ECLI:NL:RBNHO:2024:2095

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/15/348523 / JU RK 24-159
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping spoedmachtiging uithuisplaatsing en verlening reguliere machtiging uithuisplaatsing voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 februari 2024 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft de eerder verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, afgegeven op 29 januari 2024, herroepen. De reden hiervoor is dat de minderjarige nog steeds bij de vader verblijft, omdat er geen geschikte accommodatie voor jeugdhulp is gevonden. De zorgen over de minderjarige zijn echter nog steeds aanwezig, waaronder de onvoldoende draagkracht van de vader en zorgen over de basale verzorging en hygiëne van de minderjarige. De vader heeft ook aangegeven te willen emigreren naar Portugal, wat de situatie verder compliceert.

Tijdens de zitting is een verzoek gedaan door de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers om een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter heeft dit verzoek ingewilligd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 12 december 2024. De kinderrechter heeft benadrukt dat de thuissituatie bij de vader niet geschikt is voor de minderjarige en dat er gezocht moet worden naar een bestendige verblijfplaats die rekening houdt met de situatie van de moeder en de vader. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk kan ingaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/348523 / JU RK 24-159
Datum uitspraak: 6 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd in Alkmaar,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. M. van Espen, kantoorhoudende te Hoorn.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- De beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 29 januari 2024 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door mr. S. Tromp (waarnemend voor mr. M. van Espen),
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
Voor de vader was aanwezig [tolk] , tolk Portugees.
1.4.
De moeder nam op haar verzoek deel aan de zitting via een digitale Teams-verbinding.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont sinds augustus 2022 bij haar vader.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 13 december 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 13 december 2023. Deze ondertoezichtstelling is bij beschikking van deze rechtbank van 5 december 2023 verlengd tot 12 december 2024.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 1 juni 2023 is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader bepaald.
2.5.
Door de kinderrechter van deze rechtbank is bij beschikking van 29 januari 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 26 februari 2024 waarbij de behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt aansluitend aan de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI heeft in de stukken onderbouwd dat zowel de vader als NiCare hebben aangegeven zorgen te hebben over [de minderjarige] in de thuissituatie bij de vader. Deze zorgen zijn in korte tijd erger geworden. De vader kan de zorg- en opvoedtaken voor [de minderjarige] niet meer dragen en hij wil dit ook niet langer. Er zijn steeds meer signalen, die ook door de hulpverlening worden gezien, die erop wijzen dat de vader en zijn partner niet meer emotioneel betrokken zijn bij [de minderjarige] , dat [de minderjarige] bij de vader thuis wordt afgewezen en dat het [de minderjarige] steeds meer ontbreekt aan basale verzorging van lichaam, haren, tanden en kleding. De basishygiëne is niet op orde, de kamer van [de minderjarige] is niet opgeruimd en er zit schimmel op haar kamer. Verder wordt het gedrag van [de minderjarige] door vader vergeleken met het gedrag van haar oudere broer [oudere broer] . Ook heeft de vader aangegeven dat hij vermoedens heeft dat [de minderjarige] niet zijn biologische dochter is. Daar komt nog bij dat de vader meerdere malen heeft aangegeven te zullen emigreren naar Portugal (met of zonder kinderen). Volgens de GI kan [de minderjarige] op dit moment ook niet bij de moeder verblijven. [de minderjarige] heeft uitspraken gedaan over de partner van de moeder die duiden op vermoedens van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Binnenkort start bij de moeder het Terug Naar Huis Onderzoek (TNHO). De GI ziet geen andere mogelijkheid dan [de minderjarige] te plaatsen op een neutrale plek binnen een gespecialiseerde jeugdzorgaanbieder.
3.3.
Ter zitting is door de GI aangevuld dat er nog geen plek is gevonden voor [de minderjarige] en dat zij tot heden nog bij de vader en zijn partner verblijft. De vader heeft aangegeven dat hij eind maart/begin april 2024 gaat verhuizen naar Portugal en daarmee komt het verblijf van [de minderjarige] bij de vader in het gedrang. Zij kan ook niet terug naar de moeder, omdat het TNHO nog niet is afgerond. Als er een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend door de rechtbank, dan wil de GI, rekening houdend met de verhuizing van de vader naar Portugal, een plek voor [de minderjarige] ergens in de buurt van de moeder zoeken. De GI heeft ook overleg gehad met het Regionaal Expertiseteam en zij heeft geadviseerd om een plek te zoeken voor [de minderjarige] in de huidige regio zodat zij voor nu nog op de Zorgboerderij kan blijven. Vanuit deze plek dient er gezocht te worden gegaan naar een gespecialiseerd gezinshuis met aansluitende therapieën. De GI wil voorkomen dat [de minderjarige] van crisisplek naar crisisplek gaat en wil inzetten op een goede plek waar er gewerkt kan worden aan haar trauma- en hechtingsproblematiek.

4.De standpuntende vader

4.1.
De vader staat achter het verzoek van de GI. Ter zitting is door en namens de vader aangegeven dat de vader overvraagd is. Het gaat in de thuissituatie met [de minderjarige] niet goed en de vader kan het gedrag van [de minderjarige] niet langer aan. Er is hulpverlening aangevraagd voor [de minderjarige] , maar zij staat nog op de wachtlijst. De vader heeft alles geprobeerd, maar de situatie wordt niet beter. De vader is voornemens om terug naar Portugal te verhuizen. Er zijn nog geen concrete plannen, maar volgende week komt een makelaar voor de verkoop van het huis en hij heeft gisteren aan zijn werkgever doorgegeven dat hij binnenkort ontslag gaat nemen. De vader zou het liefst zien dat [oudere broer] en [de minderjarige] mee verhuizen naar Portugal. In Portugal is er een grotere kans op goede therapie, een goede psycholoog voor beide kinderen en er is volop werkgelegenheid voor de vader. In Portugal heeft de vader ondersteuning van zijn familie, waardoor hij het gedrag van de kinderen beter aan kan en zij wel bij hem thuis kunnen komen wonen. De moeder geeft echter geen toestemming voor een verhuizing van de kinderen naar Portugal. De persoonlijk begeleider van de vader heeft een plek gevonden voor [de minderjarige] bij een gespecialiseerde woongroep ‘ [woongroep] ’. Deze woongroep is gespecialiseerd in kinderen met trauma- en hechtingsproblematiek en [de minderjarige] kan daar direct terecht.
de moeder4.2. De moeder staat ook achter het verzoek van de GI. De moeder is geschrokken van de zorgen die er zijn in de thuissituatie bij de vader en alles wat [de minderjarige] daar tekortkomt. Zij is het er niet mee eens dat de kinderen met de vader naar Portugal zouden verhuizen, omdat de moeder er niet van overtuigd is dat het met de kinderen in Portugal beter zal gaan. Het heeft de voorkeur van de moeder dat de GI een neutrale plek zoekt voor [de minderjarige] , zonder inmenging van de persoonlijk begeleider van vader. Met het oog op het TNHO is de moeder van mening dat [de minderjarige] bij haar in de buurt moet worden geplaatst. De moeder wil dat [de minderjarige] uiteindelijk weer bij haar thuis komt wonen. Volgens de moeder gaat het beter met haar en is met de GI afgesproken dat de omgang met [de minderjarige] zou worden uitgebreid. Dit is planning technisch nog niet gelukt bij de GI.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op de stukken en de bespreking ter zitting overweegt de rechtbank dat er grote zorgen bestonden over [de minderjarige] in de thuissituatie bij de vader op het moment dat de inleidende verzoeken werden gedaan door de GI aan de kinderrechter. Deze zorgen werden met name veroorzaakt doordat de vader onvoldoende draagkracht heeft om om te gaan met het gedrag van [de minderjarige] en de signalen van de (intensief betrokken) hulpverlening die erop wijzen dat de vader en zijn partner niet meer emotioneel betrokken zijn bij [de minderjarige] . Verder is de basale verzorging van [de minderjarige] niet op orde, evenals de hygiëne op haar kamer. Daar komt nog bij dat de vader meerdere malen uitspraken heeft gedaan over zijn voornemen om (met of zonder [de minderjarige] ) op korte termijn te verhuizen naar Portugal. [de minderjarige] kon op het moment van het verzoek om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing ook niet terecht bij de moeder, aangezien het TNHO nog niet is afgerond. Deze zorgen in aanmerking nemende waren er naar het oordeel van de kinderrechter op 29 januari 2024 voldoende gronden aanwezig voor het afgeven van een machtiging tot spoeduithuisplaatsing van [de minderjarige] .
Op de zitting is echter gebleken dat er nog geen geschikte plek is gevonden voor [de minderjarige] en dat zij nog altijd bij de vader (en zijn partner) thuis verblijft. Gezien deze ontwikkeling acht de kinderrechter de instandlating van de machtiging tot spoeduithuisplaatsing van [de minderjarige] niet passend en daarom zal de kinderrechter deze beslissing, die is gegeven bij beschikking van 29 januari 2024, met ingang van heden herroepen.
5.2.
De verzochte (aansluitende) reguliere machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder zal de kinderrechter verlenen en uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Gezien de zorgen die nog altijd bestaan en de minimale draagkracht van de vader (en zijn partner), acht de kinderrechter de thuissituatie bij de vader niet geschikt voor [de minderjarige] om langdurig te verblijven. De vader en zijn partner kunnen niet voorzien in de specifieke behoefte van [de minderjarige] , die voortvloeit uit haar problematiek. Gezien de aandacht die zij behoeft en de ballast die daarmee gepaard gaat, kunnen de vader en zijn partner haar daarin niet of onvoldoende ondersteunen. Om die reden acht de kinderrechter het noodzakelijk dat [de minderjarige] op een plek kan gaan verblijven waar wel de hulp kan worden geboden die [de minderjarige] nodig heeft.
Bij beschikking van 5 december 2023 (met zaaknummer C/15/345581 / JU RK 23-1649) zijn de doelen vastgesteld waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling gewerkt dient te worden. Belangrijk is dat na afgifte van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] gezocht wordt naar een bestendige verblijfplaats voor haar. Daarbij dient er rekening te worden gehouden met de draagkracht van de vader en de mogelijke verhuizing van de vader naar Portugal. Gezien het reeds ingezette TNHO bij de moeder, de bereidheid van de moeder om hieraan mee te werken en de wil van de moeder om uiteindelijk de zorg- en opvoedtaken voor [de minderjarige] zelf weer te dragen, vindt de kinderrechter het begrijpelijk dat de GI op zoek gaat naar een verblijfplek voor [de minderjarige] die niet al te ver bij de moeder vandaan is. Mocht de vader in Nederland blijven wonen, dan is van belang dat de verblijfplaats van [de minderjarige] ook niet te ver bij de vader vandaan is.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
herroept met ingang van heden de bij beschikking van 29 januari 2024 verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 6 februari 2024 tot 12 december 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024 door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D. Kramer als griffier, en op schrift gesteld op 26 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.