ECLI:NL:RBNHO:2024:2265

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10769928 \ CV EXPL 23-7111
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met toetsing van algemene voorwaarden en ontbinding huurovereenkomst

In deze huurzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 februari 2024 een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen de Stichting DUWO, gevestigd te Delft, als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van huurachterstand en bijkomende kosten. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 13 december 2023 de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van een beding in de algemene voorwaarden. De eisende partij heeft hierop gereageerd, maar de kantonrechter oordeelde dat het beding in kwestie onduidelijk was en niet voldeed aan de wettelijke vereisten, waardoor het als oneerlijk werd beschouwd en vernietigd. Hierdoor werden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.

De kantonrechter heeft de vordering voor het overige toegewezen, omdat de huurachterstand van € 2.174,76 meer dan drie maanden bedroeg en er sprake was van herhaalde wanprestatie. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente, en een gebruiksvergoeding voor het in gebruik houden van het gehuurde. Tevens werd de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld, met een specificatie van de kosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10769928 \ CV EXPL 23-7111
Uitspraakdatum: 21 februari 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
Stichting DUWO
gevestigd te Delft
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder [gemachtigde]
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 13 december 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van een bepaald beding uit de toepasselijke algemene voorwaarden van de eisende partij [1] . Dit heeft de eisende partij gedaan bij akte van 10 januari 2024 (hierna: de akte).

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – ontbinding en ontruiming van het gehuurde en veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, een gebruiksvergoeding voor iedere maand dat het gehuurde in gebruik blijft en de proces- en nakosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst rechtvaardigt.

3.De verdere beoordeling

Buitengerechtelijke incassokosten
3.1.
In de akte heeft de eisende partij gesteld dat artikel 7.12 van de algemene voorwaarden niet oneerlijk is. Hierbij heeft de eisende partij toegelicht dat in artikel 7.12 expliciet het woord ‘betalingsverplichting’ wordt genoemd. Volgens de eisende partij wordt hiermee bedoeld de verplichting van de huurder om binnen de wettelijke betalingstermijn van veertien dagen over te gaan tot algehele betaling van de vordering, zoals dit uitdrukkelijk vermeld is in de aanmaning/veertiendagenbrief van 21 augustus 2023.
3.2.
De kantonrechter volgt deze stellingen niet. De formulering van artikel 7.12 van de algemene voorwaarden suggereert dat na aanmaning direct incassokosten verschuldigd zijn, terwijl dat pas het geval is nadat er een veertiendagenbrief is verstuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hiervan mag niet worden afgeweken. Op dat punt is het beding onduidelijk en voldoet het niet aan de wettelijke vereisten. Uit het woord ‘betalingsverplichting’ kan niet worden afgeleid dat dit de verplichting van de huurder inhoudt om binnen de wettelijke betalingstermijn van veertien dagen zoals bedoeld in de veertiendagenbrief over te gaan tot algehele betaling. Dat de eisende partij wel een veertiendagenbrief aan de gedaagde partij heeft verstuurd en in zoverre feitelijk heeft voldaan aan artikel 6:96 lid 5 BW, doet daaraan niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt, is voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van het beding namelijk niet relevant. De conclusie is dat sprake is van een oneerlijk beding en daarom wordt dit beding vernietigd.
3.3.
Gelet op het voorgaande worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Ontbinding, ontruiming, huurachterstand, rente en gebruiksvergoeding
3.4.
De vordering wordt voor het overige toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Ten tijde van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand tot en met oktober 2023 € 2.174,76‬. Deze achterstand is meer dan drie maanden en bovendien is sprake van herhaalde wanprestatie. Op 5 juli 2023 is de gedaagde partij ook al veroordeeld tot betaling van een huurachterstand. De gevorderde vervallen wettelijke rente is toewijsbaar, net als de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 24 oktober 2023. De gevorderde rente over de vervallen rente is niet toewijsbaar en zal worden afgewezen.
3.5.
Gelet op de ingrijpende gevolgen voor de gedaagde partij wordt de ontruimingstermijn gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Conclusie en kosten
3.6.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
3.7.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 102‬,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, omdat het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze akte op te stellen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij om het perceel aan de [adres] [plaats] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken (voor zover deze laatste niet het eigendom van de eisende partij zijn) en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de eisende partij te stellen;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 2.186,2‬0 (€ 2.174,76‬ aan achterstallige huurpenningen en € 11,44 aan wettelijke rente), vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.174,76‬ vanaf 24 oktober 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 543,69 per maand, voor iedere maand, of gedeelte daarvan, dat de gedaagde partij het gehuurde vanaf 1 november 2023 in gebruik houdt;
4.5.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 130,49 wegens dagvaardingskosten,
€ 365,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
4.6.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 102‬,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
4.7.
verklaart de veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Huurvoorwaarden september 2014