ECLI:NL:RBNHO:2024:2460

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10568209 \ CV EXPL 23-2817
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen en aansprakelijkheid voor gebreken in aannemingsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen WBS Infra B.V. en Schot Infra B.V. over de betaling van facturen in het kader van een aannemingsovereenkomst voor bestratingswerkzaamheden in de gemeente Sneek. WBS vordert betaling van € 16.709,77 van Schot, die de facturen niet heeft voldaan. Schot betwist de vordering en stelt dat WBS niet heeft voldaan aan de kwaliteitseisen, waardoor zij recht heeft op vervangende schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat Schot de facturen van WBS, vermeerderd met rente en kosten, moet betalen. De door Schot aangevoerde opleverpunten zijn niet aan te merken als nieuwe of verborgen gebreken, zodat WBS daarvoor na oplevering niet aansprakelijk kan worden gehouden. De kantonrechter wijst de tegenvordering van Schot af, omdat WBS niet in verzuim is en de klachten niet zijn aangetoond als verborgen gebreken. De proceskosten komen voor rekening van Schot, omdat zij ongelijk krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10568209 \ CV EXPL 23-2817 (PA)
Uitspraakdatum: 13 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
WBS Infra B.V.
gevestigd te Sneek
eiseres
verder te noemen: WBS
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
de besloten vennootschap
Schot Infra B.V.
gevestigd te Broek op Langedijk
gedaagde
verder te noemen: Schot
gemachtigde: mr. J.A. Abma
De zaak in het kort
In deze zaak draait het om de overeenkomst van aanneming van werk met betrekking tot bestrating in de gemeente Sneek. De vraag die voorligt is of Schot de facturen van WBS moet betalen, of dat Schot de betaling van de facturen mag verrekenen met vervangende schadevergoeding omdat WBS het straatwerk niet goed zou hebben uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat Schot de facturen van WBS, vermeerderd met rente en kosten, moet betalen. De door Schot aangevoerde opleverpunten zijn niet aan te merken als nieuwe of verborgen gebreken, zodat WBS daarvoor na oplevering niet aansprakelijk kan worden gehouden.

1.Het procesverloop

1.1.
WBS heeft bij dagvaarding van 15 juni 2023 een vordering tegen Schot ingesteld. Schot heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 20 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Schot heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Schot bij brief van 9 februari 2024 nog stukken toegezonden en WBS heeft nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.

2.De feiten

2.1.
Op 15 juni 2021 hebben partijen een aannemingsovereenkomst gesloten (hierna ook: de overeenkomst). Op grond van deze overeenkomst heeft WBS als onderaannemer in opdracht van Schot bestratingswerkzaamheden verricht aan de Zijlroede, Wierde en Wagenbrugge in Sneek voor de gemeente Sudwest Frysland (hierna: de gemeente). De aanneemsom bedroeg € 85.000,00 ex btw.
2.2.
In de overeenkomst staat onder andere het volgende:
B Het werk
De opdrachtgever heeft opgedragen aan de aannemer, die deze opdracht heeft aanvaard,
het volgende werk:
Besteksposten: 420010, 420020, 420030, 420040, 421010, 421020, 422010, 422020,
422030, 423010, 423020, 430010, 430020, 430030, 440010 en 440020 van de percelen 1, 2
en 3.
Het aan de aannemer opgedragen werk is omschreven in het bestek “ Rioolvervanging
Zijlroede, Wierde en Wagenbrugge”te Sneek, nummer [OW-nummer] , d.d. 4 mei 2021 , met
bijbehorende bestek-tekeningnummer 03, 07, 11, 04, 08 en 12 met allen d.d. 09 04 - 2021.
D Aanvang van het werk, tijdstip van oplevering, uitvoeringsduur, werkplan en
Onderhoudstermijn
De aannemer zal met de uitvoering van het werk een aanvang maken op d.d. maandag 20
september 2021 . Het werk dient te zijn opgeleverd op maandag 21 februari 2021 (in
overleg met projectleider de heer D. [betrokkene 1] ). De uitvoering van het werk dient in
overeenstemming te zijn met het werkplan dat voor aanvang van het werk gezamenlijk door
partijen zal worden vastgesteld. De onderhoudstermijn bedraagt zoals in eerder genoemd
bestek staat vermeld.
2.3.
In het Bestek “ Rioolvervanging Zijlroede, Wierde en Wagenbrugge” te Sneek, nummer [OW-nummer] , d.d. 30 april 2021 staat in het deel
“1. Algemeen”in artikel 1.06 het volgende:
“De onderhoudstermijn als bedoeld in paragraaf 11 lid 1 van UAV 2012 bedraagt 6 maanden per afgerond en opgeleverd onderdeel (perceel).”
De in de overeenkomst genoemde bestekposten zijn beschreven onder
“2 Beschrijving 2.2 Nadere beschrijving”.
2.4.
In paragraaf 11 lid 2 het Besluit Vaststelling Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en technische installatiewerken 2012 (UAV 2012) is het volgende bepaald:
“De aannemer is gehouden gebreken, welke in de onderhoudstermijn aan de dag treden, te herstellen, met uitzondering echter van die, waarvoor de opdrachtgever op grond van § 5, tweede lid de verantwoordelijkheid draagt of waarvoor hij op grond van § 5, derde of vierde lid, aansprakelijk is. Onder de in dit lid bedoelde gebreken vallen niet die gebreken die het gevolg zijn van onjuist of onzorgvuldig gebruik dan wel gekwalificeerd kunnen worden als normaal te verwachten slijtage als gevolg van het feitelijke gebruik.”
2.5.
WBS is op 11 oktober 2021 gestart met haar werkzaamheden aan de hand van de door Schot aangeleverde tekeningen.
2.6.
Op 21 april 2022 heeft er een vooroplevering plaatsgevonden van het gehele werk (dus het straatwerk in De Zijlroede, Wierde en Wagenbrugge).
2.7.
Op 26 april 2022 heeft Schot per e-mail aan WBS een proces-verbaal van oplevering gestuurd. Schot verzoekt daarbij de in het opnamerapport vermelde herstelpunten uiterlijk 12 mei 2022 te verhelpen omdat zij het werk aan de gemeente op 13 mei 2022 zal opleveren. In het proces verbaal oplevering staat op het voorblad:
“Het algemene beeld van de bestratingswerkzaamheden voldoen niet aan de verwachtingen/eisen. Denk hierbij aan de volgende punten:
  • Het niet vlak liggen van trottoirs (hol)
  • Zaagwerk
  • Kuilen in de rijbaan
  • Overgangen van verschillende elementen verhardingen.
(..) Algemeen verhaal is het overtollig brekerzand opruimen en verwerken in de open bestrating (invegen!). (..)”
2.8.
Op 2 mei 2022 heeft er een rondgang op het werk plaatsgevonden. Bij e-mail van 3 mei 2022 stuurt Schot aan WBS een bijgewerkte lijst van het proces-verbaal van oplevering. In de e-mail staat verder het volgende:

(…) Hiermee zijn alle straatwerktechnische restpunten afgerond. Wat nog openstaat is voor Schot.”
2.9.
Bij e-mail van 10 mei 2022 bericht Schot aan WBS onder meer het volgende:

Ook is het werk nu goedgekeurd echter niet met vlag en wimpel, we hebben een onderhoudstermijn van 6 maanden, hoe gaan we hier mee om? Wij en de gemeente Sudwest Fryslan verwachten wel nog garantie werk na 6 maanden mocht dit aanwezig zijn. (…)”
2.10.
Op 13 mei 2022 heeft de eindoplevering tussen Schot en de gemeente plaatsgevonden.
2.11.
Bij e-mail van 13 mei 2022 bericht Schot aan WBS dat zij een oplevering heeft gehad met de gemeente. In deze mail schrijft Schot verder het volgende:
“In de bijlage de foto’s van vandaag, hier staan ook oude punten, graag e.e.a. spoedig oplossen naar tevredenheid.”
2.12.
Op 3 juni 2022 heeft WBS per Whatsapp, met bijvoeging van foto’s, aan Schot bericht dat alle opleverpunten zijn gedaan, en dat zij graag de GPS meting ontvangen.
2.13.
Op 8 juni 2022 heeft Schot het gehele werk met GPS ingemeten. De resultaten van deze inmeting zijn op 20 en 21 juni 2022 per e-mail aan WBS gestuurd.
2.14.
Bij e-mail van 21 juni 2022 met als onderwerp
“afrekening werkzaamheden Sneek”deelt Schot aan WBS o.a. mee dat WBS in het kader van de
“verrekenbare hoeveelheden”te veel factureert. In deze mail schrijft Schot verder, het volgende:
“Naast bovenstaand punt vragen wij ons af dat bij einde onderhoudstermijn de mogelijke ontstane gebreken dan nog door WBS worden opgelost gezien het aantal opleverpunten bij oplevering. Raming herstelpunten na onderhoudstermijn per hofje twee dagen werk met een koppel kom je op ca. 48 uur koppel x € 74,00 = € 3.552,00 ex. BTW. (…)”
2.15.
Bij brief van 18 juli heeft de gemachtigde van WBS Schot gesommeerd om de openstaande facturen, totaal € 13.668,10, vermeerderd met rente en incassokosten, te betalen.
2.16.
Bij brief van 28 juli 2022 heeft Schot op de sommatie, voor zover van belang als volgt gereageerd:
“(…)
De kwaliteit van het door WBS geleverde werk.
WBS stelt dat hij heeft vernomen dat onze opdrachtgever, de gemeente SudWest-Fryslan, tevreden is over het uitgevoerde werk van WBS. Het tegendeel is waar en met name niet over het proces dat tot het huidige resultaat heeft geleid. Zie ook de mail van [betrokkene 1] van 26-04-2022 met ‘proces verbaal van oplevering’ In dit proces verbaal (zie bijlage 14 ) staan ontzettend veel opleverpunten vermeld. WBS heeft deze punten weliswaar hersteld, echter is er nog contractueel een onderhoudstermijn van zes maanden welke eindigt op 13 november aanstaande.
In mijn optiek raamt [betrokkene 1] in zijn mail van 21-06-2022 het bedrag voor werkzaamheden tijdens de onderhoudsperiode bijzonder laag, gezien het gehele werk op 13 november moet voldoen aan alle eisen zoals deze in de RAW-Standaard staan omschreven. (zie bijlage 3 Kwaliteitseisen 2015 is gelijk aan 2020) (…)”
2.17.
Bij brief van 7 november 2022 bericht de gemachtigde Schot aan WBS dat er opnieuw een opname is geweest met de gemeente en dat het werk op een tal van punten niet conform het bestek en de RAW-eisen is uitgevoerd. Schot handhaaft het beroep op opschorting. Verder wordt WBS gesommeerd om binnen een week te bevestigen
“dat de gebreken als vermeld in het opnamerapport van 27 oktober jl. in overleg met cliënte zullen worden hersteld , zulks conform het bestek en de daarin opgenomen eisen uit de RAW.”
2.18.
In de inleiding van het opnamerapport van 27 oktober 2022 staat het volgende:
“Het algemene beeld van de bestratingswerkzaamheden voldoen niet aan de verwachtingen en kwaliteitseisen RAW2000.
Denk hierbij over het algemeen aan de volgende punten:
  • Het niet-juist op afschot liggen van trottoirs (hol/bol);
  • Zaagwerk slordig en foutief;
  • Kuilen in de rijbaan, onjuist profiel van rijbaan;
  • Overgangen van verschillende elementenverhardingen onjuist;
  • Knipwerk rondom objecten slordig en foutief;
  • Klik aan het straatwerk veel te hoog:
Het rapport bevat verder foto’s van de straatwerkzaamheden, waaronder staat wat er aan het gemaakte werk niet juist is.
2.19.
De gemachtigde van WBS heeft op de sommatie van Schot afwijzend gereageerd volgens o.a een e-mail van 21 november 2022. Daarin staat het volgende:
(…) In het opnamerapport dat u op 7 november. toezond wordt geen onderscheid gemaakt tussen (verkeers)schade en verzakkingen. Voorts heeft uw cliënte in dit opnamerapport allerlei punten opgenomen van werk dat reeds is goedgekeurd en opgeleverd. Uw cliënt kan daar niet achteraf op terugkomen. (…) Vanzelfsprekend gaat cliënte niet over tot het uitvoeren van werkzaamheden zonder dat vooraf duidelijk wordt gemaakt welke opleverpunten als (verkeers)schade en welke als gevolg van verzakkingen worden aangemerkt. Het ligt op de weg van uw cliënte om dit per punt kenbaar te maken. Het enige dat uw cliënte nu doet is een omvangrijke lijst toesturen zonder het soort schade of oorzaak te vermelden en zonder aan te geven welke partij deze punten volgens haar zou moeten herstellen. (…)”
2.20.
Partijen hebben in daarop volgende correspondentie hun standpunt herhaald. Op 17 januari 2023 is een gezamenlijke opname geweest.
2.21.
Op 8 en 15 maart 2023 heeft een keuring plaatsgevonden door SEB.
Het geschil
De vordering van WBS
2.22.
WBS vordert dat de kantonrechter Schot veroordeelt tot betaling van € 16.709,77.
2.23.
WBS legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij in opdracht en voor rekening van Schot werkzaamheden heeft verricht en dat Schot, ondanks verzoeken daartoe, heeft nagelaten de daartoe verzonden facturen te voldoen. Het gaat om een bedrag van in totaal € 15.777,00. Daarnaast maakt WBS aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 932,77 en de wettelijke handelsrente van € 1.450,04, berekend tot en met 31 mei 2023.
2.24.
Schot betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat WBS niet in staat is gebleken het straatwerk te laten voldoen aan de minimale kwaliteitseisen, ondanks herhaalde verzoeken en aanmaningen daartoe. WBS heeft geen herstelwerk uitgevoerd. Omdat het einde van de onderhoudstermijn in zicht kwam en Schot zich jegens de gemeente moest verantwoorden, is op 27 oktober 2022 een opname van het werk gedaan. WBS is gesommeerd om de gebreken genoemd in het rapport te herstellen conform het bestek. WBS heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven, waardoor de in de sommatie genoemde omzettingsverklaring effect heeft gekregen. Schot stelt dat zij recht heeft op vervangende schadevergoeding. Het herstel is inmiddels uitgevoerd en de kosten daarvan zijn door Schot betaald. Voor zover WBS enig bedrag van Schot te vorderen heeft, doet Schot een beroep op verrekening.
De tegenvordering van Schot
2.25.
Schot vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter WBS veroordeelt tot betaling van € 25.000,00.
2.26.
Schot legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij schade heeft geleden door het slechte werk van WBS. Schot verwijst daartoe naar het rapport van SEB. Schot heeft aan Spoelstra en Nijboer een bedrag van € 40.331,00 betaald voor het herstellen van gebreken aan het door WBS uitgevoerde bestratingswerk. Schot beperkt haar vordering tot € 25.000,00 aan herstelkosten sec die Schot heeft betaald aan Spoelstra en Nijboer, waarbij zij haar recht voorbehoudt het meerdere van Schot te vorderen.
2.27.
WBS voert verweer tegen de tegenvordering.
2.28.
Op de standpunten van partijen zal hierna bij de beoordeling – voor zover van belang – verder worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter ziet aanleiding om de tegenvordering van Schot eerst te bespreken.
de tegenvordering
3.2.
Schot heeft vervangende schadevergoeding gevorderd van WBS. De kantonrechter is van oordeel dat WBS ten aanzien van de door Schot genoemde punten niet in verzuim is, zodat de vordering niet toewijsbaar is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Inhoud overeenkomst
3.3.
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat de overeenkomst tussen Schot en WBS is te kwalificeren als overeenkomst tot aanneming van werk. [1] Partijen verschillen van mening welke stukken deel uitmaken van deze overeenkomst.
3.4.
WBS stelt dat partijen een gedeelte van het bestek met elkaar zijn overeengekomen, namelijk de specifiek genoemde bestekposten in de aannemingsovereenkomst met bijbehorende bestektekeningen. Schot stelt daarentegen dat van de overeenkomst deel uitmaakt de aannemingsovereenkomst met één bijlage, te weten de inschrijfstaat Scheltus Bestratingen, het bestek, de Standaard RAW bepalingen 2020 (hierna: de Standaard), de UAV 2012 en de Voorwaarden van aanneming Schot Infra B.V. (hierna: de algemene voorwaarden).
3.5.
Het staat vast dat WBS naar aanleiding van een daartoe door Schot gedaan verzoek een offerte aan Schot heeft uitgebracht. Van die offerte hebben het bestek en de tekeningen van de nieuwe situatie per straat die door Schot aan WBS is toegestuurd de grondslag gevormd. Ook heeft Schot aan WBS de inschrijfstaat van Scheltus Bestratingen meegestuurd. Het verzoek van Schot is een uitnodiging van haar tot het doen van een aanbieding voor realisering van het in die stukken genoemde werk. Gelet op deze omstandigheden moet ervan worden uitgegaan dat het gehele bestek met tekeningen onderdeel zijn geworden van de overeenkomst. De kantonrechter merkt nog op dat het door Schot overgelegde bestek is gedateerd op 30 april 2021, terwijl in de overeenkomst wordt verwezen naar een versie van 4 mei 2021. Aangezien partijen hierover verder niets hebben gesteld gaat de kantonrechter ervan uit dat er tussen beide versies geen verschillen zijn, die voor de beoordeling van dit geschil van belang zijn.
3.6.
Met betrekking tot de UAV 2012 wordt het volgende overwogen. Schot stelt dat de UAV 2012 van toepassing zijn op de overeenkomst, maar zij heeft die stelling tegenover de gemotiveerde betwisting van WBS onvoldoende onderbouwd. In de overeenkomst zijn de UAV 2012 niet van toepassing zijn verklaard. Schot heeft slechts in algemene termen verwezen naar het bestek en de RAW, maar zij heeft de precieze bepaling waarin de UAV 2012 (als geheel) van toepassing worden verklaard niet genoemd.
3.7.
Weliswaar is in de overeenkomst opgenomen dat “
de onderhoudstermijn bedraagt zoals in eerder genoemd bestek staat vermeld”. Hieruit kan de algehele toepassing van de UAV 2012 echter niet worden afgeleid.
3.8.
Wel kan naar het oordeel van de kantonrechter op basis van het voorgaande worden vastgesteld dat partijen een onderhoudstermijn zijn overeengekomen. Immers, in het bestek staat dat de onderhoudstermijn als bedoeld in paragraaf 11 lid 2 UAV 2012 6 maanden bedraagt (zie ook 2.3).
3.9.
Hieruit volgt dat dat WBS als aannemer na de dag waarop het werk is opgeleverd niet meer aansprakelijk is voor tekortkomingen in het werk, behoudens de gebreken, die in de onderhoudstermijn aan de dag treden, en verborgen gebreken. Dienaangaande rust op Schot de stelplicht en bewijslast. Dit betekent dat zij moet stellen en – bij voldoende gemotiveerde betwisting door WBS – moet bewijzen dat sprake is van gebrek in het werk, waarvoor WBS aansprakelijk kan worden gehouden, en dat WBS in verzuim is.
3.10.
Schot heeft veel klachten over het door WBS uitgevoerde straatwerk. WBS heeft daartegen onder meer aangevoerd dat zij niet aansprakelijk is voor de klachten van Schot omdat Schot die klachten al had ontdekt of had kunnen ontdekken op het moment van oplevering. Er heeft op 3 of 13 mei 2023 een oplevering plaatsgevonden en de gebreken die tijdens deze oplevering zichtbaar waren (maar niet als opleverpunt zijn vastgelegd) worden geacht te zijn geaccepteerd door Schot. Schot kan niet achteraf alsnog herstel daarvan eisen, aldus WBS. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Oplevering
3.11.
Partijen zijn het erover eens dat er op 21 april 2022 een opname van het werk heeft plaatsgevonden, waarbij [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ), [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) en [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ) van Schot aanwezig waren, samen met twee personen van de gemeente. Bij die gelegenheid heeft Schot een proces verbaal van oplevering gemaakt, welke op 26 april 2022 aan WBS is verzonden. In het proces verbaal van oplevering is een restpuntenlijst opgenomen. In die lijst worden 44 punten opgesomd. Het gaat daarbij om onder meer het niet vlak liggen van trottoirs (hol), zaagwerk, kuilen in de rijbaan en overgangen van verschillende elementenverhardingen.
3.12.
WBS heeft gesteld dat zij alle punten die genoemd zijn in het proces verbaal van oplevering heeft hersteld. Zij verwijst daartoe allereerst naar een e-mail van Schot van 3 mei 2022. In die e-mail stuurt Schot aan WBS een bijgewerkte lijst van het proces verbaal van oplevering. Daarin is te zien aan de hand van groene vinkjes en rode kruisjes welke punten gereed zijn. In bovengenoemde e-mail deelt [betrokkene 3] namens Schot aan WBS mee dat hiermee alle straatwerktechnische restpunten zijn afgerond en wat nog openstaat voor Schot is. Schot stelt weliswaar dat [betrokkene 3] niet bevoegd was om dit namens Schot mee te delen maar Schot heeft zelf de keuze gemaakt de rondgang door [betrokkene 3] te laten doen. Voor zover namens Schot een ander de rondgang had moeten doen, komt dat voor rekening en risico van Schot. Nu Schot dit (kennelijk) heeft nagelaten, kan zij de gevolgen daarvan niet afwentelen op WBS.
3.13.
Verder heeft WBS gewezen op de e-mail van 10 mei 2022 van [betrokkene 1] , waarin hij aan WBS heeft meegedeeld dat het werk is goedgekeurd “echter niet met vlag en wimpel”. Wat met dit laatste precies wordt bedoeld wordt niet duidelijk gemaakt in de mail van 10 mei 2020 (zie 2.9). Schot heeft daaromtrent ook niets concreets gesteld. Schot stelt zelf dat op 13 mei 2022 de oplevering is geweest tussen Schot en de gemeente.
3.14.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het werk in elk geval op 13 mei 2022 tussen partijen is opgeleverd. WBS heeft gesteld dat de daarbij gebleken opleverpunten zijn hersteld. Onbetwist heeft WBS in dat verband gewezen op het Whatsapp bericht van 3 juni 2022 en de daarbij gevoegde foto’s. Gelet hierop en gelet op de brief van Schot van 28 juli 20220 (zie 2.12 en 2.16) gaat de kantonrechter uit van de juistheid van deze stelling.
Onderhoudstermijn
3.15.
Partijen zijn het erover eens dat de onderhoudstermijn geldt over de periode 13 mei 2022 tot 13 november 2022. Aldus moet worden beoordeeld of Schot met de thans gestelde klachten al bekend was of had kunnen zijn op het moment van oplevering.
3.16.
Schot heeft aan haar vordering onder meer ten grondslag gelegd de opname van het werk met de gemeente op 27 oktober 2022 en het daarbij opgestelde rapport. Bij brief van 7 november 2022 heeft Schot het opnamerapport aan WBS verzonden en verzocht om herstel van de daarin genoemde gebreken. WBS heeft gemotiveerd uiteen gezet dat de in het rapport genoemde gebreken ofwel al zijn hersteld en aanvaard door Schot dan wel dan het gaat om gebreken die niet eerder kenbaar zijn gemaakt als gebrek. De kantonrechter is van oordeel dat Schot daar tegenover onvoldoende heeft onderbouwd dat het gaat om gebreken, waarvoor WBS in het kader van de onderhoudstermijn aansprakelijk kan worden gehouden. Daarbij wordt betrokken dat het algemeen geschetste beeld in de inleiding van het opname rapport van 26 april 2022 (zie 2.7) in hoofdzaak gelijkluidend is aan de inleidende beschrijving van het algemene beeld van bestrating werkzaamheden en de punten waaraan niet wordt voldaan in het rapport van 27 oktober 2022 (zie 2.18) .
3.17.
Voor zover Schot stelt dat het verborgen gebreken zijn, heeft Schot, tegenover de gemotiveerde betwisting van WBS, onvoldoende uiteengezet waarom de genoemde punten verborgen gebreken zijn en waarom die gebreken niet eerder hadden kunnen worden opgemerkt. Er wordt bijvoorbeeld door Schot gesteld dat er geen specie is afgestoken maar het gebrek is terug te brengen tot de (volgens Schot onjuiste) hoogte van het werk: dat gebrek is niet pas na oplevering aan het licht gekomen en is daarom geen verborgen gebrek. Met WBS is de kantonrechter van oordeel dat uit de opleverstukken en daarna gevoerde correspondentie kan worden afgeleid dat over alle klachten al was gecorrespondeerd dan wel bleken de klachten uit het opleverstukken. Indien deze opleverpunten niet naar genoegen waren hersteld door WBS had het op de weg van Schot gelegen om het werk af te keuren, maar dat heeft ze niet gedaan.
3.18.
De kantonrechter concludeert dat Schot niet heeft aangetoond dat de gestelde klachten pas tijdens de onderhoudstermijn aan het licht zijn gekomen en evenmin zijn aan te merken als verborgen gebreken. De kantonrechter zal daarom niet ingaan op de afzonderlijke gebreken, die naar aanleiding van de SEB keuring zouden zijn gebleken.
3.19.
Het voorgaande betekent dat WBS niet in verzuim is. Schot was daarom niet gerechtigd haar vordering tot nakoming om te zetten in vervangende schadevergoeding. Dit betekent dat de omzettingsverklaring geen effect heeft gehad. Schot kan dan ook geen aanspraak maken op vervangende schadevergoeding van WBS.
3.20.
De conclusie van het bovenstaande is daarom dat de vordering van Schot zal worden afgewezen.
3.21.
De proceskosten komen voor rekening van Schot, omdat zij ongelijk krijgt.
de vordering van WBS
3.22.
De vordering van WBS spitst zich toe op het factureerde bedrag voor het straatwerk uit hoofde van de overeenkomst. WBS heeft door middel van een credit factuur de “verrekenbare hoeveelheden” en schade aan een plantenborder in mindering gebracht. Schot heeft de juistheid van het per saldo berekende bedrag ad € 15.777,- niet betwist, met uitzondering van de zaagkosten. Met betrekking tot dit verweer wordt het volgende overwogen.
De zaagkosten mocht WBS in rekening brengen
3.23.
WBS vordert een bedrag van € 3.042,00 aan zaagkosten. WBS stelt dat partijen mondeling zijn overeengekomen dat WBS zaagkosten als meerwerk in rekening mocht brengen. Volgens WBS is het meerwerk steeds op de opdrachtbonnen van Schot verwerkt aan de hand van de weekrapporten van WBS en daarmee door Schot goedgekeurd. Schot heeft in haar schriftelijk verweer aangevoerd dat partijen geen afwijkende afspraak hebben gemaakt en dat de zaagkosten niet verrekenbaar zijn op grond van het bestek omdat deze zijn inbegrepen in de prijs per eenheid.
3.24.
Op zitting stelt Schot voor het eerst dat partijen een afwijkende afspraak hebben gemaakt, namelijk dat de kosten voor het zaagwerk voor particulieren wel in rekening mocht worden gebracht door WBS. Deze stelling staat haaks op het eerdere standpunt van Schot. Schot heeft niet eerder erkend dat voor de zaagkosten mondeling een afwijkende afspraak is gemaakt, hetgeen in strijd is met haar verplichting ex artikel 21 van het Wetboek van Rechtsvordering om de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Het door Schot gestelde onderscheid van zaagwerk voor particulieren en regulier zaagwerk is door WSB betwist en vindt geen steun in de overgelegde stukken. De kantonrechter oordeelt dat WSB haar vordering op dit punt voldoende heeft aangetoond. Dit betekent dat Schot gehouden is ook het bedrag van € 3.042,00 aan zaagkosten te betalen.
3.25.
In totaal is Schot een bedrag van € 15.777,00 als hoofdsom aan WBS verschuldigd.
3.26.
Schot heeft een beroep op opschorting en verrekening en gedaan in verband met de tegenvordering tot betaling van vervangende schadevergoeding op grond van gebreken.
3.27.
Schot mag als opdrachtgever zijn betalingsverplichtingen jegens WBS als aannemer opschorten als zij een opeisbare vordering tot herstel op WBS heeft, maar daarvoor is wel vereist dat WBS in verzuim is. Indien WBS niet in verzuim is, kan Schot niet opschorten. Wanneer Schot wel met succes een beroep zou kunnen doen op een opschortingsrecht, moet de opschorting proportioneel ten opzichte van het te betalen bedrag.
3.28.
De in geschil zijnde facturen van WBS zijn in beginsel opeisbaar vanaf de respectieve vervaldata, zijnde 9 mei 2022, 12 juni 2022, 20 juni 2022, 2 juli 2022, 8 juli 2022 en 18 september 2022. Het totaal betrokken factuurbedrag bedroeg toen € 17.028,60. Bij de beoordeling van de tegenvordering is geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat WBS in verzuim is met betrekking tot de gestelde gebreken, zodat Schot op die grond zich niet op opschorting kan beroepen. Het beroep op verrekening met de vervangende schadevergoeding slaagt daarom ook niet.
3.29.
Wel staat tussen partijen vast dat WSB een bedrag van € 876,70 te hoog heeft gefactureerd wegens verrekenbare hoeveelheden. Ook heeft WSB op enig moment een bedrag van € 371,90 voor schade aan een plantenborder erkend. Deze bedragen zijn dermate gering dat zij geen opschorting van het toentertijd openstaande bedrag van € 17.028,60 rechtvaardigden.
3.30.
De kantonrechter gaat ervan uit dat na opgave van de resultaten van de GPS-meting op 20 en 21 juni 2022 een afrekening is gemaakt van de verrekenbare hoeveelheden, zodat de vervaldatum van de laatste factuur (18 september 2022) als datum van opeisbaarheid van het totaalbedrag van € € 15.777,00 wordt aangenomen. De gevorderde rente over de hoofdsom zal daarom met ingang van 18 september 2022 worden toegewezen.
3.31.
WBS vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van een bedrag
€ 932,77. Tegen deze vordering is geen afzonderlijk verweer gevoerd en zal worden toegewezen.
3.32.
De proceskosten (inclusief nakosten) komen voor rekening van Schot, omdat zij merendeels ongelijk krijgt. De kosten van de dagvaarding bedraagt € 106,72. Het griffierecht bedraagt € 1.384,00. Het salaris gemachtigde van WBS wordt vastgesteld op een bedrag van € 812,00 (2 punten x tarief € 406,00). De nakosten worden begroot op € 135,00 plus de kosten van betekening zoals vermeld onder de beslissing. Ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld onder de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
4.1.
veroordeelt Schot tot betaling aan WBS van € 16.709,77, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 15.777,00 vanaf 18 september 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
4.2.
veroordeelt Schot tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten) die worden vastgesteld op een bedrag van € 2.437,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Schot niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
veroordeelt Schot tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
4.6.
wijst de vorderingen af;
4.7.
veroordeelt Schot tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten), die tot en met vandaag voor WBS worden vastgesteld op een bedrag van € 406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Schot niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.8.
veroordeelt Schot tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.7. en 5.8. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en op 13 maart 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).