ECLI:NL:RBNHO:2024:2432

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
C/15/348791 / KG ZA 24-52
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging zorgregeling en nakoming zorgregeling in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 15 maart 2024, is een kort geding aan de orde waarin de vader en de moeder van twee minderjarigen betrokken zijn. De vader vordert nakoming van de zorgregeling die op 21 augustus 2019 door de rechtbank is vastgesteld, terwijl de moeder verzoekt om wijziging van deze zorgregeling. De moeder heeft de omgang tussen de kinderen en de vader begin januari 2024 stopgezet en stelt dat de vader niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. De vader ontkent deze beschuldigingen en stelt dat de moeder de kinderen bij hem weg houdt. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de minderjarigen hun mening kenbaar gemaakt, waarbij zij hebben aangegeven niet meer bij de vader te willen verblijven. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de vader tot nakoming van de zorgregeling moet worden afgewezen, omdat dit in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De vordering van de moeder tot wijziging van de zorgregeling wordt eveneens afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/348791 / KG ZA 24-52
Vonnis in kort geding van 15 maart 2024
in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats]
,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. Y. Bruin te Heerhugowaard,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats]
,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.A.S. Matheij te Heemstede.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, uitgebracht op 20 februari 2024, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, ingekomen op 28 februari 2024, met bijlagen, tevens houdende eis in reconventie.
  • de brieven van na te noemen minderjarigen van 21 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 4 maart 2024
.Aanwezig waren partijen en hun advocaten. Mr. Matheij heeft gepleit overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities.
1.3.
De minderjarige [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [de minderjarige 1] heeft voorafgaand aan de zitting haar mening in raadkamer kenbaar gemaakt. [de minderjarige 2] heeft zich afgemeld.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd. Bij beslissing van het Amtsgericht [plaats] van 17 december 2019 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.2.
Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen: [de minderjarigen] :
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Duitsland;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Duitsland.
2.3.
Bij beslissing van het Amtsgericht [plaats] van 11 augustus 2017 is het “Aufenthaltbestimmungsrecht”, het recht om te bepalen waar de kinderen verblijven, overgedragen aan de moeder; voor het overige is het gezamenlijk gezag is stand gebleven.
2.4.
De moeder is in 2017 met de kinderen vanuit Duitsland naar Nederland verhuisd.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 augustus 2019 is de tussen partijen overeengekomen zorgregeling vastgesteld. Dit betreft een basisregeling die inhoudt de kinderen eenmaal per maand bij de vader verblijven. De moeder stelt de regeling jaarlijks op. Feitelijk verblijven de kinderen maandelijks een weekend vanaf vrijdagmiddag 17.30 uur tot zondag rond 17.00 uur bij de vader.
2.6.
De vader is in 2022 naar Nederland verhuisd.
2.7.
De moeder heeft de omgang begin januari 2024 gestopt en de vader hierover op 8 januari 2024 aangeschreven (via de advocaten).
2.8.
De moeder heeft op 5 februari 2024 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend strekkende tot wijziging van de huidige zorgregeling in een regeling waarbij er geen basis zorgregeling geldt, maar waarbij de kinderen zelf aangeven wanneer zij met de vader willen afspreken. Verder heeft de moeder verzocht het gezamenlijke gezag over de kinderen te beëindigen en de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vader vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de moeder te veroordelen tot nakoming van de tussen de ouders afgesproken en
door de rechtbank op 21 augustus 2019 bekrachtigde zorgregeling, inhoudende dat
de minderjarigen eens per maand bij vader verblijven;
II. te bepalen dat de moeder aan de vader een dwangsom van € 500 verschuldigd is
voor iedere keer dat zij zich niet aan de geldende zorgregeling houdt, met een
maximum van € 10.000.
3.2.
De vader legt aan zijn vorderingen ten grondslag, kort weergegeven, dat de moeder sinds begin 2024 zonder gegronde reden weigert de overeengekomen en op 21 augustus 2019 bij beschikking vastgestelde zorgregeling na te komen. Er is immers geen sprake van bijzondere omstandigheden of contra-indicaties. De vader heeft nooit van de kinderen gehoord dat zij geen omgang meer willen. En al zou dat zou zijn, dan is dat onvoldoende reden om de omgang te staken. Integendeel, de moeder moet de omgang juist stimuleren.
De vader vermoedt dat de kinderen een loyaliteitsconflict hebben. De moeder heeft de vader geschreven dat zij zorgen heeft over de veiligheid van de kinderen bij hem. De vader herkent dat niet, maar hij vindt dat partijen hierover in overleg moeten treden en zo nodig hulpverlening moeten inschakelen. De moeder weigert dit echter. Gezien de houding van de moeder is een dwangsom volgens de vader noodzakelijk om de moeder er toe te zetten de zorgregeling na te komen.
De vader stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, omdat zonder omgang het loyaliteitsconflict van de kinderen steeds groter dreigt te worden.
3.3.
De moeder voert verweer. Zij vordert de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, dan wel de vorderingen van de vader af te wijzen, onder veroordeling van de vader in de proceskosten.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De moeder vordert de huidige zorgregeling te wijzigen in een regeling waarbij er geen basis zorgregeling geldt maar waarbij de kinderen zelf aangeven wanneer zij met de vader willen afspreken, onder veroordeling van de vader in de proceskosten.
4.2.
De moeder stelt primair dat de vader geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, gelet op de lopende bodemprocedure, waarin de vader nota bene om aanhouding heeft verzocht. Verder stelt zij dat nakoming van de zorgregeling in strijd is met het belang van de kinderen. De moeder heeft ernstige zorgen over de woon- en leefomstandigheden van de vader, alsook over de uitvoering van zijn zorg- en opvoedingstaken. De vader heeft in Nederland geen vaste verblijfplaats en verblijft in een caravan. Het is er vervuild en er zijn onvoldoende basisvoorzieningen. De vader laat de kinderen het hele weekend aan hun lot over en hij schaft geen (sanitaire) voorzieningen aan. Bovendien manipuleert hij de kinderen en vertelt hij leugens. De moeder legt ter onderbouwing foto’s en een filmpje over van de woonomstandigheden van de vader. De kinderen hebben bij de vader aangekaart dat zij het niet fijn vinden bij hem, maar dat leidde alleen tot een boze reactie van de vader. Volgens de moeder willen de kinderen niet meer bij hun vader verblijven.
De moeder heeft de kinderen altijd gestimuleerd om naar hun vader te gaan, maar hun verzet wordt steeds groter. [de minderjarige 1] wordt inmiddels misselijk bij de gedachte dat zij naar de vader moet. [de minderjarige 2] is extra kwetsbaar vanwege zijn autisme en ADHD. Nadat een hulpverlener een melding bij Veilig Thuis heeft gedaan, was voor de moeder de maat vol en heeft zij de omgang gestaakt.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de nauwe verwevenheid van de vorderingen in conventie en in reconventie en de daaraan ten grondslag liggende stellingen, zullen deze vorderingen in het hierna volgende gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Nu de moeder de eerder overeengekomen en vervolgens vastgestelde zorgregeling niet nakomt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een spoedeisend belang.
5.3.
Bij de beoordeling van de onderhavige vorderingen geldt als uitgangspunt dat de door partijen overeengekomen en vervolgens bij beschikking van deze rechtbank van 21 augustus 2019 vastgestelde zorgregeling in beginsel moet worden nagekomen zolang deze haar kracht niet heeft verloren. Slechts als sprake is van dusdanige ernstige of bijzondere omstandigheden kan niet-nakoming gerechtvaardigd zijn. Bedoelde omstandigheden kunnen zich met name voordoen wanneer ofwel op grond van ná die beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten nakoming van de vastgestelde zorgregeling voor de ouder die de regeling dient na te komen klaarblijkelijk een noodtoestand doet ontstaan. Dit kan zijn omdat onverkorte nakoming kennelijk niet in het belang van de kinderen moet worden geoordeeld, of als aannemelijk is dat sinds de uitspraak waarvan nakoming wordt gevorderd sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat deze één van de wettelijke ontzegginsgronden oplevert en een beslissing van de bodemrechter op een verzoek tot wijziging van de eerder vastgestelde regeling niet kan worden afgewacht. Deze ontzegginsgronden staan vermeld in artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek en luiden kort gezegd: omgang levert ernstig nadeel op voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, de ouder is kennelijk ongeschikt of niet in staat tot omgang, het kind dat twaalf jaar of ouder is heeft ernstig bezwaar tegen omgang, omgang is anderszins in strijd met zwaarwegende belangen van het kind.
5.4.
De vader ontkent dat zijn woonsituatie wanordelijk en vies is en dat er geen goede voorzieningen zijn. Volgens hem zijn de door de moeder overgelegde foto’s gedateerd en de film zag op de situatie dat hij en de kinderen net terug waren van vakantie. De vader stelt dat hij de afgelopen periode een chalet huurde in verband met de omgang, dat hij altijd alle benodigdheden voor de kinderen koopt, omdat de kinderen nooit spullen of kleding bij zich hebben, dat hij elke dag voor hen kookt en dat zij tijdens de omgangsweekenden leuke dingen doen, zoals musea bezoeken, naar het strand, kamperen met vrienden. De vader weerspreekt dat de kinderen hem ooit hebben gezegd dat ze niet graag bij hem zijn. Volgens de vader houdt de moeder de kinderen bij hem weg en betrekt zij hem niet bij beslissingen. De vader doet er juist alles aan om het goed voor de kinderen te regelen.
5.5.
De moeder stelt dat de kinderen al langer niet meer naar de vader willen, maar dat zij de omgang altijd heeft gestimuleerd en dat zij zelfs het contact met de familie van de vader heeft onderhouden, met wie de vader zelf geen contact meer heeft. De kinderen hebben geprobeerd met de vader te praten over de situatie, maar zij voelen zich door hem niet gehoord en begrepen. Inmiddels zijn de kinderen op een leeftijd dat zij het gedrag van de vader niet meer accepteren en zij hebben haar gesmeekt om in te grijpen en de omgang te stoppen, aldus de moeder.
5.6.
Bij de stukken bevinden zich brieven van de Stichting Kinder- en Jongerenrechtswinkel Amsterdam van 21 februari 2024, met een korte weergave van de gesprekken die een medewerker op 20 februari 2024 met ieder van de kinderen heeft gehad. Daarbij geeft de medewerker weer dat de beide kinderen tijdens hun gesprek een weloverwogen maakten en dat hun mening authentiek leek. Aan deze gespreksverslagen zijn brieven van de kinderen gehecht.
[de minderjarige 1] heeft op 4 maart 2024 met de voorzieningenrechter gesproken.
Uit de brieven van de kinderen, voormelde gesprekverslagen en het gesprek met [de minderjarige 1] komt naar voren dat de beide kinderen onder geen voorwaarde meer bij de vader willen verblijven. [de minderjarige 2] geeft onder meer aan dat de vader hem slaat als hij niet luistert, dat hij tegen de moeder moet liegen over zijn verblijfplaats, dat ze alleen fastfood eten, dat het vies is bij de vader en dat de vader niets leuks met hen onderneemt. [de minderjarige 1] schrijft en licht uitvoerig toe dat de vader niet goed voor haar en [de minderjarige 2] zorgt, dat hij geen interesse in hen toont, dat de vader [de minderjarige 2] slaat en dat hij haar uitscheldt. Zij heeft niet het gevoel dat de vader iets om haar geeft. [de minderjarige 1] benadrukt dat ze geen enkel contact met de vader wil.
5.7.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en dat zij een totaal verschillende lezing geven over de situatie. De verklaringen van de kinderen daarentegen zijn consistent en stemmen met elkaar overeen. De kinderen geven aan dat zij zich niet veilig voelen bij de vader, omdat hij niet voor hen zorgt zoals van een ouder verwacht mag worden. Hij verwaarloost de woon- en leefomstandigheden, hij manipuleert hen en hij geeft geen enkele invulling aan de omgang, hij scheldt en slaat en hij is niet zorgzaam.
Op grond van de verklaringen van de kinderen acht de voorzieningenrechter omgang in strijd met hun zwaarwegende belangen. Dit leidt ertoe dat de vordering van de vader tot nakoming van de zorgregeling zal worden afgewezen.
5.8.
De vordering van de moeder tot wijziging van de zorgregeling komt ook in de bodemzaak aan de orde. De voorzieningenrechter zal zich daarom terughoudend moeten opstellen en daarbij moeten beoordelen of de moeder een dermate spoedeisend belang heeft dat de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
Gelet op de uitlatingen van de kinderen, valt niet te verwachten dat zij de komende maanden zelf zullen aangeven dat zij een heel weekend bij de vader willen verblijven. Het is wel denkbaar dat de kinderen de komende periode op een andere manier contact willen hebben met de vader, bijvoorbeeld telefonisch of per WhatsApp. Dit is vanzelfsprekend toegestaan, maar hiervoor is geen ordemaatregel nodig zoals door de moeder gevorderd. De vordering van de moeder zal daarom worden afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om vooruitlopend op de bodemprocedure een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten. Het is aan de bodemrechter om te zijner tijd te oordelen over de noodzaak van een dergelijk onderzoek.
De voorzieningenrechter geeft de vader nog in overweging de kinderen de komende periode met een briefje of een kaart te tonen dat hij aan hen denkt en om hen geeft.
5.9.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel bij familiezaken om de proceskosten te compenseren.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.M. de Wolf MSM en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier M. Struijk op 15 maart 2024.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.