In deze zaak heeft de vennootschap onder firma (V.O.F.) werkzaamheden verricht voor de gedaagde en vordert zij betaling van een factuur van € 1.826,50, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is niet verschenen op de zitting en heeft de hoogte van het factuurbedrag niet betwist, maar stelt dat hij schade heeft geleden door de werkzaamheden van V.O.F. en vordert deze schade terug. De kantonrechter heeft op 3 april 2024 geoordeeld dat de gedaagde moet betalen, omdat hij zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd en niet ter zitting is verschenen. De kantonrechter heeft de vordering van V.O.F. toegewezen en de tegenvordering van gedaagde afgewezen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die binnen veertien dagen na aanschrijving moeten worden voldaan.