betaald. Volgens BBS moet het bedrag echter worden verminderd omdat zij voor haar werkzaamheden als “paymaster in the transaction” (hierna: paymaster) aanspraak maakt op een commissie van 10% over de door haar beheerde gelden dan wel op een redelijk loon voor de door haar verrichte werkzaamheden ten behoeve van Infinity. Gelet op dit verweer van BBS dient de rechtbank in conventie de vraag te beantwoorden of het volledige bedrag van USD 500.000,- door BBS aan Infinity moet worden betaald en zo nee, op welke vergoeding dan wel welk loon BBS recht heeft.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat Infinity aan BBS voor de door haar verrichte werkzaamheden een redelijk loon dient te betalen van USD 200.000,-. Dit heeft tot gevolg dat BBS nog een bedrag van USD 300.000,- aan Infinity dient te betalen. Hoe de rechtbank tot dit oordeel komt, wordt in de volgende overwegingen uitgelegd.
4.6.
De oorspronkelijke overeenkomst tussen partijen hield in dat BBS aan Infinity 100 miljoen nitril handschoenen zou leveren. Tussen partijen is niet in geschil dat deze overeenkomst niet is uitgevoerd en met wederzijds goedvinden is beëindigd. Ten tijde van de beëindiging van de oorspronkelijke overeenkomst heeft BBS van Infinity een andere rol toebedeeld gekregen, namelijk die van paymaster. Partijen verschillen van mening hoe deze nieuwe rol van BBS in juridisch opzicht dient te worden geduid. BBS stelt dat partijen een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan. Infinity stelt daarentegen dat aan BBS (slechts) een volmacht is verleend.
4.7.
Vast staat dat BBS als paymaster in opdracht van Infinity gelden aan derden heeft betaald en vervolgens heeft geprobeerd deze gelden terug te halen omdat niet aan de overeenkomst tussen Infinity en deze derden werd voldaan. Daarnaast heeft BBS vervoer geregeld, waaronder het charteren van een aantal vliegtuigen, om de door Infinity in Thailand gekochte handschoenen naar de VS te laten vervoeren. BBS heeft daarvoor haar Aziatische netwerk ingezet. De werkzaamheden van BBS hebben zich dus niet beperkt tot het verrichten van enkele betalingen in opdracht van Infinity.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Infinity gesteld dat zij aan BBS een volmacht heeft verleend. Deze stelling is door Infinity niet verder uitgewerkt of onderbouwd. Dat wringt omdat Infinity niet ontkent dat BBS de in overweging 4.7 opgesomde werkzaamheden heeft verricht. Infinity heeft ook gesteld dat BBS er belang bij had om goed te maken wat er eerder door haar toedoen verkeerd was gegaan, namelijk het niet kunnen leveren van de handschoenen op basis van de oorspronkelijke overeenkomst, en dat zij daarom haar werkzaamheden “om niet” zou hebben verricht. Daartegenover staat echter de stelling van BBS dat zij wel degelijk de handschoenen kon leveren aan Infinity, maar niet tegen de prijs die Infinity daarvoor wilde betalen. In de oorspronkelijke overeenkomst waren partijen een bedrag van USD 0,08 overeengekomen “per piece/unit”. BBS stelt in haar conclusie van antwoord in conventie dat direct na het sluiten van de oorspronkelijke overeenkomst onduidelijkheid ontstond over de prijs van de door BBS te leveren handschoenen. Infinity had namelijk via een tussenpersoon andere leveranciers gevonden die de handschoenen voor een lagere prijs konden leveren. Omdat het terugstorten van de al door Infinity betaalde USD 8.000.000,- teveel tijd in beslag zou nemen, kreeg BBS toen de instructie om voor Infinity betalingstransacties uit te voeren. De stellingen van Infinity en BBS over het niet uitvoeren van de oorspronkelijke overeenkomst lopen dus uiteen. Gelet op het verweer van BBS kan, zonder nadere onderbouwing door Infinity, niet worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van Infinity dat BBS nog iets goed te maken had. Dat geldt te meer omdat partijen niet eerder met elkaar zaken hadden gedaan en het om die reden niet aannemelijk is dat BBS om een andere reden Infinity nog iets verschuldigd was. Infinity heeft gesteld dat een eventuele beloning voor BBS op termijn was gelegen in (het uitbouwen van) de toekomstige relatie tussen alle betrokken partijen. Dit zou volgen uit een e-mail van 13 juli 2020 van Infinity aan BBS. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt of en hoe BBS op deze e-mail heeft gereageerd, zodat van de juistheid van de uitleg van Infinity van hetgeen in de e-mail is opgenomen, mede gelet op het verweer van BBS, niet kan worden uitgegaan.
4.9.
De door BBS verrichte werkzaamheden vallen naar het oordeel van de rechtbank grotendeels onder de definitie van een overeenkomst van opdracht. [2] Indien sprake is van commerciële partijen, zoals in deze zaak, is de opdrachtgever aan de opdrachtnemer loon verschuldigd. [3] De vraag moet dus worden beantwoord op welk loon BBS recht heeft. BBS stelt (primair) dat een bedrag van USD 800.000,- overeengekomen is, dit bedrag is 10% van het door haar beheerde totaal bedrag van USD 8.000.000,-. Dat dit bedrag tussen partijen afgesproken is, wordt door Infinity betwist. Beide partijen verzoeken de rechtbank (subsidiair) een redelijk loon vast te stellen.
4.10.
De rechtbank overweegt dat de stelling van BBS dat partijen (mondeling) hebben afgesproken dat BBS voor haar activiteiten een commissie van 10 % van het door haar beheerde bedrag zou ontvangen op geen enkele wijze is onderbouwd. Nu deze stelling door Infinity is betwist zal de rechtbank daaraan voorbij gaan. Gelet op de door BBS verrichte, en goeddeels onbetwiste, werkzaamheden en het totale bedrag van de oorspronkelijke overeenkomst van USD 8.000.000,-, acht de rechtbank een loon van USD 200.000,- redelijk. De rechtbank acht namelijk aannemelijk dat de hiervoor onder 4.7 omschreven activiteiten van BBS een substantiële inzet van tijd en menskracht hebben gevergd. Daarnaast is de hoogte van het door BBS beheerde bedrag mede bepalend voor de hoogte van het redelijk te achten loon.
4.11.
Infinity vordert dat het door BBS te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2021, dan wel de dag van de dagvaarding. De brief waarin BBS aangeeft dat zij het bedrag van USD 500.000,- aan Infinity zal terugbetalen dateert van 3 februari 2021. Omdat partijen na deze datum met elkaar hebben onderhandeld over een oplossing van de tussen hen ontstane geschillen, gaat de rechtbank voor de ingangsdatum van de wettelijke rente uit van de datum van de dagvaarding, te weten 30 maart 2023.
4.12.
BBS heeft de rechtbank verzocht, bij (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering in conventie het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Volgens BBS is er geen sprake van spoedeisendheid aan de zijde van Infinity, is er sprake van een serieus en ernstig restitutierisico en wordt BBS onevenredig zwaar getroffen door het betalen van een groot bedrag.
4.13.
Uitgangspunt is dat een vonnis, als dat wordt verzocht, uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De rechtbank ziet in wat BBS ter onderbouwing van haar standpunt naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De oorspronkelijke opdracht tussen partijen dateert van juni 2020. In haar brief van 3 februari 2021 heeft BBS gesteld dat zij bereid is het bedrag van USD 500.000,- aan Infinity (terug) te betalen. Deze betaling is echter uitgebleven. BBS heeft gewezen op justitiële onderzoeken naar Infinity. Wat de status van deze onderzoeken is en of deze onderzoeken nog lopen, is de rechtbank echter niet duidelijk geworden en daarvan zijn ook geen stukken overgelegd. Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat Infinity geen belang heeft bij spoedige betaling van het door haar gevorderde bedrag, waarvan de verschuldigdheid op zichzelf niet ter discussie staat. BBS heeft daarnaast onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een serieus en ernstig restitutierisico, mede gelet op wat onder 4.3 is opgenomen met betrekking tot de identiteit van Infinity. Dat BBS financieel zwaar getroffen wordt indien zij in conventie wordt veroordeeld tot het betalen van een aanzienlijk bedrag aan Infinity maakt, indien al juist, niet dat het vonnis daardoor niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. BBS heeft immers zelf al in 2021 erkend dat zij “able and willing” is om USD 500.000,- aan Infinity terug te betalen.
4.14.
BBS doet een beroep op de opschortingsbescherming van artikel 6:37 BW omdat het haar niet duidelijk is wie haar wederpartij is. Gelet op wat de rechtbank onder 4.3 heeft overwogen, gaat de rechtbank aan dit beroep voorbij. Dit geldt overigens ook voor wat BBS heeft gesteld over de onbekende investeerder die volgens haar aanspraak maakt op de betaling aangezien mr. Van ’t Hek tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat deze investeerder geen rol speelt.
4.15.
Infinity vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank overweegt dat wat deze kosten betreft kan worden aangesloten bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank stelt vast dat de Infinity voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. BBS heeft op dit punt geen verweer gevoerd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.16.
Infinity vordert BBS te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 364,53 voor kosten deurwaardersexploten, € 676,- voor griffierecht en € 2.714,- voor salaris advocaat (1 punt × € 2.714,-), totaal € 3.754,53.
4.17.
BBS is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de uitkomst van de procedure in conventie acht de rechtbank het redelijk dat BBS 2/3e deel van de proceskosten van Infinity moet betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Infinity als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
5.061,00
- salaris advocaat
5.428,00
(2 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
10.773,73
BBS dient dus € 7.182,49 aan proceskosten te betalen.
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In (voorwaardelijke) reconventie
4.19.
BBS heeft aan haar eis in reconventie de voorwaarden verbonden dat deze eis enkel geldt onder de voorwaarden dat de rechtbank beslist dat er
een betalingsverplichting is van BBS jegens Infinity van USD 500.000,-, en
BBS aan deze betalingsverplichting heeft voldaan door verrekening met de overeengekomen commissie als betaalmeester van 10% van USD 8.000.000,-
Omdat aan de tweede voorwaarde niet is voldaan, hoeft de rechtbank geen oordeel te geven over de eis in reconventie.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt BBS om aan Infinity te betalen een bedrag van USD 300.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 30 maart 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt BBS in de buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op € 4.167,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 30 maart 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt BBS in de beslagkosten, vastgesteld op € 3.754,53, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt BBS in de proceskosten, aan de zijde van Infinity tot dit vonnis vastgesteld op € 7.182,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als BBS niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt BBS tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in (voorwaardelijke) reconventie
5.8.
verstaat dat de vordering geen behandeling behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.
MKG/ AH

Voetnoten

1.Artikel 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in samenhang met artikel 1: 10 lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 400 van boek 7 BW.
3.Artikel 405 van boek 7 BW.