Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2024 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Purmerend, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
[eiser] was op 1 januari 2022 eigenaar van de onroerende zaak.
[eiser] is op 12 november 2022 overleden.
Op 27 december 2022 heeft de heffingsambtenaar op het bezwaar beslist. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
Op 1 februari 2023 heeft een medewerker van Previcus beroep ingesteld namens [eiser] en daarbij de onder 2 genoemde machtiging overgelegd. Op 1 februari 2023 was [eiser] reeds overleden. Vastgesteld wordt dat het beroep niet namens de erfgenamen is ingediend.
Op grond van artikel 2.1. van de Awb kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Op de relatie tussen een belanghebbende en diens gemachtigde zijn, door toepassing van de schakelbepaling van artikel 3:79 van het Burgerlijk Wetboek (BW), de algemene regels van volmacht van titel 3:3 van het BW van toepassing. De regeling van de volmacht van titel 3:3 van het BW is overeenkomstig van toepassing in bestuursrechtelijke verhoudingen als hier aan de orde. De civielrechtelijke regels waarbij aansluiting wordt gezocht zijn te vinden in de artikel 3:60 tot en met 3:79 BW.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar, die op de hoogte was van het overlijden van [eiser] , het bezwaar niet-ontvankelijk had kunnen verklaren. Het procesbelang van [eiser] is immers met zijn overlijden komen te vervallen. De erfgenamen hebben zich niet bij verweerder gemeld en meegedeeld dat zij de procedure willen voortzetten.
Het gevolg van het feit dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard is dat de rechtbank aan een inhoudelijke bespreking van de zaak niet meer toekomt. Mochten de erfgenamen de WOZ-waarde voor dit kalenderjaar alsnog willen aanvechten, dan staat het hen vrij om de heffingsambtenaar te verzoeken om een WOZ-beschikking.