ECLI:NL:RBNHO:2024:1783

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
347891
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallen verklaring van schriftelijke aanwijzing en omgangsregeling in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (GI) en tot vaststelling van een omgangsregeling met haar drie kinderen. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing, die begeleide omgang tussen haar en de kinderen regelt, te laten vervallen. De GI had deze aanwijzing gegeven vanwege zorgen over de veiligheid van de kinderen, na eerdere incidenten waarbij de moeder met de kinderen naar het buitenland was vertrokken zonder toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GI voldoende maatregelen heeft genomen om de omgang te faciliteren, maar dat de moeder niet op de aangeboden mogelijkheden is ingegaan. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van twee begeleiders bij de omgang noodzakelijk blijft, gezien de angst van de kinderen voor herhaling van eerdere gebeurtenissen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen, omdat de GI in redelijkheid de schriftelijke aanwijzing kon geven en de omgang op een veilige manier moest worden opgebouwd. De rechtbank benadrukte het belang van het herstel van vertrouwen tussen de moeder en de kinderen en dat de omgangsregeling zorgvuldig moet worden geëvalueerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/347891 / JU RK 24-43
Datum uitspraak: 14 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Vijftigschild, kantoorhoudende te Leidschendam,
--tegen- -
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna te noemen: de GI.
De rechtbank merkt als informant aan:
[de grootmoeder moederszijde] ,
hierna te noemen: de grootmoeder moederszijde (mz),
wonende te [plaats] ,
[de bijzondere curator] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator;
kantoorhoudende te [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 19 december 2023;
- de brief van de GI met bijlagen, van 22 januari 2024, binnengekomen op de
rechtbank op 31 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 januari 2024.
Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de grootmoeder (mz);
  • de bijzondere curator.
1.3.
[de minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door de rechtbank. Hiervan heeft hij geen gebruikgemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] ;
- [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] .
2.2.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] verblijven bij de grootmoeder (mz) op grond van een machtiging tot uithuisplaatsing.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 23 mei 2022 [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is bij beschikking van 11 augustus 2022 definitief uitgesproken tot 11 augustus 2023 en daarna steeds verlengd, laatstelijk tot 11 april 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft bij dezelfde beschikking van 23 mei 2022 ook een (spoed)machtiging voor de duur van vier weken verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in een gezinshuis (een gezinsvervangende omgeving). De machtiging uithuisplaatsing is bij beschikking van 31 mei 2022 verlengd tot 23 augustus 2022. Bij beschikking van 11 augustus 2022 heeft de kinderrechter ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg, te weten het netwerkpleeggezin van de grootmoeder (mz), tot 11 februari 2023.
2.5.
Op 1 september 2022 zijn de kinderen (onder strenge voorwaarden) teruggeplaatst bij de moeder. De moeder is daarna via Frankrijk en Groot-Brittannië met de kinderen verhuisd naar Portugal zonder de GI hiervan (direct) op de hoogte te stellen. Tegen de moeder is (naar de kinderrechter begrijpt) een arrestatiebevel uitgevaardigd en zij heeft gedetineerd gezeten in Portugal en is daarna uitgeleverd aan Nederland. De kinderen zijn door de GI opgehaald in Portugal en naar Nederland gebracht.
2.6.
De kinderrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft bij beschikking van 31 oktober 2022 een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in het netwerkpleeggezin van grootmoeder (mz), welke machtiging is bekrachtigd en verlengd bij beschikking van 8 november 2022. De machtiging is daarna steeds verlengd door de kinderrechter van deze rechtbank, laatstelijk tot 11 april 2024. De moeder heeft tegen de beschikking van de kinderrechter van 21 maart 2023 (waarin de machtiging uithuisplaatsing was verlengd) hoger beroep ingesteld. Bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 26 september 2023 is de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
2.7.
De GI heeft in januari 2023 een opvoedbesluit genomen en (daartoe) een
verzoek voor een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel bij de Raad voor de
Kinderbescherming (hierna: de Raad) ingediend op 17 januari 2023. Het onderzoek is
inmiddels afgerond. Het opvoedbesluit is bij brief van 28 februari 2023 aan de
moeder medegedeeld.
2.8.
De kinderen hebben van december 2022 tot 21 augustus 2023 geen fysieke omgang gehad met de moeder. Vanaf 21 augustus 2023 hebben er drie begeleide omgangsmomenten plaatsgevonden.
2.9.
De GI heeft meerdere schriftelijke aanwijzingen gegeven aan de moeder over de omgang met de kinderen, waaronder de schriftelijke aanwijzing van 26 juli 2023 die als volgt luidt:
“Er zijn vanuit het LJ&R een aantal voorwaarden voor de begeleide omgang. Deze zijn besproken met alle betrokken partijen. De volgende voorwaarden zullen gelden wanneer Humanitas de omgang zal gaan begeleiden en eenieder zich hierin kan vinden en aan kan/wil meewerken. Zo ja, dan is er op korte termijn de mogelijkheid om de omgang op te starten:
-De omgang wordt begeleid door twee vrijwilligers van Humanitas.
-U ( [de moeder] ) zult de kinderen niet belasten met volwassenzaken. -
-U ( [de moeder] ) zult bij de kinderen niet de hoop wekken over een eventuele toekomst in Portugal, daar de visie daarover met het LJ&R sterk verschilt en er een opvoedbesluit genomen is.
-U ( [de moeder] ) mag tijdens de omgangsregeling niet de omgangsruimte uit met de kinderen, dan wel het pand verlaten in ieder geval de eerste drie omgangsmomenten. Hierna volgt een evaluatie.
-U ( [de moeder] ) laat geen negatieve gedragingen zien richting oma, zoals het conflict opzoeken, verbale agressie dan wel andere uitingen die een negatief karakter hebben in het bijzijn van de kinderen.
-U ( [de moeder] ) zult niet vijandig zijn naar de vrijwilligers, de omgang verloopt rustig.
-Na drie omgangsmomenten zal er een evaluatie plaatsvinden waar Humanitas (de begeleider), pleegzorgwerker, [de moeder] en het LJ&R (de jeugdbeschermers) bij aanwezig zullen zijn.
-De omgang zal eens in de twee weken voor 2 uur plaatsvinden en bij de evaluatie wordt gekeken of dit kan/zal veranderen qua duur en/of frequentie.
-De belcontacten zullen worden begeleid in de ene week op dinsdag en donderdag van 16.30 uur tot 16.45 uur door de pleegzorg en de andere week op dinsdag en donderdag van 16.30 uur tot 16.45 uur door het LJ&R. De beide partijen (LJ&R en Pleegzorg) zullen hiervoor per week een link sturen. De contacten zullen via teams zijn, maar zonder beeld.”
Tegen deze schriftelijke aanwijzing heeft de moeder zich verzet en zij heeft de kinderrechter verzocht deze schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren en tevens een omgangsregeling vast te stellen.
2.10.
Bij beschikking van 18 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 26 juli 2023 en vaststelling van een omgangsregeling, afgewezen. In een aparte beschikking van 18 oktober 2023 heeft dezelfde meervoudige kamer de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot 11 april 2024 en voor de kinderen een bijzondere curator benoemd.
2.11.
De GI heeft op 19 december 2023 de volgende schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven:
“De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering stelt de volgende omgangsregeling vast:
-De vorige SA omgang was vastgesteld op eens in de twee weken twee uur begeleide omgang van u met uw kinderen en na drie keer een evaluatie.
-Er heeft uiteindelijk na 8 weken een evaluatie plaatsgevonden (vanwege ziekte van de coördinator van Humanitas) en ondertussen is er al ruim 12 weken geen omgang geweest.
-LJ&R stelt dat er eerst weer gestart wordt met eens in de twee weken twee uur begeleide omgang voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . [de minderjarige 1] zal een uur eerder bij het omgangsmomenten aanwezig zijn om extra één op één tijd te hebben met u (in totaal dus drie uur omgang voor [de minderjarige 1] ).
-Na drie keer omgang zal er worden geëvalueerd hoe de omgang verloopt. Tijdens de evaluatie zal duidelijk worden of er uitbreiding mogelijk is of niet.
-Het LJ&R organiseert twee omgangsbegeleiders bij de organisatie Koel & Co (als de financiering hiervan wordt goedgekeurd door de gemeente) of Unalzorg. Het LJ& R heeft veel moeite gestoken in het zoeken naar twee omgangsbegeleiders en dit is het enige aanbod.”

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 19 december 2023 geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren.
Subsidiair verzoekt de moeder de schriftelijke aanwijzing gedeeltelijk vervallen te verklaren en een omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige 3] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] vast te stellen, inhoudende dat zij omgang met de kinderen heeft in:
-week 1 en 2: woensdagmiddag, vrijdagmiddag en zondagmiddag;
-week 3 en 4: woensdagmiddag en van vrijdagmiddag tot zondagmiddag;
-week 5: woensdagmiddag en van vrijdagmiddag tot maandagochtend;
en vervolgens de hele week, waar de kinderen op facultatieve basis bij grootmoeder (mz) overnachten.
Meer subsidiair verzoekt de moeder de GI op te dragen ervoor te zorgen dat de moeder binnen drie dagen na deze beschikking daadwerkelijk omgang met de kinderen heeft met bepaling dat de omgang plaatsvindt in het bijzijn van één vrijwilliger van Humanitas, één en ander conform de werkwijze van Humanitas.
Nog meer subsidiair verzoekt de moeder een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen vast te stellen die recht doet aan de belangen van de kinderen.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de moeder dat de rechter volgens vaste rechtspraak zich zoveel mogelijk moet inspannen om family life tussen ouders en kinderen mogelijk te maken en op korte termijn alle gepaste maatregelen moet nemen en al het redelijkerwijs mogelijke moet doen om omgang tussen hen te bewerkstelligen. Daarbij mag de rechtbank niet teveel varen op de inzet van de GI.
In dit geval gaat de GI niet voortvarend genoeg te werk bij het tot stand brengen van omgang tussen de moeder en de kinderen. De moeder heeft al veel te lang geen fysiek contact meer gehad met de kinderen hetgeen schadelijk is voor hun ontwikkeling en leidt tot onthechtingsverschijnselen.
Omdat de hervatting van de omgang begeleid zou plaatsvinden heeft de GI zorg ingekocht bij Humanitas. Het heeft eerst al heel lang geduurd voordat de omgangsafspraken op papier werden gezet. Vervolgens hebben er drie omgangsmomenten plaatsgevonden, waarna de omgang weer is gestopt omdat Humanitas op basis van hun werkwijze maar één begeleider voor de omgangsmomenten kon leveren en niet de door de GI gewenste twee begeleiders. De moeder begrijpt niet dat de GI de werkwijze van Humanitas niet accepteert. Volgens de moeder is aanwezigheid van twee begeleiders helemaal niet nodig en bovendien heel ongebruikelijk, wat ook blijkt uit de intentie van de GI dat alleen de eerste drie keer twee begeleiders aanwezig zouden zijn en daarna gewoon één. Nu de GI vasthoudt aan de eis van twee begeleiders is de situatie onwerkbaar geworden. Het kan volgens de moeder toch niet zo zijn dat zij de dupe wordt van een geschil tussen de GI en Humanitas. De aanwezigheid van twee begeleiders is niet nodig omdat er geen reden is om te vrezen dat de moeder met de kinderen naar het buitenland vertrekt zonder dat zij daarvoor rechterlijke toestemming heeft. De moeder wil dan ook dat de omgang alsnog zo snel mogelijk wordt opgestart met één begeleider van Humanitas.
Het klopt niet dat de omgang nog niet is opgestart omdat de moeder de voorwaarden niet accepteert, want uit de aanwijzing blijkt duidelijk dat de vertraging vooral is veroorzaakt door de gang van zaken aan de zijde van Humanitas en de GI. Inmiddels heeft de GI Koel & Co en Unalzorg voor de begeleiding benaderd, maar het is nog maar afwachten of de gemeente de financiering goedkeurt. De GI lijkt zich volgens de moeder ook niet te realiseren dat de kinderen substantieel meer ouderlijk contact nodig hebben dan een paar uurtjes per week, vooral omdat het hier gaat om een eenoudergezin. De moeder wil dan ook dat de omgang zou snel mogelijk wordt uitgebreid.
3.5.
Ter zitting heeft de moeder nog naar voren gebracht dat zij Koel & Co niet beschouwt als een neutrale partij omdat zij professionele hulpverleners zijn, die ook onderzoek doen en rapporteren, en geen vrijwilligers zoals bij Humanitas, die alleen maar begeleiden. De moeder heeft er bezwaar tegen als er tijdens de omgang observaties worden gedaan in het kader van de evaluatie. Zij wil respect voor de privacy van het gezin.
De moeder vindt het daarnaast belangrijk dat er gewerkt wordt aan de trauma’s van de kinderen en zij wil samen met hen in een traject om daaraan te werken. Voor het vertrek naar Portugal ging het heel goed met de kinderen. Zij ontwikkelen nu trauma’s en daarom is het belangrijk hier eerst aandacht aan wordt besteed. In een gezamenlijk traject hebben de moeder en de kinderen dan meteen ook omgang met elkaar.

4.Het verweer

4.1.
.1. De GI heeft ter zitting aangegeven dat zij het in het belang van de kinderen acht dat er omgang met de moeder plaatsvindt, maar dat daarbij de veiligheid van de kinderen voorop staat. Na de schriftelijke aanwijzing van 26 juli 2023 zijn met Humanitas afspraken gemaakt en hebben er drie omgangsmomenten plaatsgevonden: op 21 augustus, 2 en 16 september 2023. Hierna heeft een evaluatie plaatsgevonden op basis waarvan de GI heeft geconcludeerd dat de kinderen hun moeder willen blijven zien maar dat zij wel bang zijn om weer door de moeder te worden meegenomen. Daarom moeten er twee begeleiders bij de omgang aanwezig zijn.
Ook heeft de GI geconstateerd dat de moeder zich niet houdt aan de voorwaarden door bijvoorbeeld toch kadootjes mee te nemen of aan het hek bij grootmoeder (mz) te hangen. Omdat Humanitas niet twee begeleiders kan bieden is de GI direct op zoek gegaan naar een andere zorgaanbieder. De GI heeft toen direct aangeboden om, zolang er nog geen andere partij was gevonden, de jeugdwerker zelf of iemand anders van de GI of van pleegzorg ter aanvulling van de begeleider van Humanitas bij de omgang aanwezig te laten zijn. De moeder is niet op dat aanbod ingegaan en heeft er dus zelf voor gekozen om geen omgang te hebben terwijl dit steeds wel mogelijk was. Inmiddels heeft de GI Koel & Co bereid gevonden om in het weekend twee begeleiders voor de omgang te leveren en de gemeente gaat dat betalen. Dat dit professionele hulpverleners zijn en geen vrijwilligers, is niet relevant nu zij in opdracht van de GI worden ingezet als begeleiders van de omgang. Zij kunnen direct beginnen, er moeten alleen nog afspraken worden gemaakt over de exacte uitvoering.
4.2.
De GI vindt het belangrijk dat het vertrouwen tussen de moeder en de kinderen wordt hersteld. Voor de kinderen speelt de angst dat de moeder hen weer meeneemt naar het buitenland. Met het ophangen van pakjes aan het hek bij grootmoeder (mz) zorgt moeder voor toename vergroting van die angst in plaats van afname . Daarvan moet de moeder zich bewust worden. De kinderen geven heel duidelijk aan dat de moeder niet naar hen luistert. Het is nodig dat de moeder naar de kinderen leert luisteren en dat zij niet handelt in strijd met hun wensen. Voor de kinderen is traumaverwerking nodig, maar het is niet in hun belang om dat te combineren met de omgangsmomenten met de moeder.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de kinderen. Artikel 1:264, eerste lid, van het BW bepaalt dat de kinderrechter op verzoek van een met gezag belaste ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen kan verklaren.
5.2.
Uit artikel 1:265f, eerste lid, van het BW volgt dat de GI, voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de kinderen, voor de duur van de uithuisplaatsing de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige(n) kan beperken. Op grond van artikel 1:265f, tweede lid, van het BW geldt deze beslissing als een schriftelijke aanwijzing. Het wettelijk kader van de schriftelijke aanwijzing is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de kinderrechter een zodanige regeling kan vaststellen als hem in het belang van de minderjarige(n) wenselijk voorkomt.
5.3.
Het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing (gegeven op 19 december 2023) is op 28 december 2023 binnengekomen bij de rechtbank. Dat is binnen veertien dagen na de dag waarop de aanwijzing is verstuurd. De moeder is dan ook ontvankelijk in haar verzoek. Voorts stelt de rechtbank vast dat de GI bevoegd was om de schriftelijke aanwijzing te geven, mede in het licht van de doelen van de ondertoezichtstelling. Voor de goede orde stelt de rechtbank vast dat de door de GI als productie 6 overgelegde schriftelijke aanwijzing van 20 december 2023 in deze procedure niet aan de orde is.
5.4.
Voor de beantwoording van de vraag of de schriftelijke aanwijzing van de GI aan de moeder geheel dan wel gedeeltelijk vervallen dient te worden verklaard, moet verder worden beoordeeld of de aanwijzing – die op grond van artikel 1:263 BW dient te worden beschouwd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht – zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd. Hierbij dienen de omstandigheden ten tijde van de beslissing te worden meegenomen, maar ook kan rekening worden gehouden met eventuele gewijzigde omstandigheden. De kinderrechter kan de aanwijzing vervolgens slechts marginaal toetsen.
5.5.
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling ter zitting is de rechtbank van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing (hierna: de aanwijzing) in stand kan blijven. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.6.
Ter zitting heeft de rechtbank kennis genomen van de op schrift gestelde gesprekken die de bijzondere curator heeft gehad met de kinderen. Daaruit komt het beeld naar voren dat de kinderen de afgelopen jaren een angstige periode hebben meegemaakt en dat zij bang zijn dat de moeder hen opnieuw mee zal nemen naar het buitenland. Het plotselinge vertrek met de moeder naar het buitenland heeft op zijn minst genomen een diepe indruk op hen gemaakt. Ze hebben tegen de bijzondere curator gezegd dat zij blij zijn dat zij bij grootmoeder (mz) wonen en dat zij hun moeder wel willen zien maar dan alleen onder begeleiding. Hierover hebben ze gezegd het liefst twee begeleiders erbij te hebben, maar één begeleider vinden ze ook goed als de omgang maar weer wordt opgestart. Ze begrijpen niet waarom de omgang nu niet doorgaat.
5.7.
Ter zitting heeft de bijzondere curator nog het volgende naar voren gebracht.
Er bestaat bij de kinderen een gebrek aan vertrouwen in de moeder en onbegrip over haar gedrag. De kinderen hebben echt nog wel behoorlijk last van wat er is voorgevallen en het is belangrijk dat de moeder zich daarvan bewust is. Ze ervaren nu rust bij grootmoeder (mz) en ze willen niet dat daarin verandering komt. Uitbreiding van de omgang is niet aan de orde zolang de moeder niet voldoet aan de voorwaarden van de schriftelijke aanwijzing. Zo hebben de kinderen bijvoorbeeld heel duidelijk aangegeven dat zij niet willen dat de moeder pakjes aan het hek hangt, wat ook als voorwaarde in de schriftelijke aanwijzing is opgenomen. Door dit dan toch te doen geeft de moeder het signaal af naar de kinderen dat zij helemaal niet naar hen luistert. Het is voor het herstel van het vertrouwen van de kinderen in haar belangrijk dat de moeder gaat leren naar hen te luisteren.
5.8.
De grootmoeder (mz) heeft ter zitting naar voren gebracht dat de kinderen serieus willen worden genomen. Ze willen dat er naar hen geluisterd wordt. Ze hebben haar verteld dat zij zich door de bijzondere curator gehoord voelen.
5.9.
Voor zover de rechtbank kan vaststellen op basis van de informatie die nu bekend is zijn de kinderen angstig door wat zij hebben meegemaakt en nog steeds bang dat de moeder hen weer mee zal nemen naar het buitenland. Zij voelen zich onvoldoende gehoord door de moeder waardoor sprake is van een gebrek aan vertrouwen in haar. Dat de moeder in deze procedure naar voren heeft gebracht dat zij niet zonder toestemming van de rechtbank met de kinderen naar het buitenland zal vertrekken doet aan die bij de kinderen bestaande angst niet af. Bij die stand van zaken is noodzakelijk dat - zoals de aanwijzing bepaalt - de (opbouw van de) omgang met de moeder wordt begeleid en regelmatig wordt geëvalueerd, waarbij telkens opnieuw wordt bekeken welke omgangsregeling in het belang van de kinderen is.
Gelet op de overgelegde stukken en de informatie van de bijzondere curator en de grootmoeder (mz) ter zitting heeft de GI in redelijkheid in de aanwijzing kunnen bepalen dat de aanwezigheid van twee begeleiders bij de omgang nog steeds nodig is. Niet deze eis van twee begeleiders maar het verzet daartegen van de moeder heeft geleid tot het stagneren van de omgang tussen de moeder en de kinderen. Immers, toen na drie begeleide omgangsmomenten bij de evaluatie bleek dat Humanitas slechts één begeleider kon aanbieden heeft de GI - terwijl ze een andere instantie zocht die wel twee begeleiders aanbiedt - ervoor gezorgd dat de omgangsmomenten konden doorgaan door steeds twee begeleiders (één van Humanitas en één van de GI zelf of van de pleegzorg) beschikbaar te hebben. Dat er nu al langere tijd geen omgang heeft plaatsgevonden komt dus, anders dan de moeder betoogt, niet door een gebrek aan voortvarendheid van de GI maar omdat de moeder het alternatieve aanbod van de GI niet accepteerde. Verder blijkt uit de aanwijzing dat de GI Koel & Co de begeleiding van de omgangsmomenten kan verzorgen met twee begeleiders en dat Koel & Co per direct kan beginnen. Het bezwaar van de moeder dat Koel & Co niet beschouwd kan worden als een neutrale partij omdat zij professionele hulpverleners zijn die ook onderzoek doen en rapporteren gaat er aan voorbij dat deskundige begeleiding in het belang van de kinderen is wat in dit stadium ook zwaarder weegt dan de door moeder gewenste privacy bij de omgangsmomenten. Op voorhand valt ook niet in te zien dat Koel & CO de vereiste neutraliteit bij de begeleiding van de omgang zou missen zoals de moeder betoogt. Nu er langere tijd geen omgang heeft plaatsgevonden, is ook begrijpelijk dat de GI in de aanwijzing opnieuw heeft bepaald dat de omgang in het belang van de kinderen weer voorzichtig moet worden opgebouwd op de wijze zoals in de eerdere aanwijzing van 26 juli 2023 ook was bepaald en dat uitbreiding pas aan de orde is na evaluatie van de eerste drie omgangsmomenten.
Het subsidiaire, meer subsidiaire en nog meer subsidiaire verzoek van de moeder strekt tot vastlegging van een omgangsregeling. Die verzoeken lopen daarmee vooruit op de nog te verrichten evaluatie van de omgangsmomenten en komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
5.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de verzoeken van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing en tot vaststelling van een omgangsregeling moeten worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst af de verzoeken van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing en tot vaststelling van een omgangsregeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024, in aanwezigheid van mr. J. J. Blaisse, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.