ECLI:NL:RBNHO:2024:1920

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/15/340133 / HA ZA 23-312
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bruidsgave en afgifte van sieraden in het kader van een echtscheiding onder Syrisch recht

In deze zaak vordert de vrouw, na een echtscheiding die in 2022 door de rechtbank is uitgesproken, betaling van een onbetaald deel van de bruidsgave van de man, die is overeengekomen tijdens hun huwelijk in Jordanië. De vrouw vordert een bedrag van € 6.440,52, wat overeenkomt met 5.000 Jordaanse Dinar, en daarnaast de afgifte van haar gouden sieraden die zij aan de man in bewaring heeft gegeven. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van de bruidsgave toegewezen, maar de vordering tot afgifte van de sieraden afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De man had zijn vordering in reconventie ingetrokken, waardoor deze niet verder werd behandeld. De rechtbank oordeelde dat de bruidsgave een rechtsfiguur is die onder Syrisch recht valt, en dat de vrouw recht heeft op de betaling van de bruidsgave, ondanks de betwisting van de man over de echtheid van de huwelijksakte. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet afstand had gedaan van haar rechten op de bruidsgave, aangezien de echtscheiding op verzoek van beide partijen was uitgesproken. De vordering tot afgifte van de sieraden werd afgewezen omdat de vrouw niet kon aantonen dat de sieraden aan de man in bewaring waren gegeven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/340133 / HA ZA 23-312
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van
[de vrouw],
te [plaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Woudwijk te Amsterdam,
tegen
[de man],
te [plaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H. Yousef te Rijswijk.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen zijn in 2017 met elkaar gehuwd in Jordanië. In 2022 is door de rechtbank alhier de echtscheiding uitgesproken. De vrouw vordert dat de man (het onbetaalde deel) van de bruidsgave aan haar betaalt, die is overeengekomen toen partijen trouwden. Deze vordering wordt toegewezen. Daarnaast vordert de vrouw afgifte door de man van haar gouden sieraden die zij aan hem in bewaring heeft gegeven. Deze vordering wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
De man heeft zijn vordering in reconventie ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ingetrokken.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 oktober 2023
- de akte overlegging producties 7 tot en met 12 van 11 januari 2024 van de vrouw;
- de mondelinge behandeling van 22 januari 2024, waarbij door mr. Yousef gebruik is gemaakt van pleitaantekeningen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op 19 december 2017 met elkaar gehuwd buiten gemeenschap van goederen te [plaats 3] in Jordanië. Zij hebben beide de Syrische nationaliteit.
3.2.
In de (vertaalde) huwelijksakte staat onder meer het volgende vermeld:
Bruidsschat
Vooruitbetaald: 2000 Jordaanse Dinar ontvangen
Achteraf betaald: 5000 Jordaanse Dinar nog ten laste van de echtgenoot.
3.3.
De vrouw heeft in Nederland asiel aangevraagd en verkregen. De man is vervolgens naar Nederland gekomen in het kader van gezinshereniging. Vanaf dat moment hebben partijen hun hoofdverblijfplaats in Nederland.
3.4.
Bij beschikking van 9 mei 2022 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 11 juli 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
De vrouw vordert bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van € 6.440,52 (5.000 Jordaanse Dinar), te vermeerderen met de wettelijke rente;
Primair: veroordeling van de man tot afgifte van haar sieraden;
Subsidiair, voor zover blijkt dat afgifte van voormelde sieraden niet langer mogelijk zou zijn: veroordeling van de man om aan de vrouw een bedrag te betalen ter grootte van de waarde van de sieraden van in totaal € 3.477,88 (3700 Jordaanse Dinar), te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
De vrouw legt aan haar vordering sub 1. - samengevat - ten grondslag dat partijen bij hun huwelijk een bruidsgave van in totaal 7000 Jordaanse Dinar zijn overeengekomen. De vrouw vordert nakoming van hetgeen hierover in de huwelijksakte is bepaald. In de huwelijksakte staat dat er achteraf 5000 Jordaanse Dinar dient te worden betaald door de man. Dit heeft hij nog niet gedaan, zodat de vrouw een bedrag van € 6.440,52 (het equivalent van 5000 Jordaanse Dinar) van de man vordert.
Aan haar vordering sub 2. en 3. legt de vrouw ten grondslag dat zij twee aan haar in eigendom toebehorende gouden sieraden bij de man in bewaring heeft gegeven, die hij thans nog in zijn bezit heeft. Deze sieraden hebben volgens de vrouw een waarde van in totaal 3700 Jordaanse Dinar en dienen door de man aan de vrouw te worden geretourneerd nu de echtscheiding is afgerond. Primair vordert zij afgifte door de man van deze sieraden en subsidiair veroordeling van de man om aan de vrouw een bedrag ter grootte van de waarde van de sieraden van in totaal € 3.477,88 (3700 Jordaanse Dinar) te betalen.
4.3.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
De man vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Te bepalen dat de vrouw gehouden is aan de man inzage te verschaffen middels het in het geding brengen van stukken ten aanzien van de Nareisaanvraag bij de IND, met name brief herstel verzuim.
II. Voormelde op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de vrouw aan voormelde vorderingen geen gehoor heeft, althans een dusdanige voorziening te treffen die uw rechtbank juist voorkomt.
III. De vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.6.
De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Rechtsmacht
5.1.
De rechtbank acht zich gelet op artikel 5 lid 1 van de Verordening (EU) 2016/1103 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (Verordening huwelijksvermogensstelsels) bevoegd van de vorderingen kennis te nemen, nu deze verband houden met het echtscheidingsverzoek waarop door de Nederlandse rechter bevoegdelijk is beslist. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter wordt door partijen ook niet betwist.
Ten aanzien van de bruidsgave
5.2.
De bruidsgave is een rechtsfiguur in het islamitische recht en is niet te vergelijken met een Nederlandse rechtsfiguur. Het is een overeenkomst met een geheel eigen karakter. Daarom wordt doorgaans aangenomen dat een bruidsgave gekwalificeerd moet worden als een aanspraak sui generis waarop het recht wordt toegepast van het land waar de overeenkomst is gesloten. In dit geval is de bruidsgave overeengekomen tijdens een huwelijk in Jordanië, waar geldt dat Syrisch recht van toepassing is bij vreemdelingen die in Jordanië zijn gehuwd en die beiden de Syrische nationaliteit hebben. Tussen partijen is ook niet in geschil dat Syrisch recht van toepassing is.
5.3.
De vrouw vordert betaling van de bruidsgave zoals vastgelegd in de huwelijksakte. De man betwist ter zake van de bruidsgave nog iets aan de vrouw verschuldigd te zijn. Volgens de man is de door de vrouw ingebrachte huwelijksakte vals of vervalst en kan deze niet gebruikt worden om de stelling van de vrouw te onderbouwen dat de man nog 5000 Dinar aan haar moet betalen. Dat blijkt volgens de man uit het feit dat in de akte zijn woonplaats met pen of inkt is bewerkt. In de akte staat een woonplaats in Jordanië ([plaats 4]) vermeld, terwijl hij ten tijde van het huwelijk in de Verenigde Arabische Emiraten woonde en nimmer in Jordanië heeft verbleven. Aan de huwelijksakte kan volgens de man dan ook geen waarde worden gehecht. Dit verweer faalt.
5.4.
De huwelijksakte is in het kader van het verzoek tot gezinshereniging nader onderzocht. Anders dan de man lijkt te suggereren heeft de IND in haar “Verklaring van onderzoek” naar de echtheid van de huwelijksakte niet vastgesteld dat het document vals is. De IND heeft het volgende geconstateerd:
“In de rubriek woonplaats is een deel van het substraat en de daarop vermelde gegevens middels mechanische radering verwijderd en overgeschreven middels inkt. Bij voornoemde wijziging is geen waarmerk aangebracht door de daartoe bevoegde instantie.”Ten aanzien van de overige tekst van de huwelijksakte heeft de IND aangegeven verder geen bijzonderheden te hebben aangetroffen. De conclusie van de IND luidt vervolgens:
“Gelet op het beschikbare vergelijkingsmateriaal is het document mogelijk echt, het betreft een kopie conform origineel.”Nu de huwelijksakte door de IND, wat er ook zij van de eventuele bewerking van de woonplaats, niet als vervalst is aangemerkt en de man geen stukken heeft overgelegd waar het tegendeel uit blijkt, zal de rechtbank (ook) in deze procedure van de echtheid van deze akte uitgaan. Te meer nu de man de echtheid van de huwelijksakte niet eerder heeft betwist, ook niet nadat de vrouw in de echtscheidingsprocedure expliciet naar de huwelijksakte inclusief vertaling heeft verwezen. De man heeft hierop in zijn verweerschrift volstaan met de vermelding dat hetgeen door de vrouw was vermeld, juist is.
5.5.
De man voert voorts aan dat de vrouw op basis van Syrisch recht geen aanspraak kan maken op de bruidsgave nu zij degene is die de echtscheiding heeft aangevraagd.
5.6.
Het Syrisch recht kent drie soorten echtscheidingen:
  • i) Een tãlaq- scheiding is een eenzijdige verstoting door de man van de vrouw.
  • ii) Bij een mukhȃla á-scheiding maken partijen afspraken over de financiële afwikkeling van de echtscheiding en stellen zij een echtscheidingsovereenkomst op. De bruidsschat is niet het onderwerp van die overeenkomst en alle aanspraken daarop komen te vervallen.
  • iii) Bij een tafrȋq-scheiding stelt de rechter de scheiding vast. Beide echtelieden hebben het recht om een tafrȋq-scheiding aan te vragen vanwege bijvoorbeeld duurzame ontwrichting. De aanspraken op de bruidsgave komen in dat geval niet van rechtswege te vervallen. De rechter bepaalt bij een tafrȋq-scheiding de financiële afwikkeling.
5.7.
Aangezien op de echtscheiding Nederlands recht van toepassing is, is geen sprake geweest van één van bovengenoemde echtscheidingsvormen. Daarom zal moeten worden bekeken bij welke echtscheidingsvorm de tussen partijen uitgesproken echtscheiding het meeste aansluit. De rechtbank stelt vast dat de uitgesproken echtscheiding het meest aansluit bij een tafrȋq-scheiding. Dit betekent derhalve dat het aan de rechter is om de financiële afwikkeling vast te stellen.
5.8.
De man stelt dat de vrouw, nu zij de echtscheiding heeft verzocht, onder Syrisch recht afstand heeft gedaan van haar financiële rechten, waaronder de bruidsgave. De rechtbank volgt de man hierin niet. Anders dan de man betoogt is de echtscheiding niet enkel op haar verzoek uitgesproken, maar mede op het zelfstandig verzoek van de man, zoals ook in de beschikking staat vermeld. Partijen hebben weliswaar niet bij gezamenlijk verzoek, maar wel eensluidend verzocht de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat de vrouw afstand heeft gedaan van haar financiële rechten.
5.9.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank de vordering van de vrouw tot betaling van een bedrag van € 6.440,52 (5000 Jordaanse Dinar) ter zake de bruidsgave zal toewijzen.
Ten aanzien van de sieraden
5.10.
De vrouw voert aan dat zij van haar moeder gouden sieraden heeft gekregen met een waarde van 1200 Jordaanse Dinar. Deze sieraden heeft zij vervolgens in bewaring gegeven bij de man. Ook heeft de vrouw van de door de man vooruitbetaalde bruidsgave gouden sieraden gekocht met een waarde van 2500 Jordaanse Dinar. Ook deze sieraden heeft zij in bewaring gegeven bij de man en dienen te worden geretourneerd aan de vrouw nu de echtscheiding is afgerond. De totale waarde van de sieraden is omgerekend in totaal €3.477,88, aldus de vrouw.
5.11.
De man betwist dat de vrouw de sieraden aan hem heeft afgegeven en dat deze in zijn bezit zouden zijn.
5.12.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw, in het licht van het gemotiveerde verweer van de man, onvoldoende heeft onderbouwd dat zij de sieraden aan de man in bewaring heeft gegeven en de man deze in zijn bezit heeft. De door haar in dit verband overgelegde producties (naar de rechtbank begrijpt: aankoopbonnen van de sieraden van de betreffende juweliers) zeggen niets over de vraag of de sieraden aan de man in bewaring zijn afgegeven en of de man deze in zijn bezit heeft. De rechtbank zal daarom deze vordering van de vrouw afwijzen.
in reconventie
5.13.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven dat de vorderingen in reconventie geen behandeling behoeven, omdat de vrouw heeft voldaan aan zijn vordering tot het in het geding brengen van betreffende stukken.
De vorderingen in reconventie zullen daarom bij gebrek aan belang worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
5.14.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt de man om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 6.440,52 (5000 Jordaanse Dinar) ter zake de bruidsgave, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van vijf dagen na betekening van dit vonnis, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.4.
wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
6.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.