ECLI:NL:RBNHO:2024:2194

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
10884892 \ KG EXPL 24-11
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot re-integratie van werknemer in eigen functie na arbeidsconflict en mediation

In deze zaak vordert een werknemer, werkzaam als gespecialiseerd verpleegkundige bij het Dijklander Ziekenhuis, zijn re-integratie in zijn eigen functie. De werkgever stelt dat re-integratie niet mogelijk is vanwege een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, die is ontstaan na een onderzoek naar ongeoorloofd medicijngebruik door personeel. De werknemer is sinds mei 2022 arbeidsongeschikt en heeft een mediationtraject doorlopen, maar dit heeft niet geleid tot herstel van de arbeidsrelatie. De kantonrechter oordeelt dat in het kort geding niet kan worden vastgesteld of de arbeidsverhouding daadwerkelijk duurzaam is verstoord. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer toe, omdat de werkgever niet voldoende heeft aangetoond dat re-integratie in de eigen functie niet mogelijk is. De kantonrechter benadrukt dat de werknemer medisch gezien in staat is om te re-integreren en dat er geen bezwaren zijn vanuit de werkvloer tegen zijn terugkeer. De vordering tot re-integratie wordt toegewezen, met een dwangsom voor het geval de werkgever hieraan niet voldoet. De vordering tot betaling van 100% van het salaris wordt toegewezen vanaf het moment dat de werknemer passende arbeid gaat verrichten. De proceskosten worden aan de werkgever opgelegd, omdat deze grotendeels ongelijk krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10884892 \ KG EXPL 24-11
Uitspraakdatum: 28 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. W.A. van Mourik
tegen
de stichting
Stichting Dijklander Ziekenhuis
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Hoorn
gedaagde
verder te noemen: Dijklander Ziekenhuis
gemachtigde: mr. D.J.A. Vesters en mr. V.E. Schröder
De zaak in het kort
Werknemer vordert re-integratie in zijn eigen functie bij werkgever. Werkgever stelt dat re-integratie in de eigen functie in redelijkheid niet van werkgever gevergd kan worden, omdat de arbeidsverhouding duurzaam is verstoord en mediation niet tot een oplossing heeft geleid.
De kantonrechter wijst de vordering van werknemer toe, omdat in deze kort geding procedure niet kan worden vastgesteld of sprake is van een duurzame verstoring van de arbeidsverhouding. Het gegeven dat de mediation niet tot resultaat heeft geleid, maakt nog niet dat re-integratie bij werkgever niet meer mogelijk zou zijn.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Dijklander Ziekenhuis op 19 januari 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser] en Dijklander Ziekenhuis bij brieven van 5, 6 en 12 februari 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op [datum] bij Dijklander Ziekenhuis in dienst getreden. Zijn functie is gespecialiseerd verpleegkundige op de [afdeling] . De arbeidsduur is gemiddeld 32,4 uur per week en het salaris bedraagt € 4.551,88 bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de ‘Collectieve Arbeidsovereenkomst Ziekenhuizen 2023-2025’ (hierna: de cao) van toepassing.
2.2.
Dijklander Ziekenhuis heeft eind maart 2022 een onderzoeksbureau ingeschakeld vanwege het vermoeden dat er ongeoorloofd medicijnen uit de medicijnkast van het ziekenhuis werden meegenomen door het personeel voor eigen gebruik. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat meerdere personeelsleden met name slaapmedicatie en pijnstillers voor eigen gebruik hebben meegenomen uit de medicijnkasten van Dijklander Ziekenhuis.
2.3.
Sinds 18 mei 2022 is [eiser] arbeidsongeschikt.
2.4.
Op 24 mei 2022 is [eiser] op non-actief gesteld, tot 3 juni 2022.
2.5.
Bij brief van 8 juni 2022 heeft Dijklander Ziekenhuis [eiser] een officiële laatste waarschuwing gegeven. Deze waarschuwing betrof het feit dat [eiser] gedurende vele jaren slaapmedicatie voor eigen gebruik uit de depotheken van het ziekenhuis had meegenomen.
2.6.
Partijen hebben een mediationtraject gevolgd van 22 december 2022 tot 17 mei 2023.
2.7.
Op advies van de bedrijfsarts heeft Dijklander Ziekenhuis [naam] , [arbeidsdeskundige] werkzaam bij [bedrijf] , een onderzoek laten verrichten naar de arbeidsmogelijkheden van [eiser] . In het rapport van 24 augustus 2023 concludeert de arbeidsdeskundige:
‘Ik acht de functie van gespecialiseerd verpleegkundige met zijn huidige belastbaarheid niet passend voor werknemer. Ook zie ik onvoldoende mogelijkheden deze functie zodanig aan te passen dat de belasting alsnog binnen de huidige belastbaarheid van werknemer valt. (…)Al voor de uitval van werknemer was er volgens werkgever sprake van een arbeidsconflict tussen werknemer en Dijklander Ziekenhuis. I.v.m. dit conflict is een mediationtraject opgestart en in juni 2023 afgerond. De uitkomst van dit traject was, dat het vertrouwen tussen werkgever en werknemer niet meer hersteld kan worden en dat re-integratie binnen het Dijklander Ziekenhuis zal worden afgesloten.(…)Nu werknemer niet meer terug kan keren in passend werk binnen de eigen organisatie zal z.s.m. buiten het Dijklander Ziekenhuis naar passend werk voor werknemer moeten worden gezocht.’
2.8.
Sinds oktober 2023 volgt [eiser] een extern gericht re-integratietraject.
2.9.
De bedrijfsarts, [bedrijfsarts] , adviseert in het spreekuurverslag van 8 december 2023 om te starten met de re-integratie, en daarbij te beginnen met 2 × 2 uur per week en de uren per twee weken op te bouwen. De bedrijfsarts geeft daarbij de volgende prognose:
‘Verwachting is dat betrokkene kan/zal herstellen. Medisch gezien kan betrokkene de re-integratie starten (in goed passend werk, rekening houdend met de beperkingen in het inzetbaarheidsprofiel) en stapsgewijs toegewerkt worden naar volledige werkhervatting.’
2.10.
In het inzetbaarheidsprofiel van 28 november 2023, waarnaar de bedrijfsarts verwijst, staat ter toelichting vermeld:
‘Er is sprake van een arbeidsconflict waarvoor eerder een mediationtraject is afgerond. De prognose zoals vastgelegd in dit Inzetbaarheidsprofiel betreft de medische prognose en staat verder los van de uitkomst van het mediationtraject.’
2.11.
Bij brief van 7 december 2023 verzoekt [eiser] Dijklander Ziekenhuis om met hem in overleg te treden om de re-integratie in eigen werk vorm te geven.
2.12.
Op 22 december 2023 heeft de gemachtigde van Dijklander Ziekenhuis laten weten dat werkgever [eiser] niet wil laten re-integreren en terugkeren in zijn eigen functie of een andere passende functie.
2.13.
Op 25 januari 2024 heeft [arbeidsdeskundige] , in aanvulling op het rapport van 24 augustus 2023, een rapport inzake aanvullend arbeidsdeskundig onderzoek opgesteld.
De arbeidsdeskundige concludeert:
‘De belastbaarheid van werknemer is thans in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren duidelijk verbeterd t.o.v. de door de bedrijfsarts geschetste belastbaarheid in juli 2023.(…)Met de duidelijke verbetering van de belastbaarheid van werknemer (en dan met name het vervallen van de beperking op het werken met patiënten) acht ik het thans haalbaar, dat werknemer zich tijdens zijn re-integratie richt op werkzaamheden in de zorg. Hierbij kan zowel aan een meer verzorgende functie als ook (opbouwend) aan werkzaamheden als verpleegkundige worden gedacht. (…)Ik adviseer om het extern gerichte re-integratietraject voort te zetten en de scope van mogelijke functies/werkzaamheden uit te breiden naar verpleegkundige en/of andere zorgfuncties of andere functies binnen en buiten de zorgsector.Mijn adviezen omtrent werkmogelijkheden binnen het Dijklander Ziekenhuis blijven ongewijzigd. Deze mogelijkheden zijn volgens werkgever niet meer aanwezig (na een eerder mediationtraject). Ik zal mogelijkheden binnen het Dijklander Ziekenhuis dan ook nog steeds buiten beschouwing laten. De re-integratie van werknemer zal zich uitsluitend op externe werkmogelijkheden moeten blijven richten.’
2.14.
Op 12 februari 2024 heeft Dijklander Ziekenhuis een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b BW ingediend.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening Dijklander Ziekenhuis veroordeelt om:
[eiser] te laten re-integreren in zijn eigen functie, rekening houdend met zijn huidige, nog bestaande beperkingen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
[eiser] in zijn eigen functie tewerk te stellen, op het moment dat hij grotendeels is hersteld, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
aan [eiser] 100% van zijn salaris te betalen vanaf 7 december 2023;
e wettelijke verhoging te betalen op grond van artikel 7:625 BW;
en bedrag van € 875,- te betalen ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
de wettelijke rente over voornoemde bedragen te betalen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Dijklander Ziekenhuis verplicht is om [eiser] in zijn eigen functie te laten re-integreren. [eiser] verwijst hiervoor naar het meest recente advies van de bedrijfsarts, jurisprudentie en de Werkwijzer Poortwachter. [eiser] is bereid passend werk bij Dijklander Ziekenhuis te verrichten en dit werk is ook voorhanden; Dijklander Ziekenhuis heeft veel vacatures voor verpleegkundigen.
[eiser] ziet ook geen belemmeringen om zijn werkzaamheden op de [afdeling] te hervatten. Hij wil graag hierover met Dijklander Ziekenhuis in gesprek blijven. Volgens de cao heeft een arbeidsongeschikte werknemer, wanneer hij volgens zijn re-integratieplan passende arbeid of arbeid zonder loonwaarde verricht, recht op doorbetaling van 100% van zijn salaris. Omdat [eiser] zich bereid heeft verklaard passende arbeid te verrichten en de bedrijfsarts heeft geoordeeld dat hij daartoe in staat is, dient Dijklander Ziekenhuis het salaris van [eiser] aan te vullen tot 100%.

4.Het verweer

4.1.
Dijklander Ziekenhuis betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Daarbij is de zaak, mede gelet op het inmiddels door Dijklander Ziekenhuis ingediende ontbindingsverzoek, te complex en te omvangrijk voor een beoordeling in kort geding. Verder betwist Dijklander Ziekenhuis dat zij niet zou voldoen aan haar re-integratieverplichtingen. Omdat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, kan in redelijkheid niet van Dijklander Ziekenhuis verwacht worden dat zij [eiser] in zijn eigen werk of binnen de organisatie van Dijklander Ziekenhuis laat re-integreren. Dijklander Ziekenhuis voldoet aan haar re-integratieverplichtingen door [eiser] een adequaat tweede spoortraject aan te bieden. Ten aanzien van de loonvordering voert Dijklander Ziekenhuis aan dat aangezien [eiser] nog geen werkzaamheden in het tweede spoor heeft verricht, hij geen aanspraak kan maken op 100% van zijn salaris.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu [eiser] betaling van (volledig) loon vordert en toelating tot de bedongen arbeid.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Dijklander Ziekenhuis voert aan dat de vordering van [eiser] prematuur is om dat bij zijn verzoek geen deskundigenoordeel van het UWV is gevoegd. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer niet slaagt. Op zich is het juist dat in de wet zelf, in artikel 7:658b BW, is opgenomen dat een vordering tot nakoming van re-integratieverplichtingen moet worden afgewezen indien bij de eis niet een deskundigenoordeel van het UWV is gevoegd, maar omdat het hier gaat om een vordering in kort geding geldt die eis niet. Dit volgt uit de Memorie van Toelichting bij artikel 7:629a BW [1] die vermeldt dat de verplichting om een deskundigenoordeel over te leggen slechts geldt in bodemprocedures. Omdat de Memorie van Toelichting bij artikel 7:658a [2] verwijst naar artikel 7:629a BW mag worden aangenomen dat ook in dit verzoek de verplichting tot het overleggen van een deskundigenoordeel niet geldt. [eiser] is dus ontvankelijk in zijn vordering.
5.4.
De kantonrechter stelt voorop dat de vorderingen die [eiser] in deze kort geding procedure heeft ingesteld kunnen worden aangemerkt als enerzijds een verzoek om een voorlopig oordeel over de kans van slagen van de vordering van [eiser] in een eventuele bodemprocedure strekkende tot re-integratie binnen de organisatie van Dijklander Ziekenhuis en anderzijds tot het treffen van een ordemaatregel, namelijk de wedertewerkstelling in de eigen functie, in afwachting van de uitkomst van de ontbindingsprocedure.
5.5.
Op grond van artikel 7:685a BW kan een werkgever, indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en in het bedrijf van de werkgever geen andere passende arbeid voorhanden is, bevorderen dat de werknemer in het bedrijf van een andere werkgever in voor hem passende arbeid wordt ingezet.
5.6.
Dijklander Ziekenhuis stelt, kort gezegd, dat zij haar medewerking verleent aan de re-integratie in het tweede spoor bij een andere werkgever, maar dat re-integratie in het eerste spoor in redelijkheid niet van haar gevergd kan worden, omdat de arbeidsverhouding tussen partijen duurzaam is verstoord. [eiser] betwist dat de arbeidsrelatie duurzaam is verstoord en verzoekt om re-integratie in zijn eigen functie van gespecialiseerd verpleegkundige op de afdeling [afdeling] bij Dijklander Ziekenhuis.
5.7.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Het geschil tussen partijen in dit kort geding betreft in de kern de vraag of van Dijklander Ziekenhuis op grond van artikel 7:658a BW redelijkerwijs gevergd kan worden, dat zij [eiser] laat re-integreren in eigen (dan wel passende) arbeid binnen de organisatie van Dijklander Ziekenhuis. Bij een duurzame verstoring van de arbeidsverhouding zou voorstelbaar zijn, dat van een werkgever niet meer kan worden verlangd om een werknemer binnen de eigen organisatie te laten re-integreren. In het kader van deze kort geding procedure kan echter niet worden vastgesteld of de arbeidsverhouding tussen partijen duurzaam is verstoord, hiervoor is een nader onderzoek en debat tussen partijen vereist, dit kan pas in de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan de orde komen en leent zich gelet op de gemotiveerde betwisting over en weer niet voor een beoordeling in kort geding. Voor zover Dijklander Ziekenhuis het incident over het ongeoorloofd meenemen van medicatie aan de verstoorde arbeidsverhouding ten grondslag legt, geldt dat dit is afgedaan met een schriftelijke waarschuwing.
5.8.
Gelet op de prognose van de bedrijfsarts omtrent het herstel en het bijbehorende inzetbaarheidsprofiel, wordt [eiser] medisch gezien in staat geacht om de re-integratie te starten in goed passend werk, met een geleidelijke opbouw van uren. Onbetwist is dat dit in beginsel ook mogelijk zou zijn in de eigen functie, bij Dijklander Ziekenhuis. Het gegeven dat het mediationtraject niet tot een oplossing heeft geleid, rechtvaardigt bij deze stand van zaken niet de conclusie dat van Dijklander Ziekenhuis niet gevergd zou kunnen worden om [eiser] te laten re-integreren in zijn eigen werkzaamheden. Onduidelijk is immers wat de inzet van de mediation is geweest en om welke redenen de mediation niet tot een oplossing heeft geleid. Dat [eiser] wegens een diepgeworteld wantrouwen jegens werkgever -zoals door Dijklander Ziekenhuis ter zitting is betoogd- zijn werkzaamheden niet zou kunnen hervatten, is vooralsnog niet gebleken en is door [eiser] gemotiveerd betwist. Hij heeft hiertegen in gebracht dat het hervatten van zijn werk op de [afdeling] en de samenwerking met zijn vertrouwde collega’s juist zou kunnen bijdragen aan zijn herstel. Dat op de werkvloer geen bezwaren zijn tegen zijn terugkeer acht de kantonrechter voldoende onderbouwd met de verklaringen van collega’s, die [eiser] in het geding heeft gebracht.
5.9.
De vordering tot re-integratie in de eigen functie zal dan ook worden toegewezen. [eiser] heeft verzocht deze vordering toe te wijzen op straffe van een dwangsom.
De kantonrechter ziet aanleiding om deze dwangsom te matigen en daaraan een maximum te verbinden, zoals hierna vermeld.
5.10.
De vordering tot tewerkstelling in de eigen functie op het moment dat [eiser] grotendeels is hersteld, komt niet voor toewijzing in aanmerking aangezien op dit moment nog niet te voorspellen valt hoe het re-integratieproces verder zal verlopen, dit is afhankelijk van een aantal op dit moment nog onzekere factoren en zal ook afhangen van een nadere medische beoordeling door de bedrijfsarts.
5.11.
Anders dan [eiser] heeft betoogd, volgt uit de tekst van artikel 4.2 lid 3 van de cao dat slechts over de uren waarin de werknemer conform het re-integratieplan passende arbeid verricht, 100% van zijn salaris ontvangt. De vordering tot betaling van 100% van het salaris zal daarom toegewezen worden vanaf het tijdstip dat [eiser] in het kader van de re-integratie daadwerkelijk passende arbeid gaat verrichten.
5.12.
Aangezien van te late betaling van loon op dit moment nog geen sprake is, zal de gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente worden afgewezen. Om eenzelfde reden zal ook de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, noch daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van Dijklander Ziekenhuis, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Daarbij wordt Dijklander Ziekenhuis ook veroordeeld tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Dijklander Ziekenhuis om [eiser] in staat te stellen te re-integreren in zijn eigen functie, rekening houdend met zijn huidige nog bestaande beperkingen, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,-;
6.2.
veroordeelt Dijklander Ziekenhuis tot betaling van 100% van het salaris van [eiser] vanaf het tijdstip dat en over de uren waarop [eiser] in het kader van zijn re-integratie passende arbeid verricht;
6.3.
veroordeelt Dijklander Ziekenhuis tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 138,82
griffierecht € 248,00
salaris gemachtigde € 814,00
6.4.
veroordeelt Dijklander Ziekenhuis tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
6.5.
veroordeelt Dijklander Ziekenhuis tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 1995/96, 24439, nr. 3, p. 64-65
2.Kamerstukken II, 2003/04, 29231, nr. 3, p. 37