ECLI:NL:RBNHO:2024:1821

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C/15/346788/ JU RK 23-1861
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van meerdere minderjarigen in een gezin met zorgelijke omstandigheden

Op 6 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van zes minderjarigen, geboren in verschillende plaatsen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben in het verleden meerdere kansen gekregen om hulp te accepteren, maar hebben hier onvoldoende op ingespeeld. De kinderrechter constateert een patroon waarbij de ouders weliswaar bereid lijken om hulp te accepteren, maar dit niet doorzetten zodra er geen gedwongen kader meer is. De zorgen zijn onder andere afkomstig van scholen, Veilig Thuis en de gemeente, en betreffen onder andere schoolverzuim, gedragsproblemen en een onveilige thuissituatie. Tijdens de zitting hebben de kinderen aangegeven dat het beter met hen gaat, maar de kinderrechter oordeelt dat de zorgen te groot zijn om zonder ondertoezichtstelling verder te gaan. De kinderrechter heeft besloten de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/346788 / JU RK 23-1861
Datum uitspraak: 6 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 3] ,
[de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 4] ,
[de minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 5] ,
[de minderjarige 6], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 6] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat ouders: mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 1 december 2023;
- de brief van de Raad van 12 december 2023, ingekomen op 13 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, hierna te noemen: GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] naar hun mening gevraagd. [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] hebben verteld.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] , [de minderjarige 5] en [de minderjarige 6] .
2.2.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] , [de minderjarige 5] en [de minderjarige 6] wonen bij de vader en de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] , [de minderjarige 5] en [de minderjarige 6] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek schrijft de Raad het volgende.
De Raad heeft tijdens het onderzoek geen goed zicht kunnen krijgen op de kinderen, omdat de ouders geen toestemming hebben gegeven om individueel met de kinderen in gesprek te gaan. De kinderen hebben op hun scholen of in gesprekken met jeugdmaatschappelijk werker signalen afgegeven waaruit blijkt dat het niet goed met hen gaat en dat zij hulp nodig hebben. Het gaat om signalen als: onrust in het lichaam ervaren; hoog school- en ziekteverzuim; een trieste en sombere indruk maken; een doodswens uitspreken; de angst voor uithuisplaatsing uitspreken en een vermoeide indruk maken. De Raad ziet daarbij een patroon dat de ouders in eerste instantie akkoord gaan met hulpverlening voor de kinderen, maar hier vervolgens geen vervolg aan geven. Zij stellen hun eigen voorwaarden aan de hulpverlening, zeggen afspraken afof komen deze niet na. Hulp voor de kinderen komt daardoor niet van de grond. De ouders lijken de zorgen over de kinderen te bagatelliseren.
3.3.
Met betrekking tot [de minderjarige 1] maakt de Raad zich zorgen over haar school- en ziekteverzuim. [de minderjarige 1] staat op de wachtlijst voor diagnostisch onderzoek naar een eventuele angst- en paniekstoornis. Het risico is dat deze hulpverlening niet van de grond gaat komen, gelet op de houding van de ouders. Daarnaast mag [de minderjarige 1] van haar ouders niet met derden praten over het seksueel misbruik dat in het verleden heeft plaatsgevonden tussen haar broertje [broertje] richting haar zusjes [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . Dit baart de Raad zorgen.
Met betrekking tot [de minderjarige 2] maakt de Raad zich zorgen dat zij een trieste indruk maakt en somber oogt. Zij scoort op school onvoldoende op alle leergebieden. De ouders zijn op de hoogte van de zorgen en met hen is besproken dat er een doorverwijzing moet komen voor professionele hulp. De ouders zijn het hiermee eens, maar het lukt hen niet om tot een afspraak te komen. De Raad maakt zich daarnaast zorgen over het seksueel (grensoverschrijdend) gedrag dat [de minderjarige 2] heeft meegemaakt met haar broer [broertje] Hier heeft zij tot op heden geen hulp voor gekregen. In het contact met haar broer wordt gezien dat zij gedrag laat zien zoals schreeuwen en gillen. De ouders willen geen aandacht en hulp voor het misbruik en lijken te hopen dat, door het te verzwijgen en te negeren, vanzelf verdwijnt.
Met betrekking tot [de minderjarige 3] maakt de Raad zich ook zorgen over het seksueel (grensoverschrijdend) gedrag dat heeft plaatsgevonden met haar broer [broertje] [de minderjarige 3] heeft hier nog geen hulp voor gekregen.
Met betrekking tot [de minderjarige 4] zijn geen grote zorgen naar voren gekomen. De school heeft wel gemerkt dat [de minderjarige 4] soms muf ruikt en dat hij moe in de klas komt. De ouders hebben geen gebruik gemaakt van de uitnodigingen voor screeningsonderzoeken bij de jeugdarts.
Met betrekking tot [de minderjarige 5] . Zij krijgt vanuit school therapie aangeboden voor haar (vermoedelijke) ADHD.
Met betrekking tot [de minderjarige 6] maakt de Raad zich zorgen over haar persoonlijke hygiëne. Zij wordt gezien als een aanwezig enthousiast meisje, maar er zijn zorgen over haar mondhygiëne. Haar voortanden zijn er uit vanwege het veelvuldig drinken uit een flesje. [de minderjarige 6] loopt achter in haar taal- /spraakontwikkeling.
De kinderen groeien op in een gezin dat door de buurt ervaren wordt als overlast gevend vanwege stank- en geluidsoverlast. Ook is er sprake geweest van het illegaal uitgraven van een kruipruimte om deze om te bouwen tot kroeg, van prostitutie vanuit het huis en het bezit van wapens. Er dreigt een mogelijke huisuitzetting. De ouders lijken onvoldoende te beseffen dat zij hier zelf verantwoordelijk voor zijn. De vader is naar eigen zeggen gediagnosticeerd met een angststoornis, hypochondrie, ADHD, ADD en een Autismespectrumstoornis. De indruk bestaat dat het de vader niet lukt om te reageren op de drukte in zijn gezin. De kinderen worden door de vader onvoldoende begrensd. De vader heeft mogelijk een gokverslaving, wat veel geld kost.
De Raad ziet bij alle kinderen ook krachten. Ondanks deze krachten concludeert de Raad dat de zorgen te groot zijn en de krachten van de ouders ontoereikend om deze zorgen weg te nemen. De kinderen worden daardoor ernstig in hun ontwikkeling bedreigd.
Volgens de Raad is het nodig dat er een regievoerder komt in het gezin om beslissingen te kunnen nemen in het belang van alle kinderen.
3.4.
Tijdens de zitting heeft de Raad hieraan toegevoegd dat de zorgen over de kinderen al lang teruggaan. Het gezin is kwetsbaar en overbelast. De individuele problematiek van de kinderen wordt door de Raad gezien in de context van het gezinssysteem. Het gezinssysteem zorgt er ook voor dat er geen professionele hulpverlening plaatsvindt in het gezin. Er is sprake van voortdurend terugkerende zorgen over veiligheid en opvoedproblemen. De Raad ziet een patroon bij de ouders, waarbij zij zeggen hulp te willen accepteren en vervolgens met voorwaarden te komen voor deze hulp. Hulpverlening komt daardoor niet van de grond en een gedwongen kader is nodig. Een regievoerder kan zorgen voor overzicht, voor het nakomen van afspraken en het monitoren en waarborgen van veiligheid.

4.De mening van de kinderen

4.1.
[de minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat het nu veel beter gaat op school. Haar cijfers zijn goed en zij is minder absent. Er is inmiddels een formulier opgestuurd naar Mentaal Beter en [de minderjarige 1] staat daar op de wachtlijst. Zij heeft goede gesprekken met haar ouders en voelt zich door hen gesteund. Een ondertoezichtstelling is volgens [de minderjarige 1] niet nodig. De Raad baseert zich op verouderde informatie, zo zegt zij.
4.2.
[de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] hebben in het gesprek met de kinderrechter verteld dat het goed gaat thuis. De ouders zijn de woning aan het verbouwen met ook een nieuwe keuken en het wordt mooi. [de minderjarige 3] heeft desgevraagd verklaard dat zij zich top voelt en dat ze geen hulp nodig heeft. Ze kan alles met haar ouders bespreken. [de minderjarige 2] heeft desgevraagd verklaard dat zij niet meer wordt gepest op school en dat het nu goed met haar gaat. Ook zij kan alles met haar ouders bespreken.
[de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] vinden het vervelend dat er een ondertoezichtstelling wordt gevraagd.

5.De standpunten

5.1.
De moeder heeft tijdens de zitting verklaard dat de vader een angststoornis heeft en dat de laatste paar maanden is gebleken dat [de minderjarige 1] hier ook last van heeft. Met de school zijn daarom duidelijke afspraken gemaakt. [de minderjarige 1] mag nu later beginnen. De ouders willen graag dat [de minderjarige 1] diagnostisch onderzocht wordt. Daarom is [de minderjarige 1] inmiddels aangemeld bij Mentaal Beter. [de minderjarige 4] is inmiddels bij de schoolarts geweest. De stelling van de Raad dat er geen hulp wordt geaccepteerd, is volgens de moeder daarom onjuist. De ouders staan juist wel open voor hulp en hebben inmiddels alles geregeld.
5.2.
De vader heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het niet eens is met het verzoek van de Raad. Er is in het verleden iets fout gegaan. De kinderen hebben nergens last van en het gezin gaat gewoon door. De Raad en de GI komen steeds terug op gebeurtenissen uit het verleden. Dit is belastend voor de ouders en de kinderen.
5.3.
De advocaat heeft namens de ouders primair verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair verzoekt de advocaat om het verzoek aan te houden voor de duur van zes maanden. Binnen dat halfjaar kan de gezinsmanager van [broertje] een vinger aan de pols houden. De zorgen die nu worden geuit zijn vooral afkomstig van de ex-partner van de vader en de buurvrouw van ouders. De ouders en hun kinderen vormen geen doorsnee gezin. Dat zij het gezin draaiende houden is knap. Alle zorgen die er waren, zijn er niet meer. De school zegt ook dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is. Er is geen sprake van structureel verzuim. Het raadsrapport dateert van 30 november 2023. Na dit rapport is er veel positief veranderd. De ouders zijn boos dat er steeds naar het verleden en de gebeurtenissen rond [broertje] wordt verwezen. Het beeld dat uit het rapport naar voren komt, komt niet overeen met hoe de kinderen zich daadwerkelijk voelen. [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] hebben nergens last van. Zij hebben enkel last van het feit dat zij [broertje] missen.
Het belangrijkste is dat de hulp die nu is opgestart ook doorgaat. Daar is geen ondertoezichtstelling voor nodig.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de minderjarigen zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreigingen bestaan uit het hoge school- en ziekteverzuim, de onrust in de thuissituatie en de mate waarin de kinderen hieraan worden blootgesteld. Het gezin wordt in de buurt al lange tijd ervaren als overlast gevend. Een kruipruimte onder de woning is zonder toestemming omgebouwd tot kroeg, de vader heeft illegaal wapens in huis gehad en er lijkt sprake te zijn van prostitutie vanuit het huis door de moeder. De ouders stellen dat deze punten niet (meer) aan de orde zijn en dat daarmee de zorgen onnodig door de Raad opgevoerd worden. Ook stellen de ouders dat de zorgmeldingen enkel afkomstig zijn van hun buurvrouw en van de ex-partner van vader. Vanuit de school worden geen zorgen meer gemeld, aldus de ouders. De kinderrechter gaat daar niet in mee. De zorgen die door de scholen gemeld zijn, zijn dermate ernstig en structureel dat hier niet aan voorbij kan worden gegaan. Ook krijgen de kinderen in meer of mindere mate mee wat er in hun woning gebeurt en zijn getuige van de spanningen die het oplevert. Daarnaast hebben de ouders aangegeven dat de Raad en de GI ten onrechte blijven terugkomen op het incident rondom [broertje] en zijn zusjes. Zij stellen dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] geen last hebben van hetgeen is gebeurd en dat er sprake was van een onschuldig kinderspel. De ouders gaan daarin voorbij aan de impact die deze gebeurtenis zowel voor [broertje] als voor de meisjes heeft gehad. Zij miskennen dat er seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, zij miskennen de kwetsbaarheid van hun kinderen en de gevolgen die er nog altijd zijn. Deze gevolgen zijn in ieder geval voor de betrokken gezinsmanager van [broertje] zichtbaar.
Het baart de kinderrechter grote zorgen dat alle kinderen al zo’n lange tijd in deze zorgelijke situatie leven, dat zij het als normaal ervaren.
6.2.
Ook blijkt dat de zorg die voor het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is in dit geval niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De kinderrechter constateert dat er sprake is van een patroon waarbij de ouders geen hulp inschakelen en na elk onderzoek dat door de Raad wordt gestart, aangeven overal aan mee te werken. De ouders tonen zich op die momenten bereid om hulp te accepteren. Zo is [de minderjarige 1] pas na de start van het raadsonderzoek aangemeld bij Mentaal Beter en is gesproken met haar school in verband het haar verzuim. De ouders hebben ook pas na de start van het raadsonderzoek een afspraak gemaakt voor [de minderjarige 4] met de jeugdarts. Gebleken is echter dat de bereidheid om mee te werken stopt zodra het gedwongen kader eraf is. Zo is de traumabehandeling die voor [de minderjarige 6] en [de minderjarige 3] is geadviseerd niet van de grond gekomen, omdat de ouders hier niet voor open staan. De ouders hebben, ondanks toezeggingen, onvoldoende meegewerkt aan de hulp onder andere vanuit het CJG en Parlan. Er zijn aan de ouders gedurende de afgelopen jaren veel kansen geboden. De ouders zijn van mening dat zij alle zorgsignalen serieus nemen en hiermee aan de slag zijn gegaan. Dit neemt niet weg dat de zorgen die door de scholen, door Veilig Thuis, de gemeente en de gezinsmanager van [broertje] worden gezien steeds terugkeren, althans niet verminderen.
6.3.
Ten slotte lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de ouders die het gezag uitoefenen, in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarigen aanvaardbaar te achten termijn.
6.4.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen.
6.5.
Gelet op de aanwezige problematiek en de in te zetten hulpverlening, zal de kinderrechter de minderjarigen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] , [de minderjarige 5] en [de minderjarige 6] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter ziet geen aanleiding om het verzoek van de Raad aan te houden voor zes maanden. De zorgen zijn te groot en te urgent zijn en er is onvoldoende vertrouwen dat het zonder gedwongen kader zal lukken om een positieve weg in te slaan en deze ook te blijven volgen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] , [de minderjarige 5] en [de minderjarige 6] onder toezicht van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 6 februari 2024 tot 6 februari 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.G. Hijink, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024, in aanwezigheid van mr. N. van Lede-Terhaar sive Droste als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en getekend op…….
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.