ECLI:NL:RBNHO:2024:2220

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
10613816 / CV EXPL 23-3169
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde arbeidsovereenkomst en verplichtingen na beëindiging

In deze zaak heeft de kantonrechter geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst tussen Stadswerk 072 N.V. (hierna: SW072) en de gedaagde op 1 november 2022 is geëindigd. De rechter heeft vastgesteld dat SW072 geen recht heeft op terugbetaling van salaris over de periode van 15 oktober tot 1 november 2022, en dat de gedaagde geen recht heeft op salaris na 1 november 2022. Tevens is geoordeeld dat de gedaagde zich op sociale media moet onthouden van negatieve uitlatingen over SW072 en moet aangeven dat zijn arbeidsovereenkomst op 1 november 2022 is geëindigd, op straffe van een dwangsom.

De procedure begon met een dagvaarding van SW072 op 11 juli 2023, waarin de gedaagde werd aangeklaagd. De gedaagde heeft schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingediend. Tijdens de zitting op 1 februari 2024 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de gedaagde en de communicatie tussen partijen over de beëindiging van het dienstverband.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedaagde zijn arbeidsovereenkomst op 22 september 2022 eenduidig heeft opgezegd, en dat deze opzegging niet eenzijdig kon worden ingetrokken. De rechter heeft de vordering van SW072 tot terugbetaling van onverschuldigd betaald salaris afgewezen, maar heeft de gedaagde wel veroordeeld tot betaling van de kosten van boeken die hij zonder toestemming heeft besteld, en tot het verwijderen van negatieve publicaties op sociale media. De gedaagde's tegenvordering tot betaling van salaris over een langere periode is afgewezen, en de proceskosten zijn voor beide partijen op eigen kosten gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10613816 / CV EXPL 23-3169 (SJ)
Uitspraakdatum: 28 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Stadswerk 072 N.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: SW072
gemachtigde: mr. S.L. Haasdijk
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 1 november 2022 is geëindigd. SW072 heeft dus geen recht op terugbetaling van salaris over de periode van 15 oktober tot 1 november 2022 en [gedaagde] heeft geen recht op salaris na 1 november 2022. Verder is geoordeeld dat [gedaagde] zich moet onthouden op sociale media op internet van negatieve publicaties/berichtgevingen/uitlatingen omtrent SW072 en haar personeel en
dat hij zijn melding op sociale media op internet dat hij werkzaam is bij SW072 moet verwijderen dan wel bij de melding moet aangeven dat het dienstverband bij SW072 op 1 november 2022 is geëindigd, dit alles op straffe van een dwangsom.

1.Het procesverloop

1.1.
SW072 heeft bij dagvaarding van 11 juli 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 1 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. SW072 heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft SW072 bij brief van 22 januari 2024 een eiswijziging ingediend en nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde] , geboren [geboortedatum] 1976, is op 16 augustus 2022 voor bepaalde tijd van een jaar in dienst getreden bij SW072 voor 40 uur per week, tegen een salaris van € 5.744,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. [gedaagde] was werkzaam als coördinator kabels en leidingen. Voorafgaand aan deze arbeidsovereenkomst heeft [gedaagde] van februari 2021 tot 16 augustus 2022 als zzp-er voor SW072 gewerkt.
2.2.
In artikel 2.3 van de arbeidsovereenkomst is bepaald: ‘
Indien Werknemer niet binnen 1 maand vanaf 16 augustus 2022 een Verklaring Omtrent Gedrag heeft kunnen overleggen aan Werkgever, eindigt onderhavige arbeidsovereenkomst op 15 september 2022.’
2.3.
In een brief van 14 september 2022 heeft SW072 aan [gedaagde] geschreven dat de termijn om de verklaring omtrent gedrag (hierna: VOG) aan te leveren eenmalig is verlengd en dat de arbeidsovereenkomst op 15 oktober 2022 eindigt indien niet uiterlijk twee maanden na 16 augustus 2022 de VOG is overgelegd.
2.4.
Tijdens een werkoverleg van 15 september 2022 heeft [gedaagde] laten weten te overwegen zijn arbeidsovereenkomst met SW072 op te zeggen.
2.5.
[gedaagde] heeft op 20 september 2022 laten weten aan [manager] (hierna: [manager] ), manager Beheer Openbare Ruimte bij SW072 zijn arbeidsovereenkomst met SW072 op te zeggen.
2.6.
In een e-mail van 22 september 2022 heeft [gedaagde] aan zijn leidinggevende en collega’s bericht dat en waarom hij zijn arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2022 heeft opgezegd.
2.7.
Tijdens een bedrijfsuitje van 22 september 2022 heeft [gedaagde] nogmaals verteld dat hij zijn arbeidsovereenkomst met SW072 met ingang van 1 november 2022 heeft opgezegd.
2.8.
In een e-mail van 25 september 2022 heeft [gedaagde] aan [manager] en [naam] (hierna: [naam] ) gevraagd om in een werkgeversverklaring, ten behoeve van het huren van een woning, in te vullen dat hij zijn arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd.
2.9.
[naam] heeft in de werkgeversverklaring vermeld dat [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en deze verklaring op 26 september 2022 aan [gedaagde] gemaild.
2.10.
In een e-mail van 27 september 2022 heeft [gedaagde] aan [naam] verzocht om de werkgeversverklaring te heroverwegen.
2.11.
In een e-mail van 29 september 2022 heeft [naam] aan [gedaagde] laten weten dat zij ten aanzien van de werkgeversverklaring niet tot een andere afweging komt.
2.12.
Op 28 september 2022 vraagt [gedaagde] aan [leidinggevende] (hierna: [leidinggevende] ), zijn leidinggevende, of de datum van uitdiensttreding kan worden veranderd in 1 december 2022.
2.13.
In een e-mail van 29 september 2022 heeft [leidinggevende] aan [gedaagde] bericht dat de datum van uitdiensttreding niet wordt aangepast.
2.14.
In een e-mail van 29 september 2022 heeft [gedaagde] aan [leidinggevende] gevraagd welke mogelijkheid SW072 ziet, zodat [gedaagde] even tot rust kan komen omdat hij al langere tijd last heeft van fysieke klachten en oververmoeidheid.
2.15.
In een andere e-mail van 29 september 2022 heeft [gedaagde] zich ziekgemeld. Verder meldt hij dat hij zijn arbeidsovereenkomst in een opwelling heeft opgezegd en de opzegging per direct wil intrekken.
2.16.
In een brief van 4 oktober 2022 heeft SW072 aan [gedaagde] geschreven dat zij niet instemt met de intrekking en de opzegging per 1 november 2022 bevestigd.
2.17.
In een e-mail van 11 oktober 2022 heeft [gedaagde] gereageerd.
2.18.
In een brief van 19 oktober 2022 heeft SW072 aan [gedaagde] geschreven dat de overeenkomst op 15 oktober 2022 is geëindigd op grond van de in artikel 2.3 van de arbeidsovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde, maar dat zij bereid is om 1 november 2022 als datum van uitdiensttreding aan te houden.
2.19.
In een brieven van 26 oktober en 15 november 2022 heeft SW072 aan [gedaagde] verzocht om inlevering van de laptop van SW072
.
2.20.
In een brief van 24 november 2022 heeft SW072 aan [gedaagde] met ingang van 24 november 2022 op staande voet ontslagen omdat [gedaagde] zonder toestemming en op kosten van SW072 boeken heeft gekocht en dat de ontvangst van deze boeken tegen beter weten in ontkent. [gedaagde] is verzocht om de kosten aan SW072 over te maken.
2.21.
In een e-mail van 3 april 2023 heeft de gemachtigde van SW072 aan [gedaagde] verzocht om zijn berichten over SW072 op zijn sociale media te verwijderen.
2.22.
[gedaagde] heeft deze berichten verwijderd.

3.De vordering

3.1.
SW072 vordert – na wijziging van eis – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
- € 345,62, zijnde het restantbedrag in verband met de niet ingeleverde laptop;
- € 982,85, zijnde door [gedaagde] op rekening van SW072 bestelde en bij hem bezorgde boeken, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 december 2022;
- € 2.964,65 bruto, zijnde het aan [gedaagde] onverschuldigd betaald salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding;
- € 318,04 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid;
- uiterlijk binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis al zijn publicaties en/of berichtgevingen omtrent SW072 en haar personeel op sociale media op internet te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag;
- uiterlijk binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis in enig profiel in de sociale media op internet de vermelding dat hij werkzaam is voor SW072 te verwijderen ofwel daarbij aan te geven dat zijn dienstverband met ingang van 15 oktober 2022 is geëindigd, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag;
- zich met onmiddellijke ingang na betekening van het te wijzen vonnis onthouden van iedere vorm van negatieve publicatie/berichtgeving/uitingen omtrent SW072 en haar personeel op sociale media op internet, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag;
- de werkelijke proceskosten die tot vandaag € 2.524,06 inclusief btw bedragen.
3.2.
SW072 legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij onder voorbehoud van alle rechten en weren bereid was om 1 november 2022 als datum van uitdiensttreding te handhaven maar dat zij vanwege de handelwijze van [gedaagde] er recht en belang bij heeft dat 15 oktober 2022 als de datum van uitdiensttreding geldt. De arbeidsovereenkomst is op deze datum op grond van artikel 2.3 van de arbeidsovereenkomst geëindigd omdat [gedaagde] geen VOG heeft ingeleverd. Dit betekent dat het salaris over de periode van 16 oktober tot en met 31 oktober 2022 onverschuldigd is betaald en door [gedaagde] moet worden terugbetaald. Verder stelt SW072 dat [gedaagde] de voor zijn werk door SW072 verstrekte laptop zonder recht of titel onder zich houdt aangezien zijn arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en dat hij daarom de waarde van de laptop moet vergoeden. Bij de eindafrekening is al een bedrag van € 791,78 ingehouden in verband met het niet teruggeven van de laptop, zodat [gedaagde] , gelet op de waarde van de laptop ad € 1.137,40, nog € 345,62 moet betalen. Verder heeft [gedaagde] ten onrechte en zonder toestemming van SW072 op kosten van SW072 boeken besteld en bezorgd gekregen, zodat hij deze kosten moet terugbetalen. Ook moet [gedaagde] zijn onrechtmatige uitingen op sociale media verwijderen en moet ervoor worden gezorgd dat hij dergelijke uitingen niet meer zal doen. Tot slot vindt SW072 dat betaling van de werkelijke proceskosten op zijn plaats is omdat de handelwijze van [gedaagde] in strijd is met goed werknemerschap en hij hierdoor misbruik van procesrecht maakt.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat hij nooit eerder is gewezen op artikel 2.3 van de arbeidsovereenkomst en op geen enkel moment op het ontbreken van de VOG is aangesproken. Verder voert [gedaagde] aan dat hij zijn arbeidsovereenkomst mondeling heeft opgezegd uit zelfbescherming en dat hij op 22 september 2022 door zijn leidinggevende is gesommeerd om de opzegging per e-mail te bevestigen. Volgens [gedaagde] heeft hij deze opzegging op 29 september 2022 ongedaan gemaakt. Vanwege zijn gezondheid heeft hij de brieven van 19 en 26 oktober 2022 en 15 november 2022 bewust niet geopend en gelezen. Uit rancune heeft hij online boeken besteld. Hij heeft er spijt van dat hij hier niet eerlijk over is geweest. Hij was ziek en niet zichzelf in die periode en het helder nadenken ging hem niet goed af. [gedaagde] geeft aan dat hij de boeken en met de laptop zal retourneren. Daarnaast geeft [gedaagde] aan dat hij een bericht uit rancune op sociale media heeft geplaatst, dat hij dit bericht inmiddels heeft verwijderd en in afwachting van het te wijzen vonnis geen nieuwe berichten zal plaatsen.
4.2.
Bij wijze van tegenvordering maakt [gedaagde] aanspraak op betaling van zijn loon over de periode van 1 november 2022 tot 15 augustus 2023, zijnde € 58.933,44 bruto inclusief vakantietoeslag. Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [gedaagde] dat hij tot 15 augustus 2023 in dienst is bij SW072.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
de vordering
de arbeidsovereenkomst is per 1 november 2022 geëindigd
5.2.
Partijen zijn het niet met elkaar eens op welke datum de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Volgens SW027 is de arbeidsovereenkomst geëindigd op 15 oktober 2022 vanwege het in werking treden van de ontbindende voorwaarde genoemd in artikel 2.3 van de arbeidsovereenkomst. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst op 15 augustus 2023 is geëindigd omdat hij zijn opzegging tijdig heeft ingetrokken.
5.3.
Niet in geschil is dat [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst op 15 september 2022 mondeling heeft opgezegd dan wel heeft gezegd dat te overwegen, deze opzegging mondeling heeft geuit op 20 en 22 september 2022 en in zijn e-mail van 22 september 2022 heeft bevestigd. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] in zijn e-mail van 22 september 2022 de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2022 eenduidig en ondubbelzinnig heeft opgezegd en dat deze e-mail niet voor enig misverstand vatbaar is. De stelling van [gedaagde] dat zijn leidinggevende hem heeft verzocht om de organisatie per mail te berichten over zijn opzegging, maakt dat niet anders. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] op dat moment niet (meer) achter zijn beslissing stond om de arbeidsovereenkomst op te zeggen of dat zijn wil tot opzegging ontbrak. Dit betekent dat [gedaagde] op 29 september 2022, anders dan hij kennelijk meent, niet eenzijdig kon terugkeren op zijn opzegging. Zeker niet bijna twee weken na zijn mondelinge opzegging terwijl hij er in de tussentijd geen misverstand over heeft laten bestaan deze opzegging te hebben gewild. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de intrekking van de opzegging te maken heeft met de weigering van SW072 om de door [gedaagde] verzochte werkgeversverklaring in strijd met de waarheid in te vullen. De kantonrechter volgt het standpunt van [gedaagde] dat de arbeidsovereenkomst per 15 augustus 2023 is geëindigd dus niet.
5.4.
De kantonrechter volgt ook niet het standpunt van SW072 dat de arbeidsovereenkomst op 15 oktober 2022 is geëindigd. De kantonrechter heeft bij dit oordeel betrokken dat SW072 zich in de correspondentie met [gedaagde] steeds consequent aan de opzegging per 1 november 2022 heeft gehouden. Weliswaar heeft SW072 in de brief van 19 oktober 2022 aan [gedaagde] geschreven dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 15 oktober 2022 wegens het ontbreken van een VOG. Maar in diezelfde brief verklaart SW072 bereid te zijn 1 november 2022 als de datum van uitdiensttreding van [gedaagde] aan te houden. SW072 heeft vervolgens ook dienovereenkomstig gehandeld door het salaris tot 1 november 2022 door te betalen. Pas in de dagvaarding heeft SW072 gesteld dat de arbeidsovereenkomst per 15 oktober 2022 is geëindigd en erop gewezen dat zij in de brief van 19 oktober 2022 een voorbehoud van alle rechten heeft gemaakt. Dit voorbehoud heeft SW072 echter niet geconcretiseerd.
5.5.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 november 2022 is geëindigd. De vordering van SW072 tot terugbetaling van het salaris over de periode van 15 oktober 2022 tot 1 november 2022 wordt dan ook afgewezen.
de laptop
5.6.
De kantonrechter volgt het standpunt van SW072 dat [gedaagde] de voor zijn werk door SW072 verstrekte laptop met ingang van 1 november 2022 zonder recht of titel onder zich houdt. SW072 heeft echter niet onderbouwd dat de laptop een hogere waarde vertegenwoordigt dan het reeds bij de eindafrekening ingehouden bedrag van € 791,78. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat [gedaagde] nog een bedrag van € 345,62 moet betalen. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter dan ook af.
de boeken
5.7.
Vast staat dat [gedaagde] uit rancune op 10 november 2022 zonder toestemming en op kosten van SW072 voor € 982,85 boeken heeft besteld en geleverd gekregen. Zoals hiervoor al is overwogen, was de arbeidsovereenkomst per 1 november 2022 geëindigd. [gedaagde] heeft deze boeken dus zonder recht of titel besteld. De kantonrechter is van oordeel dat SW072 recht heeft op betaling van het gevorderde bedrag. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter daarom toe.
5.8.
Vast staat dat [gedaagde] dit bedrag niet heeft betaald, zodat de door SW072 gevorderde wettelijke rente over dit bedrag eveneens wordt toegewezen.
de berichten op sociale media
5.9.
Niet in geschil is dat [gedaagde] al zijn berichtgevingen over SW072 en haar personeel op sociale media op internet inmiddels heeft verwijderd. De vordering tot verwijdering van deze berichten wijst de kantonrechter dan ook af wegens het ontbreken van belang.
5.10.
SW072 heeft er wel een belang bij dat [gedaagde] niet opnieuw (negatieve) berichtgevingen over SW072 en haar personeel op sociale media op internet plaatst. Anders dan [gedaagde] kennelijk meent, gaat de vrijheid van meningsuiting niet zover dat het een
(ex-)werknemer is toegestaan om over diens (ex-)werkgever onjuiste of negatieve mededelingen te doen, dan wel onbewezen en onvoldoende vaststaande feiten openbaar te maken, met de intentie om de (ex-)werkgever in zijn reputatie te schaden dan wel het gevolg op de koop toe te nemen dat de reputatie wordt geschaad. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter dus toe.
5.11.
[gedaagde] verklaart ter zitting aan dat hij de berichten op sociale media uit rancune heeft geplaatst, dat hij daarvan spijt heeft en dat het niet zijn aard is om zich bezig te houden met – zo begrijpt de kantonrechter – het plaatsen van dit soort berichten. [gedaagde] heeft echter niet ondubbelzinnig verklaard dat hij dergelijke berichten niet meer zal plaatsen. Hij heeft namelijk ook verklaard dat hij meent vrij te zijn in het geven van zijn mening op sociale media en dat hij hierin niet door zijn (ex-)werkgever kan worden beperkt. Gelet hierop heeft SW072 ook belang bij een prikkel tot nakoming in de vorm van een dwangsom. De kantonrechter zal de dwangsom vaststellen op € 500,00 per dag(deel) dat [gedaagde] niet voldoet aan de veroordeling om geen (negatieve) berichtgevingen over SW072 en haar personeel op de sociale media te plaatsen, met een maximum van € 5.000,00.
5.12.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering van SW072 dat [gedaagde] de vermelding op sociale media op internet dat hij werkzaam is bij SW072 geheel verwijderd of aan te geven dat het dienstverband is beëindigd per 15 oktober 2022. Dit deel van de vordering wordt daarom als onweersproken toegewezen, zij het dat het dienstverband, zoals hiervoor meermaals is overwogen per 1 november 2022 is beëindigd. [gedaagde] heeft ook geen verweer gevoerd tegen de in dit verband verzochte dwangsom. Deze wordt dan ook worden toegewezen, zoals hierna onder ‘6. de beslissing’ is vermeld.
de buitengerechtelijke kosten
5.13.
SW072 vordert een bedrag van € 318,04 aan buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter is van oordeel dat SW072 voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat zij recht heeft op een vergoeding hiervan. Gelet op de hoogte van de toegewezen hoofdsom van € 982,85 zal
€ 147,43 aan buitengerechtelijke kosten worden toegewezen. Dit is het conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten maximaal toe te wijzen tarief.
5.14.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat SW072 in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
de proceskosten
5.15.
De kantonrechter is van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen omdat partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld.
de tegenvordering
5.16.
De kantonrechter heeft hiervoor onder rand 5.5 geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd met ingang van 1 november 2022. Dit betekent ook dat [gedaagde] geen aanspraak heeft op betaling van salaris over de periode van 1 november 2022 tot en met 15 augustus 2023.
5.17.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [gedaagde] zal afwijzen
5.18.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met de vordering ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in de tegenvordering op nihil te stellen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan SW072 van € 982,85, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 december 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan SW072 van € 147,43 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis in enig profiel op sociale media op internet de melding dat hij werkzaam is bij SW072 te verwijderen dan wel bij de melding aan te geven dat zijn dienstverband bij SW072 op 1 november 2022 is geëindigd, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel) dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 5.000,00;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om zich met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis op sociale media op internet te onthouden van negatieve publicaties en/of berichtgevingen en/of uitlatingen omtrent SW072 en haar personeel, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel) dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 5.000,00;
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.8.
wijst de vordering af;
6.9.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor SW072 worden vastgesteld op nihil;
6.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter