Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het (verdere) verloop van de procedure
- de vader, bijgestaan door mr. S. Tromp (waarnemend voor mr. M. van Espen),
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpuntende vader
de moeder4.2. De moeder staat ook achter het verzoek van de GI. De moeder is geschrokken van de zorgen die er zijn in de thuissituatie bij de vader en alles wat [de minderjarige] daar tekortkomt. Zij is het er niet mee eens dat de kinderen met de vader naar Portugal zouden verhuizen, omdat de moeder er niet van overtuigd is dat het met de kinderen in Portugal beter zal gaan. Het heeft de voorkeur van de moeder dat de GI een neutrale plek zoekt voor [de minderjarige] , zonder inmenging van de persoonlijk begeleider van vader. Met het oog op het TNHO is de moeder van mening dat [de minderjarige] bij haar in de buurt moet worden geplaatst. De moeder wil dat [de minderjarige] uiteindelijk weer bij haar thuis komt wonen. Volgens de moeder gaat het beter met haar en is met de GI afgesproken dat de omgang met [de minderjarige] zou worden uitgebreid. Dit is planning technisch nog niet gelukt bij de GI.
5.De beoordeling
Op de zitting is echter gebleken dat er nog geen geschikte plek is gevonden voor [de minderjarige] en dat zij nog altijd bij de vader (en zijn partner) thuis verblijft. Gezien deze ontwikkeling acht de kinderrechter de instandlating van de machtiging tot spoeduithuisplaatsing van [de minderjarige] niet passend en daarom zal de kinderrechter deze beslissing, die is gegeven bij beschikking van 29 januari 2024, met ingang van heden herroepen.
Bij beschikking van 5 december 2023 (met zaaknummer C/15/345581 / JU RK 23-1649) zijn de doelen vastgesteld waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling gewerkt dient te worden. Belangrijk is dat na afgifte van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] gezocht wordt naar een bestendige verblijfplaats voor haar. Daarbij dient er rekening te worden gehouden met de draagkracht van de vader en de mogelijke verhuizing van de vader naar Portugal. Gezien het reeds ingezette TNHO bij de moeder, de bereidheid van de moeder om hieraan mee te werken en de wil van de moeder om uiteindelijk de zorg- en opvoedtaken voor [de minderjarige] zelf weer te dragen, vindt de kinderrechter het begrijpelijk dat de GI op zoek gaat naar een verblijfplek voor [de minderjarige] die niet al te ver bij de moeder vandaan is. Mocht de vader in Nederland blijven wonen, dan is van belang dat de verblijfplaats van [de minderjarige] ook niet te ver bij de vader vandaan is.
6.De beslissing
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 6 februari 2024 tot 12 december 2024;