ECLI:NL:RBNHO:2024:1720

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
C/15/348100 / JU RK 24/81
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in een complex gezinssysteem met structurele spanningen

Op 7 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat [de minderjarige] opgroeit in een complex gezinssysteem met structurele spanningen en onvoorspelbaarheid. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar hun slechte verstandhouding en het wantrouwen jegens elkaar belemmeren hen om gezamenlijk beslissingen te nemen in het belang van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie een ernstige ontwikkelingsbedreiging vormt voor [de minderjarige]. De moeder heeft te maken met verslavings- en psychische problematiek, waardoor zij niet altijd beschikbaar is voor [de minderjarige]. De rol van de oma (mz) is cruciaal, maar maakt de situatie ook complexer. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen en heeft de Raad verzocht om de uitvoering van de ondertoezichtstelling te coördineren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ondertoezichtstelling is vastgesteld van 7 februari 2024 tot 7 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/348100 / JU RK 24-81
Datum uitspraak: 7 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 16 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 februari 2024. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- de Raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna te noemen: de GI), vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De vader en de moeder hebben tot maart 2020 een affectieve relatie gehad, waaruit [de minderjarige] geboren is.
2.3.
[de minderjarige] groeit op in een gescheiden gezinssysteem waarbij zij een week (van maandag tot maandag) verblijft bij de vader (zijn huidige partner en hun zoontje [zoontje] ) en de andere week bij de moeder (en de oma van moederszijde (mz)). De omgangsregeling en het co-ouderschap zijn vastgelegd in een beschikking.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, gelet op het volgende.
3.2.
De Raad ziet ouders die afzonderlijk het beste willen voor [de minderjarige] . De strijd tussen hen en het wantrouwen jegens elkaar is op dit moment echter te groot om de gezamenlijke focus op [de minderjarige] te leggen. Zo lukt het de ouders niet om gezamenlijk afspraken en beslissingen te maken over [de minderjarige] . De houding van de ouders ten opzichte van elkaar werkt verstorend op de ontwikkeling van [de minderjarige] . Beide ouders kunnen dit voorkomen als passende hulp gericht op onderlinge communicatie doorgang vindt. Oma (mz) is een belangrijk hechtingsfiguur voor [de minderjarige] en onmisbaar in haar opvoeding. De vader zal moeten accepteren dat oma mz een belangrijke opvoedrol vervult. Daarom is de Raad van mening dat een vorm van systeemtherapie belangrijk is waarbij de onderlinge rolverdeling duidelijk wordt. Desgevraagd heeft de Raad hiertoe ter zitting naar voren gebracht dat de oma (mz) formeel geen juridische ouder is en haar betrokkenheid als opvoeder de situatie ook ingewikkelder maakt. Desondanks acht de Raad het van belang dat oma (mz) als mede-opvoeder (dan wel steunfiguur voor de moeder) betrokken blijft, mede gelet op de hechte band tussen haar en [de minderjarige] . De huidige situatie dient volgens de Raad de komende periode van ondertoezichtstelling dan ook als uitgangspunt te gelden.
3.3.
Daar komt bij dat de individuele problematiek van de moeder ervoor zorgt dat zij moeite heeft met het structureel beschikbaar zijn voor [de minderjarige] . De Raad vindt het positief dat de moeder een vertrouwensband heeft met haar hulpverlener van Levvel. Daarnaast heeft de moeder laten blijken dat zij inziet dat hulpverlening gericht op traumaverwerking en emotieregulatie belangrijk is. Het lukt haar echter onvoldoende om de aangeboden hulpverlening te accepteren en afspraken na te komen, waardoor zij er op dit moment onvoldoende van profiteert.
3.4.
De Raad wijst er daartoe op dat in het vrijwillige kader al langere tijd hulpverlening betrokken is (geweest). Deze trajecten (zowel het individuele traject van de moeder als het gezamenlijke traject van de moeder en de vader) zijn moeizaam verlopen of niet van de grond gekomen. De hulpverlening die is ingezet heeft daarom niet het gewenste resultaat gehad.
3.5.
Gelet op het voorgaande is een ondertoezichtstelling nodig. De Raad heeft daarbij de volgende doelen voor de ondertoezichtstelling geformuleerd:
  • [de minderjarige] groeit op bij vader/stiefmoeder en moeder/oma (mz) waar het fysiek en emotioneel veilig is en er geen sprake is van spanningen, maar eenduidigheid van de zorg- en opvoeding van [de minderjarige] . Oma is een hechtingsfiguur voor [de minderjarige] . Vader zal moeten accepteren dat oma (mz) deze rol vervult.
  • De ouders kunnen gezamenlijk beslissingen maken in het belang van [de minderjarige] en schrijven [de minderjarige] in voor een basisschool.
  • De ouders hebben meer inzicht in de valkuilen binnen hun communicatie. Ze weten conflicten te voorkomen en betrekken tijdig hun netwerk om hen te ondersteunen.
  • De ouders en oma (mz) ontvangen systeemgerichte therapie, zodat ouders en oma (mz) leren om dezelfde verzorging en opvoedingsstijl te gebruiken.
  • De moeder zet haar persoonlijke hulpverlening voort, waarbij zij werkt aan haar trauma’s en middelengebruik. Het is belangrijk dat moeder haar afspraken nakomt en bereikbaar is voor de hulpverlening.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
De moeder kan zich vinden in verzoek om een ondertoezichtstelling. Een gezinsmanager zal de regie houden en altijd het belang van [de minderjarige] vooropstellen. Zijzelf probeert altijd in het belang van [de minderjarige] te handelen. Het voelt voor haar alsof ze gestraft wordt als zij ervoor kiest om even afstand te nemen van [de minderjarige] en haar bij oma (mz) achter te laten, bijvoorbeeld als zij net behandeling heeft gehad. Zij handelt dan echter in het belang van [de minderjarige] en doet er alles aan haar persoonlijke problematiek te verbeteren. Op dit moment heeft zij een intensief pakket aan hulpverlening. Daarom kan ze er ook niet altijd zijn voor [de minderjarige] . Het is op die momenten dan ook fijn als oma (mz), met wie [de minderjarige] al vanaf haar geboorte een goede band heeft, er voor haar is. Voor zover wordt gesteld door de vader dat zij niet altijd bereikbaar is en het dan lastig is om afspraken te maken met de oma (mz), wijst de moeder erop dat de vader juist niet reageert op haar berichten.
4.2.
De vader had het verzoek om een ondertoezichtstelling verwacht en snapt dat de Raad dit adviseert. Hij is echter wel van mening dat hij de dupe is van het nalatige gedrag van de moeder. Zo wilde de moeder niet meewerken en gaf geen toestemming voor bepaalde hulpverlening. De moeder is een aantal keer ook niet op afspraken verschenen waardoor de hulpverlening niet is gestart. De hulpverlening heeft hier ten onrechte niets aan gedaan en de moeder haar gang laten gaan. De vader is blij met de hulp die oma (mz) biedt, maar hij blijft van mening dat met ouders wordt bedoeld, de moeder en de vader. Als de vader wordt gezien als stabiele factor, terwijl het de moeder onvoldoende lukt om basale zorg en opvoeding te bieden en om structureel beschikbaar te zijn voor [de minderjarige] , dan meent de vader dat [de minderjarige] bij hem de meest stabiele situatie heeft. De positie van oma (mz), als niet-ouder, maakt de situatie volgens hem overigens ingewikkelder, qua taakverdeling en communicatie. Daarbij is de oma (mz) doordeweeks aan het werk, zodat ook overgrootoma (mz) moet bijspringen. Daarom wil de vader dat er opnieuw, kritisch, gekeken wordt naar de verdeling van zorg- en opvoedtaken. Wellicht brengt het [de minderjarige] meer rust als zij vanaf donderdag na school tot maandag naar school bij de moeder en oma (mz) is. Hij benadrukt daartoe dat hij niet de moeder of oma (mz) opzij wil schuiven. Zij zullen altijd onderdeel moeten uitmaken van het leven van [de minderjarige] .
4.3.
De GI ziet dat er betrokken ouders en een oma zijn. Het is daarmee wel een complexe situatie. Het streven is dat de moeder dankzij behandeling en hulpverlening een steeds grotere opvoedrol zal vervullen. Voor nu is wel duidelijk dat de oma (mz) er moet zijn om haar te ondersteunen bij de zorg- en opvoedtaken. Het is wel belangrijk om tijdens de ondertoezichtstelling zicht te krijgen in de rol-/taakverdeling tussen de moeder, oma (mz) en overgrootoma (mz) om duidelijk te krijgen hoe de situatie bij de moeder is.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] een lief en vrolijk meisje is, dat opgroeit in een gezinssysteem met meerdere opvoeders om haar heen die van haar houden en met wie zij een goede band heeft.
Haar opgroeisituatie vormt echter ook een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Zo is sprake van een slechte verstandhouding tussen de ouders, waardoor zij niet in staat zijn om op een goede manier met elkaar samen te werken, te communiceren en belangrijke (gezags)beslissingen te nemen, in het belang van [de minderjarige] . De houding van de ouders richting elkaar werkt verstorend op de ontwikkeling van [de minderjarige] . Verder is bij de moeder sprake van – onder meer – verslavings- en psychische problematiek, waardoor zij niet structureel en voorspelbaar beschikbaar is/kan zijn voor [de minderjarige] in de week dat [de minderjarige] bij haar verblijft. Dat betekent dat een grote opvoedrol is weggelegd voor de oma (mz), die dat naar de rechtbank begrijpt, met alle liefde doet. De band tussen oma (mz) en [de minderjarige] is ook goed. Haar (grote) rol in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] maakt de situatie echter wel nog complexer, qua samenwerking en communicatie tussen de opvoeders en qua voorspelbaarheid voor [de minderjarige] . Daarbij is van belang dat er door de vader, de moeder en de oma (mz) verschillende opvoedstijlen worden gehanteerd en er geen afstemming plaatsvindt of eenduidigheid is over de opvoeding en zorg van [de minderjarige] . Uit dit alles blijkt dat [de minderjarige] opgroeit in een liefdevol, maar complex gezinssysteem, waarbij sprake is van structurele spanningen en onvoorspelbaarheid.
5.2.
Tevens blijkt dat de zorg die noodzakelijk is om de bedreiging weg te nemen in dit geval niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, omdat het de ouders helaas niet is gelukt om samen, met de hulpverlening die in het vrijwillige kader is geboden, de ernstige ontwikkelingsbedreiging weg te nemen.
5.3.
Verder blijkt dat de verwachting is gerechtvaardigd dat de ouders binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn, in staat zullen zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aanwezige problematiek, de in te zetten hulpverlening, de gestelde doelen, zal de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt
[de minderjarige]onder toezicht van de gecertificeerde instelling de Jeugdbescherming Regio Amsterdam met ingang van 7 februari 2024 tot 7 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024 door mr. S. Ok, kinderrechter, in aanwezigheid van J.B. Stevens als griffier, en op schrift gesteld op 14 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.