2.12.3.In artikel 9 van de huwelijksvoorwaarden is het volgende opgenomen:
Jaarlijkse verrekening van inkomsten
Artikel 9
1. De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun inkomen onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, maar met bijtelling van verschuldigde premies en koopsommen als bedoeld in artikel 8 voor zover deze premies en koopsommen het inkomen verminderen, overblijft, onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld. Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen worden de vorderingen verrekend tot het bedrag van de kleinste vordering.
Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het inkomen of van het vermogen van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomstig verminderd.
Geen verrekening heeft plaats:
over de tijd, dat de echtgenoten anders dan in onderling overleg niet samenwonen of dat tussen hen scheiding van tafel en bed bestaat;
over het kalenderjaar dat het inkomen van een echtgenoot, onder aftrek van de kosten van de huishouding, ten gevolge van verlies in een zelfstandig uitgeoefend beroep of bedrijf van die echtgenoot negatief is;
indien een echtgenoot surséance van betaling of schuldsanering heeft verkregen danwel in staat van faillissement verkeert ofwel verkeerd heeft;
verrekening zal na het einde van het faillissement (wederom) wel plaatshebben indien en zodra het vermogen van de desbetreffende ex-gefailleerde echtgenoot positief is;
voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
2. Het recht tot het vorderen van de verrekening als bedoeld in dit artikel vervalt een half jaar na ontbinding van het huwelijk of in geval van scheiding van tafel en bed een half jaar nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
3. Op het in dit artikel opgenomen verrekenbeding zijn de regels van het wettelijk deel genootschap als bedoeld in afdeling 2, titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.
De rechtbank stelt vast dat niet periodiek verrekend is, zodat partijen alsnog finaal dienen te verrekenen.
2.12.5.Als tijdstip waarop de samenstelling en de omvang van het te verrekenen vermogen wordt bepaald geldt het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding, tenzij partijen hiervan afwijken bij op schrift gestelde overeenkomst (artikel 1:142 lid 1 sub b jo lid 2 BW).
Op grond van artikel 9 lid 1 sub a huwelijksvoorwaarden geldt daarom als peildatum voor de samenstelling en de omvang van het te verrekenen vermogen de datum van verbreking van de samenwoning, te weten 31 mei 2022.
Partijen hebben stellingen ingenomen ten aanzien van:
de eenmanszaak [eenmanszaak] ;
de bankrekeningen;
de dieren (vijf shetlandpony’s, een kat en een hond);
e Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken] );
de stacaravan;
de toercaravan Saphir 465 SFB (kenteken [kenteken] );
de borg.
2.12.6.De rechtbank zal hierna de diverse posten behandelen.
a.
de eenmanszaak [eenmanszaak]
De vrouw heeft gesteld dat de activa en passiva behorende tot de eenmanszaak tot het te verrekenen vermogen horen. Het ondernemingsvermogen wordt vermoed geheel te zijn gevormd uit te verrekenen inkomsten. De vrouw betwist dat de baalwagens voor het huwelijk zijn gekocht en dat alle investeringen in de onderneming zijn gefinancierd door de vader van de man. Partijen hebben in het verleden ook de overwaarde van een koopwoning in de onderneming geïnvesteerd. De man heeft onvoldoende aangetoond welke waarde de eenmanszaak had ten tijde van het sluiten van het huwelijk en op de peildatum. De vrouw stelt daarom uit pragmatische overwegingen voor dat de man een bedrag van € 58.950 aan haar zal voldoen. Dat is de helft van de opbrengsten van de machines en wagens.
De man heeft daartegen als verweer gevoerd dat hij de onderneming in 1992 heeft opgericht en dat de balenwagens in 1998 al in het bedrijf zaten. Partijen leefden op grote voet zodat de opbrengsten uit het bedrijf op gingen aan de kosten van de huishouding terwijl de vader van de man in het bedrijf investeerde. Na het overlijden van de vader van de man leidde dat tot conflicten tussen de man en de andere erfgenamen zodat de man op 5 december 2023 een overeenkomst met zijn moeder heeft gesloten waarin werd afgesproken de door de vader van de man in aankoop van machines, wagens en trekkers geïnvesteerde gelden ad € 201.381 in totaal door het bedrijf van de man terug zouden worden terugbetaald met een rente van 2%. De machines worden niet tot het te verrekenen vermogen gerekend nu de schuld eind 2021 nog € 153.311 bedroeg en al die jaren is voldaan uit de onderneming als kosten die redelijkerwijs gemaakt moeten worden voor de verwerving van het inkomen.
Alle machines zijn op 5 januari 2022 respectievelijk 25 februari 2022 verkocht voor een bedrag ad € 39.325 en € 78.650. Met de opbrengst van de machines zijn diverse schulden (waaronder een lening voor een trekker en een belastingschuld) afgelost en is naar de en/of rekening van partijen € 16.000 overgemaakt.
In artikel 6 lid 1 van de huwelijksvoorwaarden is het volgende opgenomen:
Inkomen en belastingen
Artikel 6
1. Inkomen
Onder inkomen in deze huwelijkse voorwaarden wordt verstaan het besteedbaar inkomen na betaling van belastingen, premies sociale verzekeringen en de kosten die redelijkerwijs gemaakt moeten worden voor de verwerving van het inkomen.
Ingeval een echtgenoot inkomen heeft in de vorm van winst uit onderneming of resultaat uit een werkzaamheid, dienen de echtgenoten, naar normen die in het maatschappelijk verkeer als redelijk worden beschouwd, vast te stellen welk gedeelte van de winst of het resultaat voor onttrekking aan de onderneming, of hetgeen als onderneming wordt aangemerkt, in aanmerking komt en aldus inkomen is als hiervoor bedoeld.
Voor zover een echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat de winst van een niet op zijn eigen naam uitgeoefende onderneming hem rechtstreeks of middellijk ten goede komt, wordt die onderneming voor de toepassing van de vorige zin aangemerkt als een door die echtgenoot uitgeoefende onderneming. In dit geval wordt onder winst uit onderneming verstaan de winst na aftrek van de daarover door de rechtspersoon die de onderneming uitoefent verschuldigde belasting
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van art. 1:141 lid 4 BW dient verrekening plaats te vinden van de in de onderneming ‘opgepotte’ winsten, doch alleen voor zover het door partijen overeengekomen verrekenbeding ondernemingswinsten omvat en voor zover in het maatschappelijk verkeer redelijk. In lid 5 van art. 1:141 BW is bepaald dat hetgeen in lid 4 is opgenomen ook geldt, indien een echtgenoot op eigen naam een onderneming uitoefent.
Partijen zijn in hun huwelijksvoorwaarden een verrekenbeding overeengekomen dat ondernemingswinsten omvat, maar hebben tijdens het huwelijk niet op grond van artikel 1:141 lid 4 BW jaarlijks de opgepotte winst verrekend.
Tussen partijen staat vast dat de onderneming reeds vóór het huwelijk van partijen eigendom was van de man. Als uitgangspunt heeft in die situatie te gelden dat de waardestijging van de onderneming aan de man toekomt, tenzij die waardestijging geheel of gedeeltelijk het gevolg is van investeringen met overgespaard inkomen. Hiervan is sprake als de winst die op grond van artikel 1:141 lid 4 BW in de verrekening betrokken had moeten worden, in de onderneming is geïnvesteerd.
Aan de rechtbank is gebleken dat de baalwagens al voor het huwelijk zijn gekocht. Verder staat vast dat de man in de onderneming heeft geïnvesteerd met geleend geld van familie en dat partijen hebben geleefd van de winst uit de onderneming, nu de vrouw deze gemotiveerde stellingen van de man onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. De vrouw heeft voorts gesteld dat in de onderneming is geïnvesteerd met de overwaarde van een koopwoning, maar ter zitting hebben partijen vastgesteld die woning niet van de vrouw was. Tot zover heeft de vrouw, tegenover de betwistingen van de man, derhalve onvoldoende onderbouwd gesteld dat sprake was van investeringen met overgespaard inkomen, terwijl dit op haar weg had gelegen. De vrouw heeft immers jarenlang de administratieve werkzaamheden in het bedrijf verricht.
In maart 2022 heeft de man alle machines en wagens verkocht en sindsdien werkt de man alleen voor een of enkele opdrachtgevers als kraanmachinist. Nu de man het deel van de opbrengst van de machines en wagens (€ 16.000), dat niet is aangewend voor de aflossing van diverse schulden, van de zakelijke rekening (met nummer [rekeningnummer] ) op de en/of rekening (met rekeningnummer [rekeningnummer] ) heeft gestort en niet heeft gesteld dat dit deel van de opbrengst in de onderneming is geherinvesteerd merkt de rechtbank dit deel van de opbrengst op grond van artikel 9 jo artikel 6 van de huwelijksvoorwaarden aan als te verrekenen winst uit de onderneming. Uit de bankafschriften van de genoemde en/of rekening volgt dat deze winst daar op de peildatum nog steeds aanwezig was. De rechtbank zal hieronder onder post b. bepalen welk bedrag de man aan de vrouw dient te betalen uit hoofde van verrekening.
de bankrekeningen
Aan de rechtbank is gebleken dat het saldo van de en/of rekening [rekeningnummer] (de spaarrekening) per peildatum € 24.710,42 bedroeg.
De vrouw heeft gesteld dat het saldo van deze rekening bij helfte verrekend dient te worden. De man heeft daartegenover naar voren gebracht dat het saldo van deze rekening aan hem toekomt zonder verrekening aan de vrouw.
Gelet op het hierboven onder post a. bepaalde dient het saldo op peildatum op grond van artikel 9 jo artikel 6 van de huwelijksvoorwaarden bij helfte te worden verrekend, zodat de man uit dien hoofde aan de vrouw een bedrag van
€ 12.355,21dient te betalen.
De rechtbank is gebleken dat het saldo van de en/of rekening [rekeningnummer] (de betaalrekening) per peildatum € 1.861,97 bedroeg.
Niet in geschil tussen partijen is dat het saldo van deze rekening per peildatum bij helfte verrekend dient te worden. Onduidelijk is wie de rekening heeft voortgezet dan wel opgeheven. De vrouw heeft haar stelling dat de man de rekening heeft opgeheven niet onderbouwd en de man heeft zijn stelling dat de vrouw de rekening heeft voortgezet evenmin onderbouwd. Partijen dienen elkaar hierover over en weer inzage te geven en zo nodig informatie op te vragen bij de bank. Indien blijkt de rekening door de man is opgeheven dient de man aan de vrouw een bedrag van € 930,99 te betalen en indien blijkt dat de rekening door de vrouw is voortgezet dient de vrouw aan de man een bedrag van € 930,99 te betalen.
de dieren (vijf shetlandpony’s, een kat en een hond)
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat de dieren geen waarde vertegenwoordigen. De pony’s blijven bij de man en de kat en de hond blijven bij de vrouw; dit een en ander zonder verdere verrekening.
de Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken] )
Tussen partijen staat vast dat de Volkswagen is gekocht met te verrekenen inkomen. Partijen zijn overeengekomen dat de vrouw de auto houdt waarbij de waarde van de auto ad € 5.250 wordt verrekend, zodat de vrouw
€ 2.625aan de man moet betalen.
de stacaravan
De vrouw heeft gesteld dat de stacaravan is gekocht met overgespaarde inkomsten zodat de waarde op de peildatum verrekend dient te worden met de vrouw. Zij schat de waarde op
€ 1.750.
De man heeft daartegen als verweer gevoerd dat hij de stacaravan voor € 200 aan zijn nieuwe partner heeft verkocht. Inmiddels heeft de man de stacaravan laten slopen en afvoeren; de stacaravan was niks meer waard, aldus de man.
De rechtbank overweegt als volgt. De man heeft niet weersproken dat de waarde van de stacaravan verrekend dient te worden, maar partijen twisten over de waarde. Gelet op de door de vrouw overgelegde verkoopadvertenties van vergelijkbare stacaravans en de onweersproken stelling van de vrouw dat partijen de stacaravan hebben opgeknapt, heeft de man zijn stelling, dat de stacaravan (bijna) niets waard was, onvoldoende onderbouwd. Nu is gebleken dat de man de stacaravan zonder overleg met de vrouw heeft verkocht, dient dat voor zijn risico te komen. Gelet hierop zal de rechtbank uitgaan van de door de vrouw gestelde waarde, te weten een waarde van € 1.750. De man dient derhalve aan de vrouw een bedrag van
€ 875te betalen uit hoofde van verrekening.
de toercaravan Saphir 465 SFB (kenteken [kenteken] )
Tussen partijen staat vast dat de toercaravan op naam van de man staat en door hem op grond van een huurkoopovereenkomst is aanbetaald met te verrekenen inkomen. De man heeft gesteld dat hij € 2.337,83 aan de vrouw dient te betalen en de vrouw heeft gesteld dat de man € 2.727,46 aan haar dient te betalen. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat zowel de door de man verrichte aanbetaling als de door hem betaalde termijnbedragen verrekend dienen te worden.
Uit de huurkoopovereenkomst van 19 januari 2021 volgt dat een aanbetaling van
€ 5.382 is gedaan. Daarna zijn tot de peildatum 15 termijnbedragen ad € 311,71 per maand (4.675,65) betaald, zodat in totaal € 10.057,65 is aanbetaald met te verrekenen inkomen. De man dient derhalve aan de vrouw uit hoofde van verrekening een bedrag van
€ 5.028,83te betalen.
de borg
De vrouw heeft ter zitting gesteld dat zij recht heeft op de helft van de borg voor de woning aan [adres] ad € 1.350.
De man heeft bezwaar gemaakt tegen dit aanvullende verzoek.
De rechtbank zal dit verzoek buiten beschouwing laten op grond van de eisen van goede procesorde (artikel 283 jo. 130 Rv). De vrouw heeft ter zitting gesteld dat zij het verzoek niet eerder heeft gedaan omdat het onderwerp eerst niet aan de orde was, maar gelet op de door de vrouw overgelegde whatsappberichten van 4 december 2022 (productie 22) is de rechtbank van oordeel dat de vrouw een verzoek over de borg eerder had kunnen en moeten indienen. Bovendien heeft de vrouw geen verzoek geformuleerd in het petitum.