ECLI:NL:RBNHO:2024:2105

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/15/341696 / HA ZA 23-380
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad van school jegens ouders door schending zorgplicht en meldingen bij Veilig Thuis

In deze zaak hebben ouders de school aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen, omdat zij zouden hebben gefaald in hun zorgplicht ten opzichte van hun dochter, [betrokkene 1]. De ouders stellen dat de school onterecht meldingen heeft gedaan bij Veilig Thuis, wat hen in hun eer en goede naam heeft aangetast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de school extra ondersteuning heeft geboden aan [betrokkene 1] in de vorm van trajectbegeleiding en een individueel arrangement. De school heeft ook meldingen gedaan bij Veilig Thuis, omdat er zorgen waren over de thuissituatie van [betrokkene 1]. De rechtbank oordeelt dat de school niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat de meldingen zijn gedaan op basis van signalen van zorg en dat de school heeft gehandeld in het belang van de leerling. De ouders hebben hun vorderingen verminderd, waardoor de rechtbank geen aanleiding zag om hen niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank concludeert dat de ouders de door hen gestelde schade niet aannemelijk hebben gemaakt en wijst de vorderingen af. De ouders worden veroordeeld in de proceskosten van de school.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/341696 / HA ZA 23-380
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 1],
eisers,
advocaat mr. C.M. Sent te Amsterdam,
tegen
de stichting
[gedaagde] ONDERWIJSGROEP,
gevestigd te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. M.G. Hofman te Heemstede.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] of, waar het [school] is bedoeld, ‘de school’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 oktober 2023 en de daarin genoemde processtukken,
  • de op 27 december 2023 ingediende aanvullende producties van [gedaagde],
  • de mondelinge behandeling van 11 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
  • de spreekaantekeningen van [eisers]
1.2.
Ter zitting hebben [eisers] hun eis verminderd in die zin dat de namens hun dochter [betrokkene 1] ingestelde vorderingen niet worden gehandhaafd. De vorderingen moeten worden beschouwd als enkel uit naam van [eisers] te zijn ingesteld.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het [school] is een school voor mavo, havo en vwo. De school maakt onderdeel uit van [gedaagde].
2.2.
[betrokkene 1] – de inmiddels meerderjarige dochter van [eisers] – is in september 2018 begonnen aan de havo op het [school]. Bij [betrokkene 1] is een ongespecificeerde ontwikkelingsstoornis met aspecten van ASS (autisme spectrum stoornis) gediagnosticeerd. Zij ondervond vanaf het tweede leerjaar problemen bij de organisatie en planning van haar schoolwerk. [betrokkene 1] heeft een zus, [betrokkene 2], die ook op de school zit.
2.3.
Voor de ondersteuning van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte is binnen de school een zogenaamde trajectvoorziening ingericht, een lokaal met begeleiding waar leerlingen naartoe kunnen voor extra ondersteuning. De trajectbegeleiding is als volgt omschreven in het schoolondersteuningsprofiel van de school:
“Trajectbegeleiding. Op het [school] zijn twee trajectbegeleiders dagelijks actief. Zij begeleiden leerlingen met een extra onderwijs- en/of ondersteuningsbehoefte op het gebied van gedrag, werkhouding en sociaal-emotioneel welbevinden. In het interne ondersteuningsoverleg (ondersteuningscoördinator, trajectbegeleiders) bespreken we welke leerlingen in aanmerking komen voor trajectbegeleiding. In samenspraak met leerling, ouders, de mentor en eventueel externe betrokkenen stellen we samen met de leerling, ouders en begeleiding, doelen op in een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP). Na de afgesproken tijd evalueren we met alle betrokkenen het plan en zetten dit voort, stellen het bij of zetten het stop, al naar gelang de bevindingen en behoefte. Het doel is de leerling zo spoedig mogelijk zelfstandig de schooltaken te kunnen laten vervullen. Er is voor de begeleiding een aantrekkelijk in gericht lokaal gereserveerd. Hier ontvangen de trajectbegeleiders leerlingen en ook ouders. Daarnaast ondersteunen en coachen de trajectbegeleiders mentoren en docenten zodat zij hun handelingsrepertoire kunnen uitbreiden.”
2.4.
De school heeft voor de periode vanaf oktober 2019 een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) voor [betrokkene 1] opgesteld. De school heeft tevens doorlopende trajectbegeleiding aangeboden en in het kader daarvan is [betrokkene 1] ondersteund door de trajectbegeleiders van de school.
2.5.
Op 12 november 2019 heeft de school ten aanzien van [betrokkene 1] een melding gedaan bij Veilig Thuis in verband met een vermoeden van emotionele en lichamelijke verwaarlozing en fysiek geweld.
2.6.
De school heeft ter ondersteuning van [betrokkene 1] een individueel arrangement aangevraagd bij [gedaagde]. Bij besluit van 16 februari 2021 is het arrangement toegekend ten behoeve van extra ondersteuning door het bijlesinstituut ‘Vijven en Zessen’ in Santpoort-Zuid.
2.7.
Op 10 juni 2021 heeft de school een tweede melding bij Veilig Thuis gedaan in verband met een vermoeden van psychische mishandeling in de thuissituatie.
2.8.
Veilig Thuis heeft onder meer als taak om professionals te adviseren die een vermoeden hebben van huiselijk geweld of kindermishandeling. Veilig Thuis fungeert daarbij als meldpunt: zij onderzoekt een melding, bepaalt de vervolgstappen
zoals bijvoorbeeld het informeren van de Raad voor de Kinderbescherming en informeert de melder over de afhandeling van de melding. In artikel 3.41 lid 1 Wvo 2020 (Wet voortgezet onderwijs) is bepaald dat het bevoegd gezag een meldcode hanteert waarin wordt aangegeven op welke wijze met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden. In het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Stb. 2020, 321) is bepaald waaruit het stappenplan minimaal moet bestaan, namelijk: 1) het in kaart brengen van de signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling, 2) collegiale consultatie dan wel raadpleging van Veilig Thuis of een deskundige, 3) een gesprek met de cliënt, 4) het toepassen van een afwegingskader, 5) het beslissen over het doen van een melding en de inzet van de noodzakelijke hulp. Er is daarbij geen sprake van een dwingende vaste volgorde van deze stappen. Door de vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs (de VO-raad) is hiervoor een meldcode ontwikkeld, mede in de vorm van een digitale applicatie.
2.9.
Naar aanleiding van beide meldingen heeft Veilig Thuis onderzoek gedaan. Veilig Thuis heeft beide onderzoeken afgesloten zonder nadere aan- of verwijzingen voor vervolgonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Veilig Thuis heeft het dossier vervolgens binnen een vrijwillig kader overgedragen aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. Sindsdien wordt het gezin begeleid door het CJG te [plaats 1].
2.10.
Op 14 juni 2021 heeft [betrokkene 3] van het CJG de school het volgende gemaild:
“In overleg met ouders zou ik graag alvast per mail een aantal voorlopige afspraken doorsturen. Dit om te voorkomen dat er deze week onduidelijk ontstaat over de situatie en het voor iedereen makkelijker te maken.
VT geeft aan dat het niet onveilig is voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in het gezin. Om deze reden is er weer overgedragen aan het CJG in [plaats 1]. Ik ben met ouders en de kinderen aan het kijken naar passende ondersteuning voor ouders en [betrokkene 1]. Ouders staan hiervoor open. Totdat dit geregeld is kan er contact opgenomen worden met het CJG in [plaats 1] ([betrokkene 3]) wanneer er vragen zijn. Natuurlijk is het wel nodig ouders eerst te informeren bij zorgen of vragen.
Verder willen ouders graag de volgende afspraken maken:• Graag niet de bijles van [betrokkene 1] afbellen. Alleen ouders mogen dit doen.
• Graag niet met [betrokkene 1] in gesprek over haar thuissituatie. Je kunt haar zeggen dat het knap is dat ze over haar situatie wil praten maar dat het belangrijk is dat zij dit doet met een hulpverlener. Je kunt aan haar zeggen dat zij contact kan zoeken met [betrokkene 3] (SJG [plaats 1]) via app of bellen.
• Als er opnieuw zorgen over de kinderen ontstaan dan dienen deze met ouders besproken te worden. Ouders geven aan dat zij het geen probleem vinden als het CJG [plaats 1] bij een eventueel gesprek aansluit. Alleen wanneer er zorgen zijn over acute onveiligheid van een kind dan mag VT direct gebeld worden. Anders is dit niet de te volgen route.”
2.11.
Op 22 juni 2021 heeft [betrokkene 1] via Whatsapp contact opgenomen met één van de trajectbegeleiders van de school. Zij was vroeg uit school gekomen maar haar ouders waren niet thuis. De trajectbegeleider heeft over deze situatie de volgende e-mail verzonden aan de ouders en de hulpverlener bij het CJG van [betrokkene 1]:
“[betrokkene 1] appte om 13:00 uur dat zij al anderhalf uur in de tuin zat. Ik zag haar appje om half 2. [betrokkene 1] was rond 11:00 uur thuis omdat het deze week toetsweek is.Rond 14:00 uur is [betrokkene 1] op school aangekomen. Haar ouders en zusje waren naar Amsterdam. [betrokkene 1] wist niet wat ze in Amsterdam aan het doen waren.
[betrokkene 1] vertelde dat haar moeder de huissleutel heeft ingenomen maar meestal zijn ze wel thuis. Ouders vinden dat [betrokkene 1] haar zaken zelf moet oplossen. [betrokkene 1] heeft geprobeerd met [betrokkene 3] te bellen maar zij werkt vandaag niet.Aangezien [betrokkene 1] vanochtend niet heeft gegeten hebben wij haar net een broodje aangeboden.In het kader van de transparantie heb ik met ouders gebeld dat [betrokkene 1] terug naar school is gekomen. [eiser 1] vindt dat ik me niet moet bemoeien met de privézaken en haar moeder zegt dat [betrokkene 1] een puber is en moet leren haar eigen zaakjes op te lossen. Moeder geeft aan dat er een reden is dat zij de huissleutel van [betrokkene 1] heeft ingenomen.Haar vader heeft vervolgens het gesprek eenzijdig beëindigd.”
2.12.
Diezelfde dag is er een bespreking geweest tussen de ouders, [betrokkene 3] van het CJG en de rector en managementassistent van de school omdat de ouders zich hadden beklaagd over het zorgteam van de school en zij daar niet meer mee wilden samenwerken. Van dat gesprek is een verslag gemaakt dat onder meer het volgende inhoudt:
“Reactie[rector]
op klacht: De volgorde van de communicatie is inderdaad niet in alle gevallen conform afspraak gegaan. Wij spreken af dat het zorgteam en andere betrokkenen in de school worden geïnformeerd over de communicatielijn: eerst ouders, dan CJG-coach en vervolgens eventueel andere instanties die nodig zijn om de (sociale) veiligheid van [betrokkene 1] te waarborgen. M.b.t. het niet meer spreken met [betrokkene 1] geeft[rector]
aan hieraan niet te kunnen en zullen voldoen. Er wordt wel afgesproken dat het initiatief voor een gesprek vanuit [betrokkene 1] zal komen en vervolgens geacteerd zal worden door de school. Daarnaast zal de school [betrokkene 1] altijd ook verwijzen naar de CJG-coach. (…)”
2.13.
Op 1 juli 2021 heeft de school een melding bij de politie gedaan. De aanleiding voor die melding was dat [betrokkene 1] één van de trajectbegeleiders van de school had gebeld. De trajectbegeleider hoorde geschreeuw op de achtergrond, maar er werd verder niets gezegd en de verbinding werd verbroken. Bij het terugbellen lukte het niet om contact te krijgen met [betrokkene 1]. De school heeft vervolgens getracht contact op te nemen met het CJG maar ook dat lukte niet. De politie heeft naar aanleiding van de melding van de school en het huisbezoek door de politie op 2 juli 2021 een zorgmelding bij Veilig Thuis gedaan.
2.14.
[eisers] hebben op 7 juli 2021 een klacht tegen de school ingediend bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs. Die verwoordde de klacht als volgt:
“De familie [eisers] klaagt erover dat de school zich mengt in de thuissituatie van de familie en hun dochter daarover op verschillende momenten aanspreekt op school. De school heeft ten onrechte een (tweede en derde) melding bij Veilig Thuis gedaan.”
2.15.
De school heeft [eisers] aan het einde van het schooljaar 2020-2021 geadviseerd om [betrokkene 1] te laten afstromen van de havo naar de mavo. Het alternatief was dat [betrokkene 1] zou doubleren in 3 havo. Volgens de school was er op dat moment geen sprake meer van een extra ondersteuningsbehoefte maar veeleer van een discrepantie tussen het niveau van [betrokkene 1] en het schoolniveau dat zij op dat moment volgde (havo). De school baseerde dit standpunt onder meer op een orthopedagogisch onderzoek van februari 2021. [eisers] konden zich niet vinden in het advies. [betrokkene 1] is vervolgens blijven zitten in 3 havo.
2.16.
Op 27 augustus 2021 heeft [betrokkene 3] van het CJG de school het volgende gemaild:
“Geachte mevrouw [betrokkene 4] (cc ouders),
Van een collega bij de receptie heb ik begrepen dat de nieuwe zorgcoördinator, mevrouw [betrokkene 5], pas per 1 november start. Vandaar dat ik deze mail naar u stuur.Ouders en ik (CJG [plaats 1]) zouden wij graag z.[betrokkene 1].m. een MDO op school willen organiseren om te praten over zorg- en onderwijs van [betrokkene 1] [eisers] in het schooljaar van 2021-2022. Het is belangrijk dat het samenwerkingsverband ook aansluit in verband met het onderwijsarrangement wat afgelopen jaar is ingezet en waar in het nieuwe schooljaar een nieuwe vorm aan gegeven moet worden.
(…)
Wij horen graag wanneer mogelijkheid is voor het MDO. (…)”
2.17.
Op 10 september 2021 heeft [betrokkene 6], een van de trajectbegeleiders van de school, een schriftelijke verklaring opgesteld, waarin zij onder meer schrijft dat het ondersteuningsteam [betrokkene 1] nooit uit de lessen heeft gehaald; [betrokkene 1] kwam altijd uit zichzelf naar de trajectvoorziening. Verder houdt de verklaring onder meer het volgende in:
“Op 19-5-2021 tref ik [betrokkene 1]. opnieuw huilend aan in het tl. Zij wilde graag haar hart luchten bij de mw. van Veilig Thuis. Dus opnieuw contact met VT gezocht waarbij een medewerker met [betrokkene 1]. heeft gesproken. VT heeft toen geadviseerd om een melding te doen. [betrokkene 1]. wilde dat niet omdat de thuissituatie n.a.v. de vorige melding er alleen maar slechter op is geworden. Uiteindelijk hebben we op 10-6-2021 de officiële melding gedaan bij Veilig Thuis op advies van Veilig Thuis nadat een poging, ook op advies van Veilig Thuis, om samen met het CJG eerst een gesprek aan te gaan was mislukt. Onze voormalige zorgcoördinator wilde een datum voor dit gesprek telefonisch regelen. De heer [eisers] wilde haar niet te woord staan en heeft het telefoongesprek beëindigd. Op 10-6-2021 kwam [betrokkene 1]. naar ons toe in het TL. Zij wilde niet meer naar huis. Daarop hebben we wederom gebeld met Veilig Thuis die de crisisdienst naar[de school]
heeft gestuurd. Wij hebben voortdurend op advies van Veilig Thuis gehandeld. (…)”
2.18.
De Landelijke Klachtencommissie Onderwijs heeft naar aanleiding van de klacht van [eisers] op 22 november 2021 het volgende advies uitgebracht:
“4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
Ten aanzien van de klacht over het inmengen in de thuissituatie overweegt de Commissie dat de stukken en dat wat ter zitting is besproken haar geen aanleiding geeft tot de conclusie dat de school zich structureel actief bemoeit met de thuissituatie van [betrokkene 1]. Klagers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [betrokkene 1] door medewerkers van de school uit de les is gehaald om te praten over haar thuissituatie. De stelling van verweerder dat een school een leerling te woord moet staan als die zich tot een medewerker wendt, vindt de Commissie redelijk en begrijpelijk. De klacht dat de school [betrokkene 1] ten onrechte op school heeft gehouden, is door klagers onvoldoende onderbouwd. In zoverre acht de Commissie dit klachtonderdeel ongegrond. Over het voorval waarbij [betrokkene 1] haar ov-kaart was vergeten en de school haar vervolgens heeft afgemeld bij het bijlesinstituut, overweegt de Commissie dat de school hierin niet correct heeft gehandeld. De school had in dit geval, contact moeten opnemen met klagers. Dat had er volgens klagers toe geleid dat [betrokkene 1] haar ov-kaart thuis had kunnen ophalen en alsnog naar de bijles gaan. Het was niet aan de school om dit af te zeggen. In zoverre acht de Commissie dit klachtonderdeel gegrond.
Ten aanzien van de klacht over de Veilig Thuis-meldingen overweegt de Commissie als volgt. Een melding bij Veilig Thuis is erop gericht dat er onafhankelijk onderzoek wordt gedaan naar de situatie. De Commissie heeft eerder uitgesproken dat een school advies mag vragen of een melding mag doen bij Veilig Thuis als er zorgen zijn over de situatie of over het welzijn van een leerling. Deze zorgen behoeven niet te zijn gegrond op vaststaande feiten, maar mogen ook zijn gebaseerd op vermoedens of signalen. Het enkele feit dat een school een Veilig Thuismelding doet is niet klachtwaardig, tenzij vooraf al duidelijk is dat er niets aan de hand is. Gelet op het voorgaande kader beoordeelt de Commissie of een zorgmelding goed is onderbouwd en of de gevolgde procedure zorgvuldig is geweest.
Klagers stellen dat de school drie maal een zorgmelding heeft gedaan: één in 2019 en twee in 2021. De zorgmelding uit 2019 laat de Commissie buiten beschouwing, omdat deze buiten de door haar gehanteerde verjaringstermijn van een jaar valt. Wat betreft de derde zorgmelding, gedaan op 2 juli 2021, is het, gelet op de verklaringen in het dossier en ter zitting, aannemelijk dat deze melding door de politie is gedaan. Hoe dan ook is de Commissie niet gebleken dat de school deze melding heeft gedaan. Daarom laat zij ook deze melding buiten beschouwing. De Commissie spreekt zich daarom alleen uit over de zorgmelding van 10 juni 2021.
De Commissie is zich bewust van de impact die de zorgmelding op klagers heeft gehad en nog heeft. Echter, gelet op de verhalen die [betrokkene 1] op school vertelde over de thuissituatie (en waarvan het in het dossier aanwezige verslag melding maakt), acht de Commissie het niet onbegrijpelijk dat de school zich zodanig zorgen maakte over de veiligheid van haar leerling dat zij, na raadpleging van Veilig Thuis, is overgegaan tot het doen van een zorgmelding. Wel acht de Commissie het van belang dat, als er informatie wordt verstrekt, de status (feiten, opvattingen, vermoedens) van de verstrekte informatie duidelijk naar voren komt zodat Veilig Thuis daar rekening mee kan houden bij het onderzoek. Na lezing van het meldingsverslag is de Commissie van oordeel dat in de door de school verstrekte informatie onvoldoende naar voren komt dat het gaat om de visie van [betrokkene 1] (zoals de woorden ‘angstcultuur’ en ‘verwaarlozing’ die doorgaans niet tot het jargon van een tiener behoren). De school heeft de door [betrokkene 1] verstrekte informatie te veel gepresenteerd als vaststaande feiten. Daarmee heeft de school naar het oordeel van de Commissie onvoldoende zorgvuldig gehandeld, mede gelet op de eerdere conclusie van Veilig Thuis dat er geen veiligheidsprobleem was. In zoverre acht de Commissie dit klachtonderdeel gegrond.
De Wet op het primair onderwijs bepaalt in artikel 4b dat scholen een meldcode huiselijk
geweld en kindermishandeling moeten opstellen. In de meldcode staat welke stappen een
school moet zetten als zij huiselijk geweld of kindermishandeling vermoedt of signaleert. Lid 5 van artikel 4b bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke stappen deze meldcode in ieder geval dient te bevatten. Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Als stap 3 wordt hierin genoemd: ‘ Gesprek met cliënt/ouder’. Deze stap ziet op een gesprek over de zorgen die de school heeft over de leerling en het voornemen een zorgmelding te doen. Een dergelijk gesprek heeft ook als doel om eventuele onjuistheden te kunnen corrigeren. Daarna dient de school haar zorgen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling te wegen. Ter zitting heeft de school aangegeven een meldcode te bezitten en deze in voorkomende gevallen ook te hanteren. Evenwel is de Commissie gebleken dat er voorafgaand aan de melding bij Veilig Thuis niet met klagers is gesproken over het voornemen daartoe. Slechts in bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer de veiligheid van het kind in het geding is, hoeft de school ouders niet vooraf te informeren. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is de Commissie niet gebleken; verweerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de situatie zodanig onveilig was dat het gerechtvaardigd was om stap 3 van de meldcode over te slaan.
Verder had verweerder de afspraak met ouders om eerst het CJG te benaderen als [betrokkene 1] richting het schoolpersoneel bepaalde zorgen over de thuissituatie uitte. Hoewel deze afspraak uiteraard geen deel uitmaakt van de meldcode Veilig Thuis, had het in de rede gelegen ook het CJG te benaderen alvorens een melding bij Veilig Thuis te doen.
De Commissie is van oordeel dat verweerder zonder gegronde reden niet met klagers en het
CJG heeft gesproken over de bij de school bestaande zorgen en over het voornemen een
zorgmelding te doen. In zoverre acht zij dit klachtonderdeel gegrond.
5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht
over het inmengen in de thuissituatie gegrond is voor zover deze de afmelding door de school van [betrokkene 1] bij het bijlesinstituut betreft. Voor het overige is dit klachtonderdeel
ongegrond.
De klacht over de melding bij Veilig Thuis is gegrond voor wat betreft de weergave van de door [betrokkene 1] verstrekte informatie en voor wat betreft het overslaan van stap 3
van de meldcode.”
2.19.
De voorzitter van het College van Bestuur van [gedaagde] heeft bij brief van 7 december 2021 als volgt gereageerd op het advies van de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs:
“(…) Allereerst delen wij uw conclusie dat de klacht van de ouders over het feit dat de school zich structureel zou mengen in de thuissituatie ongegrond is.
Ten aanzien van het voorval waarbij [betrokkene 1] haar ov-kaart was vergeten en de school haar vervolgens heeft afgemeld bij het bijlesinstituut zijn wij in het bijzonder nog van oordeel dat dit achteraf bezien weliswaar ongelukkig is geweest, maar dat sprake is geweest van een incident dat op zichzelf van onvoldoende gewicht is om de klacht over het zich mengen in de thuissituatie gegrond te verklaren.
Wij delen uw conclusie inhoudende dat er, in tegenstelling tot hetgeen de ouders beweren, slechts sprake is geweest van twee meldingen bij Veilig Thuis. De eerste melding (2019) behoort, zoals uw commissie ook heeft geoordeeld, buiten beschouwing te blijven, omdat de verjaringstermijn is verstreken.
Met betrekking tot de tweede melding (10 juni 2021) zijn wij het met uw commissie eens dat destijds sprake was van zodanige signalen dat begrijpelijk is geweest dat de school is overgegaan tot het doen van een melding bij Veilig Thuis. Uw commissie heeft niettemin geadviseerd om een tweetal onderdelen van de klacht gegrond te verklaren, namelijk met betrekking tot de wijze waarop deze zorgmelding is geformuleerd en met betrekking tot het overslaan van stap 3 van de meldcode (gesprek met leerling / ouder).
Ten aanzien van de formulering van de zorgmelding stemmen wij in met uw advies. Dit onderdeel van de klacht is gegrond, omdat de toonzetting van de melding te stellig is. Voor de rector van het [school] is dit aanleiding om bij degenen die in de praktijk betrokken zijn bij het doen van een zorgmelding aandacht te vragen voor de formulering van dergelijke meldingen. Tegelijkertijd wijzen wij er wel op dat het volgens ons voor Veilig Thuis redelijkerwijs duidelijk geweest moet zijn dat de school hier een vermoeden presenteerde en geen vaststaande feiten. Dat vloeit immers voort uit de aard van een dergelijke zorgmelding: de school rapporteert signalen over huiselijk geweld en/of kindermishandeling en het is aan Veilig Thuis om daar verder onderzoek naar te doen.
Ten aanzien van het overslaan van stap 3 van de meldcode wijken wij af van uw advies. Voorop staat dat binnen de scholen van [gedaagde] Onderwijsgroep veel waarde wordt toegekend aan de (stappen van de) meldcode. Stap 3 van deze code bestaat uit het voeren van een gesprek met de leerling en/of de ouder(s). Deze stap is op zichzelf wel degelijk gezet, in die zin dat de school met [betrokkene 1] over de door haar ervaren problematiek heeft gesproken. Uw commissie is echter in het advies van mening dat de school in dit geval voorafgaande aan de melding ook had moeten spreken met de ouders en het CJG. Mogelijk valt dit deels te verklaren doordat uw commissie zich onvoldoende heeft beseft dat deze zaak zich heeft voorgedaan binnen het voortgezet onderwijs (uw commissie verwijst in de uitspraak naar de Wet op het primair onderwijs). Voorts achten wij van belang dat de school wel degelijk heeft getracht om telefonisch contact te zoeken met de ouders, en wel om een afspraak te maken voor een gesprek met hen en het CJG, maar dat dit contact door vader werd geweigerd. Dit blijkt met zoveel woorden uit de schriftelijke verklaring van mevrouw R. [betrokkene 6] die tijdens de klachtprocedure als productie 1 aan uw commissie is gezonden. Dat de school zich vervolgens, gelet op de urgentie en het gevoel van onveiligheid bij [betrokkene 1], gedwongen zag om de melding bij Veilig Thuis door te zetten vinden wij niet onbegrijpelijk. Als zodanig heeft de school voorrang gegeven aan het bevorderen van de veiligheid van [betrokkene 1] en dit vinden wij een verdedigbare keuze. Wij achten dit klachtonderdeel daarom ongegrond. Niettemin zal de rector voor de goede orde intern nog wel de nodige aandacht vragen voor het belang van stap 3 van de meldcode. (…)”
2.20.
Naar aanleiding van een multidisciplinair overleg (zie 2.16 hiervoor) dat heeft plaatsgevonden met [eisers], de school, diverse hulpverleners en de leerplichtambtenaar, heeft J. [betrokkene 5], ondersteuningscoördinator van de school, op 10 december 2021 naar de betrokken partijen een e-mailbericht verzonden met het onderwerp “
Antwoord op vragen naar aanleiding van het MDO”:
“(…) In ons MDO van vorige week is er een voorstel gedaan om de trajectbegeleiders samen te laten werken met [betrokkene 7] van ZIJN. Ouders hebben toen duidelijk aangegeven dat zij niet willen dat de trajectbegeleiders van het [school] deze begeleiding zouden doen.
Er is duidelijks sprake van een grote vertrouwensbreuk tussen de ouders en de school. Als het vertrouwen er niet is en als jullie als ouders ook niet bereidwillig zijn de samenwerking weer aan te gaan dan ontstaat er een patstelling waarbij [betrokkene 1] uiteindelijk verliest. Als jullie als ouder geen vertrouwen hebben in het [school] dan is het de vraag of het [school] wel de juiste school is voor [betrokkene 1].
Ik heb inmiddels gesproken met management en de casus voorgelegd. Ook heb ik gesproken met het samenwerkingsverband. Wij als school willen nog altijd [betrokkene 1] zo best mogelijk ondersteunen. Echter de ondersteuning die wij aanbieden is de trajectbegeleiding en daar zullen wij als school ook niet van afwijken. Mevrouw Kruijer en mevrouw [betrokkene 6] zijn beide professionals met veel ervaring in het begeleiden van leerlingen met een ondersteuningsbehoefte. Voor de inhoudelijke begeleiding voor de exacte vakken kan er bij het samenwerkingsverband door school een arrangement worden aangevraagd. Er moet dan wel goed gekeken wat de hulpvraag is en wie hierin de ondersteuning kan bieden. Het samenwerkingsverband zal hierin kunnen adviseren. De trajectbegeleiding zal zich richten op het schoolse stukje in samenwerking met [betrokkene 7] of andere hulpverlening. School zal wel echter altijd de meldcode hanteren.
Dus concreet is het aanbod:• [betrokkene 1] krijgt ondersteuning, 1x per week, van de trajectbegeleiders waarbij er gekeken wordt naar plannen en organiseren. De trajectbegeleiders werken samen met [betrokkene 7] of andere hulpverlening om de begeleiding goed op de ondersteuningsbehoefte van [betrokkene 1] aan te passen.
• [betrokkene 1] kan in de trajectvoorziening in een rustige prikkelarme omgeving in haar tussenuren en na school aan haar schoolwerk werken.• School vraagt bij het samenwerkingsverband een arrangement aan voor de hulp bij de achterstanden. Het is belangrijk om goed de hulpvraag in kaart te krijgen en regelmatig tussentijds te evalueren wat het leerrendement is. De evaluaties zullen dan plaatsvinden met mij.
Hierbij de aantekening dat school het belangrijk vindt dat beide ondersteuningstrajecten zullen starten en er niet alleen voor gekozen kan worden om een arrangement aan te vragen zonder de begeleiding op school. Het aanbod wat tijdens het MDO is besproken om over te stappen naar de MAVO is ook nog altijd een optie. Eind vorig schooljaar is dit geadviseerd samen met het advies om dan de vakken wis, na en sk te laten vallen. Deze optie kan nog tot aan de kerstvakantie worden gerealiseerd. (…)”
[eiser 2] heeft daarop onder meer laten weten: “
We hebben zwaarwegende redenen waarom de huidige trajectbegeleiders niet passend is.
2.21.
[betrokkene 1] is een tweede maal blijven zitten in de 3e klas van de havo. Zij heeft vervolgens gedurende een periode geen onderwijs gevolgd. Op dit moment volgt zij onderwijs aan de VOVO (onderwijs voor volwassenen), deels op MAVO- en deels op HAVO-niveau. [betrokkene 1] staat nog steeds ingeschreven bij het [school].

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen (samengevat) een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het onrechtmatig handelen jegens [eisers] en veroordeling van [gedaagde] tot het vergoeden van de schade op te maken bij staat, met veroordeling in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat de school – door haar zorgplicht te schenden – onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. Dit heeft volgens [eisers] tot schade geleid en voor deze schade stellen zij de school aansprakelijk.
Het onrechtmatig handelen van de school bestaat uit de door school gevoerde gesprekken met [betrokkene 1] en de daaruit voortvloeiende bemoeienissen met de persoonlijke levenssfeer en privacy van [eisers] De gesprekken (door medewerkers van het zorgteam) van school met [betrokkene 1] hebben geresulteerd in het doen van twee meldingen bij Veilig Thuis door de school in verband met een vermoeden van kindermishandeling. Ook heeft de school een melding gedaan bij de politie. Deze melding heeft – ingevolge het protocol van de politie – geleid tot een derde melding bij Veilig Thuis door de politie. Volgens [eisers] heeft de school onzorgvuldig en tegen de uitdrukkelijke afspraken in gehandeld bij het doen van de tweede melding bij Veilig Thuis.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Procesbevoegdheid ouders

4.1.
Namens de school is aangevoerd dat [eisers] in dit geding niet kunnen optreden voor [betrokkene 1] dan wel voor andere minderjarige gezinsleden. De reden daarvoor is dat geen machtiging van de kantonrechter is overgelegd als bedoeld in artikel 1:349 jo. artikel 1:253k BW. Voor zover [eisers] beogen om hun vordering (mede) namens [betrokkene 1] of andere minderjarige gezinsleden in te dienen, dienen zij niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de school.
Ter zitting heeft de advocaat van [eisers] aangegeven dat [eisers] hun eis verminderen in die zin dat de vorderingen namens [betrokkene 1] niet worden gehandhaafd en dat de vorderingen moeten worden beschouwd als enkel uit naam van [eisers] te zijn ingesteld. De rechtbank ziet bij die stand van zaken geen aanleiding om [eisers] niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
Is er sprake van onrechtmatig handelen door de school jegens de ouders?
4.2.
[eisers] verwijten de school dat hij tijdens de ondersteuning aan [betrokkene 1] in strijd heeft gehandeld met de instructies van een betrokken hulpverlener over hoe de school moest omgaan met [betrokkene 1], met name wanneer zij vanuit haar ‘beleving of fantasie’ vertelde over – onder meer – haar thuissituatie. Volgens [eisers] heeft de school daarmee haar zorgplicht geschonden en onrechtmatig jegens hen gehandeld. Beschuldiging van een vermoeden van kindermishandeling veroorzaakt grote stress bij de ouders en raakt diep aan hun persoonlijke levenssfeer; het gezin wordt hard geraakt door het onderzoekstraject dat daarmee gepaard gaat en het gezag van de ouders is erdoor ondermijnd. De schending van de zorgplicht volgt volgens hen meer specifiek uit de volgende omstandigheden (in samenhang bezien):
1. 1.
Absenties
[eisers] verwijten de school dat hij het verzuimprotocol niet heeft gevolgd. De school was bekend met de absenties van [betrokkene 1] (hetgeen volgt uit de vermeldingen hiervan in Magister), maar heeft nagelaten [eisers] in te lichten over de (redenen van de) absenties. De school heeft [betrokkene 1] verder op 11 juni 2021 – zonder voorafgaand overleg met [eisers] – afgemeld voor de bijles omdat zij haar OV-kaart was vergeten. De Landelijke Klachtencommissie Onderwijs heeft daarover geoordeeld dat het niet aan school was om de bijles af te zeggen; hij had daarover eerst contact met de ouders moeten opnemen.
2.
Geen overleg met de ouders in weerwil van gemaakte afspraken[eisers] verwijten de school ook dat hij zich niet heeft gehouden aan de afspraken om voorafgaand aan een melding bij Veilig Thuis eerst te overleggen met zowel het CJG als met de ouders zelf, hetgeen ook een verplichte stap (stap 3) is in de Meldcode die geldt bij het doen van een melding door de school.
De Landelijke Klachtencommissie Onderwijs heeft de klachten van [eisers] deels gegrond verklaard, aldus [eisers] Uit het advies van de commissie blijkt dat stap 3 van de Meldcode (
eerst overleg met ouders voordat melding wordt gedaan) alleen kan worden overgeslagen indien voorafgaand overleg met de ouders de veiligheid van [betrokkene 1] in gevaar zou brengen.
3.
Onjuiste informatie in de meldingen bij Veilig ThuisDe school heeft in de meldingen bij Veilig Thuis te stellige uitlatingen van [betrokkene 1] opgenomen en nagelaten onderscheid te maken tussen feiten en meningen. De school is enkel afgegaan op hetgeen is verteld door [betrokkene 1] en heeft haar verhaal in de melding opgenomen. Dat het slechts gaat om de visie van [betrokkene 1] en niet om feiten, is onvoldoende in de melding naar voren gebracht. Door niet met ouders te overleggen heeft de school bewust het risico aanvaard dat onjuiste mededelingen over de ouders aan Veilig Thuis konden worden gedaan. [eisers] zijn hierdoor aangetast in hun eer en goede naam. De school heeft onzorgvuldig en onrechtmatig jegens [eisers] gehandeld.
4.
Informatie over vaderDe school heeft informatie die in vertrouwelijke setting met haar is gedeeld (
vader staat op de wachtlijst voor diagnostiek in verband met een vermoeden van autisme) opgenomen in het leerlingendossier van [betrokkene 1], zonder dat die informatie is geverifieerd en zonder dat daarvoor toestemming is gevraagd. Daarmee handelt de school onrechtmatig nu het gaat om bijzondere persoonsgegevens, aldus [eisers]
4.3.
De school betwist dat hij onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld. Met betrekking tot de absenties betwist de school dat het verzuimbeleid niet is gevolgd. Dat blijkt ook niet uit de door [eisers] overgelegde screenshots uit Magister. Uitgangspunt van het verzuimbeleid van de school is dat ouders de mogelijkheid hebben om absenties in te zien via Magister en de school verwacht in dat kader ook van de ouders dat zij zich via deze weg op de hoogte stellen van de absenties van hun kind. Met betrekking tot de informatie over de vader van [betrokkene 1] heeft de school aangegeven dat deze informatie inmiddels uit het leerlingendossier (‘schoollogboek’) van [betrokkene 1] is verwijderd.
Met betrekking tot de meldingen bij Veilig Thuis betwist de school dat hij zich niet heeft gehouden aan de gemaakte afspraken. De correspondentie waarin de betreffende ‘instructies’ zijn opgenomen dateert van na de tweede (en laatste) melding bij Veilig Thuis. Daarna heeft de school zelf geen melding meer gedaan: de derde melding bij Veilig Thuis is door de politie gedaan. Bovendien heeft de school bij de tweede melding wel degelijk telefonisch contact opgenomen met de vader. De vader liet echter weten op dat moment niet bereid te zijn tot een gesprek en heeft daarop de verbinding verbroken.
De school betwist dat hij [betrokkene 1] heeft gevoed in haar gevoelens van onveiligheid ten opzichte van haar ouders. De betrokken trajectbegeleiders hebben naar [betrokkene 1] geluisterd wanneer zij de behoefte voelde om haar verhaal te doen; dat is juist hun werk. Met de ‘instructie’ [betrokkene 1] niet meer aan te horen en direct door te verwijzen naar CJG is de school nooit akkoord gegaan, dat is ondoenlijk.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat de school extra ondersteuning heeft aangeboden aan [betrokkene 1] en die ondersteuning ook daadwerkelijk heeft ingezet in de vorm van trajectbegeleiding en een individueel arrangement. De wijze waarop de ondersteuning vorm is gegeven en de school is omgegaan met de verschillende situaties levert naar het oordeel van de rechtbank geen onrechtmatige daad op jegens [eisers], gezien het volgende.
4.5.
De trajectbegeleiding is omschreven in het schoolondersteuningsprofiel (zie 2.3) en is ook volgens de ouders in beginsel een juiste vorm van passend onderwijs; het gaat hen blijkens hetgeen ter zitting is besproken en na hun vermindering van eis met name om de gesprekken die de trajectbegeleiders met [betrokkene 1] hebben gevoerd uitmondend in de meldingen bij Veilig Thuis. Dat de trajectbegeleiders gesprekken hebben met de kinderen die zij ondersteunen, is blijkens het schoolondersteuningsprofiel hun werk:
zij begeleiden leerlingen met een extra onderwijs- en/of ondersteuningsbehoefte op het gebied van gedrag, werkhouding en sociaal-emotioneel welbevinden.Dat zulke gesprekken kunnen leiden tot meldingen bij Veilig Thuis ligt naar het oordeel van de rechtbank in het verlengde daarvan. De meldingen in het onderhavige geval zijn ieder voor zich, en ook in onderlinge samenhang bezien, niet onrechtmatig.
4.6.
Met betrekking tot de eerste Veilig Thuis-melding is namens [eisers] ter zitting erkend dat zij die zich wel konden voorstellen. In dat licht is hetgeen in de stukken is gesteld over die eerste melding – nagenoeg niets – volstrekt onvoldoende om de school daar een verwijt van te maken.
4.7.
Ten tijde van de tweede melding, op 10 juni 2021, waren de ‘instructies’ van [betrokkene 3] nog niet gegeven (zie 2.7 en 2.10), wat daar verder ook van zij. [eisers] is vooraf gebeld voor het maken van een afspraak, voorafgaand aan de melding. Dat een afspraak niet tot stand is gekomen, valt de school niet aan te rekenen, of dit nu was omdat hij op het punt stond naar een afspraak te vertrekken en daarom geen tijd had, of omdat hij de zorgcoördinator gewoonweg niet te woord wilde staan (2.17); met [betrokkene 1] (“cliënt”, zie 2.8) is in elk geval wel gesproken voorafgaand aan de melding. Hoewel de school heeft erkend dat in die melding onvoldoende duidelijk is gemaakt dat dit het verhaal van [betrokkene 1] betrof, maakt dat gegeven niet dat die melding onrechtmatig is. Met bewoordingen als “
De zaken die [betrokkene 1] benoemt zijn in mijn ogen zeer zorgelijk”, “
Volgens [betrokkene 1] omdat de psycholoog haar niets kan brengen volgens haar vader” (waarom ze niet meer naar de psycholoog mocht) en “
Volgens [betrokkene 1] staat haar moeder altijd achter haar vader” moet het naar het oordeel van de rechtbank voor Veilig Thuis voldoende duidelijk zijn geweest dat de school niet alles klakkeloos als feiten heeft gepresenteerd en was het verder aan Veilig Thuis om nader onderzoek te doen, hetgeen ook is gebeurd. De laatste melding bij Veilig Thuis is niet door de school, maar door de politie gedaan. Het feit dat de politie door de school is ingeschakeld is onder de gegeven omstandigheden, omschreven in 2.13, niet onrechtmatig te achten. Dat de politie vervolgens op basis van wat zij heeft aangetroffen een melding heeft gedaan, valt de school niet aan te rekenen, nog afgezien van de vraag of die derde melding terecht of onterecht is gedaan.
4.8.
De andere twee verwijten leiden niet tot een ander oordeel. Onweersproken is gesteld dat de informatie over vader op diens eerste verzoek zijn verwijderd uit het leerlingendossier van [betrokkene 1]. Ook de stellingen met betrekking tot de absenties van hun dochter hebben [eisers] na het verweer van de school daartegen niet van een nadere onderbouwing voorzien.
4.9.
Overigens strandt de vordering ook op het feit dat [eisers] de door hen gestelde schade op geen enkele manier aannemelijk hebben gemaakt. Ter zitting daarnaar gevraagd, is gesproken over psychische schade, maar iedere onderbouwing daarvan ontbreekt. Met betrekking tot de materiële schade heeft de advocaat verteld dat zij er aanvankelijk van uit was uitgegaan dat [eisers] door “dit gedoe” thuis is komen te zitten, maar dat een causaal verband lastig aan te tonen is. Ook om die reden komt de rechtbank niet aan een verwijzing naar de schadestaatprocedure toe. Het enkele feit dat ouders zich door de school onvoldoende gehoord voelen rechtvaardigt geen procedure als deze.
4.10.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat het gevorderde niet kan worden toegewezen.
4.11.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.228,00(0,0 punt × tarief € 614,00 )
Totaal € 1.542,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.542,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1422