ECLI:NL:RBNHO:2024:1895

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
15/065459-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van moord en bewezenverklaring van doodslag na gewelddadige dood van vader door verdachte

Op 27 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van moord op zijn vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 maart 2023 in Slootdorp zijn vader op gewelddadige wijze heeft omgebracht door hem te slaan met een fles korenwijn, te steken met een mes en een kussen op zijn mond en neus te drukken. De verdachte heeft na de daad 112 gebeld en verklaard dat hij ruzie had met zijn vader. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, wat noodzakelijk is voor een veroordeling voor moord. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van moord, maar werd doodslag wel bewezen verklaard. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die leed aan een aanpassingsstoornis. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden, maar nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/065459-23 (P)
Uitspraakdatum: 27 februari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 februari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Booij, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E. van Meeteren, advocaat te Schagen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 maart 2023 te Slootdorp, gemeente Hollands Kroon [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer]
- meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borstkas en/of de maag(streek), althans het (boven)lichaam te steken en/of te snijden en/of (vervolgens)
- meerdere malen, althans eenmaal, met een fles, althans een hard voorwerp tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of (vervolgens)
- met een kussen op de neus en de mond te drukken en/of smorend geweld op de neus en de mond toe te passen, althans de adem te benemen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 maart 2023 te Slootdorp, gemeente Hollands Kroon [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer]
- meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borstkas en/of de maag(streek), althans het (boven)lichaam te steken en/of te snijden en/of (vervolgens)
- meerdere malen, althans eenmaal, met een fles, althans een hard voorwerp tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of (vervolgens)
- met een kussen op de neus en de mond te drukken en/of smorend geweld op de neus en de mond toe te passen, althans de adem te benemen.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord, omdat geen sprake is geweest van voorbedachte raad. De verdachte heeft zijn vader gedood in een plotseling opgekomen drift, veroorzaakt door wanhoop en frustratie. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde doodslag heeft de raadsvrouw bepleit dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zijn vader met een kussen heeft verstikt.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Inleiding
Op 4 maart 2023 heeft de verdachte 112 gebeld met de melding dat hij die avond zijn vader in diens woning in Slootdorp om het leven heeft omgebracht nadat zij ruzie kregen. De politie is ter plaatse gegaan en heeft het levenloze lichaam van [slachtoffer], de vader van de verdachte, aangetroffen. Uit onderzoek door een forensisch patholoog is gebleken dat het overlijden van [slachtoffer] kan worden verklaard door twee steekletsels ter hoogte van de romp.
De verdachte heeft verklaard dat hij even na 19:00 uur ruzie kreeg met zijn vader en zijn zelfbeheersing verloor. Hij heeft zijn vader, die op dat moment voor de bank stond, geslagen met een fles korenwijn. Zijn vader viel hierdoor achterover op de bank en vervolgens heeft de verdachte een mes van het aanrecht gepakt en zijn vader twee keer gestoken in de borststreek. De verdachte is vervolgens aan de keukentafel is gaan zitten om na te denken en te roken. Op dat moment leefde zijn vader volgens hem niet meer. Om 21:47 uur heeft hij 112 gebeld.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als moord (primair) of doodslag (subsidiair).
3.3.2.
Vrijspraak van het primaire feit (moord)
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zijn vader met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht. De verklaringen van de verdachte bevatten in het licht van overige bevindingen in het dossier, die erop zouden kunnen duiden dat het anders is gegaan dan de verdachte heeft verklaard, elementen waarover vragen blijven bestaan, zoals de vraag of zijn vader sliep ten tijde van het geweld, of hij zich in een liggende of zittende positie op de bank bevond of dat hij rechtop stond bij het slaan met de fles, en wat de precieze tijdspanne van de geweldpleging is geweest. De verdachte heeft hierover wisselend verklaard. Op basis van het dossier kan de rechtbank echter niet vaststellen dat de verdachte van tevoren het plan heeft opgevat om zijn vader van het leven te beroven en dat hij voorafgaand aan of tijdens zijn gewelddadige handelen voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bewijsmiddelen te weinig feiten omvatten voor de conclusie dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld toen hij zijn vader van het leven heeft beroofd, zodat hij moet worden vrijgesproken van moord.
3.3.3.
Bewezenverklaring van het subsidiaire feit (doodslag)
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv) en dat door of namens hem geen vrijspraak is bepleit. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2024 afgelegd;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2023 (dossierpagina 39 e.v.);
  • een proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2023 (dossierpagina 74 e.v.);
  • een proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek plaats delict [adres 2] van 17 maart 2023 (aanvullend procesdossier forensisch onderzoek pagina 26 e.v.);
  • een schriftelijk bescheid van 29 maart 2023, inhoudende een verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, Sv, te weten een forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden (aanvullend procesdossier forensisch onderzoek pagina 102 e.v.).
De vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.3.4.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de doodslag
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van het handelen omschreven in het derde gedachtestreepje in de tenlastelegging, te weten het met een kussen op de neus en de mond drukken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de uitwerking van de 112-melding blijkt dat de verdachte (direct) heeft verklaard dat hij zijn vader heeft doodgemaakt met een kussen op het hoofd. Vervolgens zegt de verdachte in diezelfde melding dat hij zijn vader net uit zijn lijden heeft verlost met een kussen en dat hij hiermee bedoelt dat hij hem heeft verstikt. Uit het forensisch onderzoek op de plaats delict volgt dat onder de rechterarm van het slachtoffer een kussen lag. Op dit kussen zat bloed en een substantie die leek op ingedroogd braaksel. Op de plaats van het braaksel zat in de stof van het kussen ook een afdruk met een repeterend blokjespatroon van bijvoorbeeld een ritssluiting. In de trui van het slachtoffer zat aan de voorkant bij de hals een ritssluiting verwerkt. In de directe nabijheid van het kussen werden geen hoeveelheden bloed of braaksel aangetroffen die de overdracht daarvan op het kussen konden verklaren, zodat aannemelijk is dat het kussen op enig moment in contact is geweest met een bebloed oppervlak en daarna is verplaatst. Het gezicht van het slachtoffer was bebloed en uit zijn mond liep donkergekleurd braaksel. Volgens de deskundige is het kussen mogelijk in contact geweest met het gezicht van het slachtoffer, bijvoorbeeld bij verstikking van het slachtoffer. Uit het forensisch pathologisch onderzoek leidt de rechtbank af dat drukkende krachtinwerking op de neus en
mond (smoren) door belemmering van de ademhaling kan hebben bijgedragen aan
het overlijden. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet meer weet of hij zijn vader ook heeft verstikt, maar dat hij ook de uitwerking van de 112-melding heeft gelezen en hij er vanuit gaat dat hij heeft gedaan wat hij daar heeft gezegd.
Gelet op wat de verdachte kort na de geweldpleging tegen de 112-centralist heeft gezegd in combinatie met het forensisch onderzoek acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte naast het slaan met een fles en het steken met een mes ook een kussen op de mond en neus van zijn vader heeft gedrukt.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 4 maart 2023 te Slootdorp, gemeente Hollands Kroon [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer]
- meerdere malen met een mes in het bovenlichaam te steken en/of
- met een fles tegen het hoofd te slaan en /of
- met een kussen op de neus en de mond te drukken.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
doodslag
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Bij de beantwoording van de vraag of en in welke mate het gepleegde feit aan de verdachte kan worden toegerekend, heeft de rechtbank kennisgenomen van het deskundigenrapport van 9 oktober 2023, opgemaakt door [naam 1], GZ-psycholoog, [naam 2], psychiater, en [naam 3], forensisch milieuonderzoeker.
De deskundigen hebben vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en (impulsief) gedrag. Onderliggend zijn er een aantal kwetsbaarheden, samen te vatten als een zwak fundament, dat de verdachte gevoelig maakt om bij oplopende stressoren met emotionaliteit en stemmingsproblemen te reageren. In de week voor het feit was bij de verdachte ook sprake van een wanhopige stemming en suïcidale gedachtes. In deze toestand is hij op 4 maart 2023 naar zijn vader gegaan. Ten tijde van het feit was de verdachte als gevolg van de aanpassingsstoornis en de kwetsbaarheden verminderd in staat om gezonde afwegingen te maken en zijn emoties en impulsen te controleren. De deskundigen adviseren het gepleegde feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundigen over. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit. De rechtbank acht de verdachte ten aanzien van het gepleegde feit dan ook strafbaar, maar zal het feit wel in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het hiervoor genoemde deskundigenrapport van 9 oktober 2023, en het feit dat de strafdoelen in deze zaak maar in beperkte mate kunnen worden bereikt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zijn vader op zeer gewelddadige wijze van het leven beroofd. Hij is in de middag van 4 maart 2023 onaangekondigd op de brommer van Amsterdam, waar hij op dat moment verbleef, naar het huis van zijn vader in Slootdorp gereden, waar hij rond 14:00 uur aankwam. De verdachte heeft op enig moment in de avond zijn vader geslagen met een fles korenwijn, waarbij zijn vader verwondingen aan het hoofd heeft opgelopen, en heeft hem twee keer met een groot mes gestoken in de romp. Ook heeft de verdachte een kussen op de neus en mond van zijn vader gedrukt.
Met zijn handelen heeft de verdachte doelbewust een einde gemaakt aan het leven van zijn vader. De verdachte heeft ook een onomkeerbaar verlies en leed toegebracht aan de nabestaanden, waaronder zijn twee zussen. Door dit familiedrama moeten zij omgaan met de vreselijke wetenschap dat hun vader door toedoen van hun eigen broer niet meer in leven is. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf het verdriet en de pijn dat het overlijden van het slachtoffer heeft veroorzaakt, kan wegnemen.
De rechtbank rekent het de verdachte verder aan dat hij geen volledige openheid van zaken
heeft gegeven over wat zich precies heeft afgespeeld die avond. Zowel bij de politie als ter
terechtzitting heeft hij wisselende verklaringen afgelegd en wist hij zich specifieke punten niet meer te herinneren, waardoor het voor de nabestaanden onduidelijk blijft waarom en hoe hij zijn vader precies om het leven heeft gebracht. De verdachte heeft ter terechtzitting wel berouw getoond, dat op de rechtbank oprecht over is gekomen.
Doodslag is een van de ergste delicten die ons Wetboek van Strafrecht kent. Het behoeft geen betoog dat dit misdrijf ook de rechtsorde ernstig heeft geschokt. Het brengt gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Aan de documentatie komt daarom geen gewicht toe in de straftoemeting.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het rapport van de deskundigen van 9 oktober 2023, zoals onder punt 5. al is benoemd. In het rapport wordt onder meer beschreven dat de verdachte in 2022 werd geconfronteerd met meerdere stressoren, te weten problemen met zijn zoon voor wie hij zorgde, relatieproblemen, corona, toenemende sociale isolatie van het gezin, financiële problemen en lichamelijke problemen. Hierdoor werd zijn draagkracht overschreden en is bij de verdachte een aanpassingsstoornis ontstaan. In november 2022 werd hij gedwongen opgenomen met een psychotische stemmingsontregeling. Vanaf februari 2023 verbleef hij bij zijn oudste zus, nadat de verdachte en zijn vrouw huwelijksproblemen hadden gekregen. De spanning en onrust namen bij de verdachte toe en in de week voor het feit was volgens de deskundigen ook sprake van een wanhopige stemming en suïcidale gedachtes. De verdachte is niet bekend met impulsregulatieproblemen of agressief gedrag. De specifieke combinatie van de aanpassingsstoornis met de interactie met zijn vader hebben ertoe geleid dat de verdachte tot ernstige agressie is overgegaan. Vanwege deze specifieke combinatie met de complexe relatie met zijn vader als belangrijke risicofactor wordt het risico op recidive als laag ingeschat. Ondanks de aanpassingsstoornis zijn er vanuit forensisch gedragskundig oogpunt geen gronden om een advies voor begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 24 oktober 2023. Dit rapport houdt onder meer in dat gezien het voornoemde rapport van de deskundigen geen bemoeienis van de reclassering geïndiceerd is. Gelet op de verwachte straf bij een bewezenverklaring is een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden bovendien niet passend. Bij een veroordeling kan in het kader van een re-integratietraject opnieuw gekeken worden of vanuit de reclassering interventies geïndiceerd zijn.
Op te leggen straf
De aard en ernst van het gepleegde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, de nabestaanden en de maatschappij rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf betrokken dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mr. A.K. Korteweg en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2024.