ECLI:NL:RBNHO:2024:2455

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10837949 \ CV EXPL 23-5439
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake betaling uit overeenkomst gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 20 maart 2024 een verstekvonnis uitgesproken in de zaak van de besloten vennootschap Nederlands Slaap Instituut B.V. tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 715,95, vermeerderd met wettelijke rente over een bedrag van € 801,79 vanaf 26 oktober 2023, alsook vergoeding van proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst inzake gezondheidszorg, waarbij de gedaagde partij de rekening niet heeft voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen een handelaar en een consument is gesloten, en dat de wettelijke informatieplichten van boek 6, Titel 5, Afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet van toepassing zijn, omdat artikel 6:230h lid 2 sub d BW bepaalt dat deze bepalingen niet gelden voor overeenkomsten betreffende gezondheidszorg. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, met uitzondering van een niet gespecificeerd bedrag aan vervallen wettelijke rente, en heeft de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld. De beslissing houdt in dat de gedaagde partij € 647,32 moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 november 2023, en de proceskosten van in totaal € 587,48.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10837949 \ CV EXPL 23-5439
Uitspraakdatum: 20 maart 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
Nederlands Slaap Instituut B.V.
gevestigd te Amersfoort
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder B.E.J. Caminada
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 715,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 801,79 vanaf 26 oktober 2023. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten. De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag dat tussen partijen een overeenkomst inzake gezondheidszorg tot stand is gekomen en dat de gedaagde partij de rekening niet heeft betaald.
2.2.
De overeenkomst is tot stand gekomen tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van boek 6, Titel 5, Afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. In dit geval zijn die bepalingen echter niet van toepassing vanwege het volgende.
2.3.
In artikel 6:230h lid 2 sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de bepalingen van boek 6, Titel 5, Afdeling 2B BW niet van toepassing zijn op overeenkomsten betreffende gezondheidszorg zoals bedoeld in artikel 3 onderdeel a van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 (
PbL 88/45). Artikel 3 onderdeel a van die richtlijn bepaalt dat onder gezondheidszorg wordt verstaan: gezondheidsdiensten die door gezondheidswerkers aan patiënten worden verstrekt om de gezondheidstoestand van deze laatsten te beoordelen, behouden of herstellen. Daarvan is in dit geval sprake, omdat de eisende partij ten behoeve van de gedaagde partij een geneeskundige behandeling heeft verricht. De onderhavige overeenkomst kwalificeert dus als een overeenkomst betreffende gezondheidszorg. De kantonrechter zal daarom niet ambtshalve toetsen aan de (pre)contractuele informatieplichten van boek 6, Titel 5, Afdeling 2B BW.
2.3.
De vordering zal worden toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Dit geldt eveneens voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 145,53.
2.4.
De eisende partij heeft een bedrag aan vervallen wettelijke rente gevorderd. Zij heeft echter niet gespecificeerd over welke periode deze rente is berekend. De kantonrechter kan daardoor niet beoordelen of er een grondslag voor deze vordering bestaat. Voor zover de eisende partij stelt dat de factuur niet is voldaan op de vervaldatum van 21 dagen na de factuurdatum en daarom het verzuim toen is ingetreden, gaat dat betoog niet op. Gesteld noch gebleken is dat partijen een betaaltermijn van 21 dagen zijn overeengekomen. De enkele vermelding van die termijn op de factuur is onvoldoende. Daarom wordt dit onderdeel van de vordering afgewezen. De rente zal wel worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, zoals hierna vermeld.
2.5.
De gedaagde partij heeft na het verstrijken van de veertiendagentermijn een bedrag van € 300,00 voldaan. Deze deelbetaling strekt, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, eerst in mindering van de kosten. Dit maakt dat de gedaagde partij de buitengerechtelijke incassokosten reeds heeft voldaan. Het resterende bedrag van de deelbetaling, een bedrag van € 154,47 (€ 300,00 - € 145,53), strekt in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 647,32 (€ 801,79 - € 154,47) zal worden toegewezen.
2.6.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 647,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 november 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 130,48 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier
De griffier De kantonrechter