ECLI:NL:RBNHO:2024:167

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
C/15/341907 / FA RK 23-3302
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en gezag in familiezaken met betrekking tot minderjarige kinderen

Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een familiezaken met betrekking tot de omgangsregeling en het gezag over de minderjarige [de minderjarige 1]. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.E. Reijnen, heeft verzocht om een omgangsregeling waarbij [de minderjarige 1] om het weekend bij hem verblijft. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. Gillis, heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend voor een andere omgangsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een zorgregeling moet komen die geleidelijk wordt uitgebreid naar een weekendregeling, met inachtneming van de zorgen van de moeder over de vader en de communicatie tussen de ouders. De rechtbank heeft ook besloten om het verzoek tot gezamenlijk gezag aan te houden voor de duur van negen maanden, in afwachting van de resultaten van de hulpverlening die beide ouders zullen volgen. De rechtbank heeft de noodzaak van goede communicatie tussen de ouders benadrukt en heeft een informatieregeling vastgesteld waarbij de moeder de vader voorafgaand aan elk omgangsmoment informeert over belangrijke zaken met betrekking tot [de minderjarige 1]. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen over de provisionele voorzieningen afgewezen, nu er al definitieve beslissingen zijn genomen in de bodemprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zorgregeling & gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/341907 / FA RK 23-3302 (bodemzaak)
C/15/341908 / FA RK 23-3303 (provisionele voorziening)
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 10 januari 2024
in de zaak van:
[de vader],
ingeschreven op een adres te [plaats] , feitelijk verblijvende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. N.E. Reijnen, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.H. Gillis, kantoorhoudende te Hoorn Nh.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure met zaaknummer C/15/341907 / FA RK 23-3302 blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vader ingekomen op 24 juli 2023;
- het gewijzigde verzoek, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 11 december 2023;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 13 december 2023;
- het bericht, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 15 december 2023.
1.2.
Het verloop van de procedure met zaaknummer C/15/341908 / FA RK 23-3303 blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vader ingekomen op 21 juli 2023;
- het bericht van de vader, ingekomen op 16 augustus 2023;
- het bericht van de moeder, ingekomen op 16 augustus 2023;
- het bericht van de vader, ingekomen op 21 september 2023;
- het bericht van de moeder, ingekomen op 21 september 2023;
- het bericht van de vader, ingekomen bij de rechtbank op 12 oktober 2023;
- het bericht van de moeder, ingekomen op 30 oktober 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling van de provisionele voorziening ex artikel 223 Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) stond eerder gepland op 23 augustus 2023. Op
verzoek van partijen heeft deze mondelinge behandeling geen doorgang gevonden, in
afwachting van een door partijen te volgen hulpverleningstraject. Naderhand hebben partijen
meerdere keren om uitstel van de mondelinge behandeling gevraagd, hetgeen de rechtbank
heeft ingewilligd. Bij bericht van 12 oktober 2023 heeft de vader de rechtbank verzocht de
zaak niet langer aan te houden en op een mondelinge behandeling te plannen. Bij bericht
van 31 oktober 2023 heeft de moeder verzocht de behandeling van de zaak aan te houden.
Gelet op het bericht van de vader, heeft de rechtbank besloten onderhavige zaak,
gezamenlijk met de bodemzaak op een zitting te plannen.
1.4.
De behandeling van beide zaken heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 december 2023, in aanwezigheid van partijen bijgestaan door hun advocaten.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.5.
De advocaat van de vader heeft ter zitting het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota.
1.6.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij een bericht, met bijlagen producties 10 en 11 heeft ingediend bij de griffie van de rechtbank. Deze producties zijn op 4 januari 2024 ingekomen bij de rechtbank.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie is geboren de minderjarige [de minderjarige 1] :
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente]
De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder heeft van rechtswege het gezag over de minderjarige.
2.3.
Uit een eerdere relatie van de vader is geboren de minderjarige:
[de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in [plaats] .
2.4.
Daarnaast heeft de vader onlangs een kind gekregen met zijn nieuwe partner.
2.5.
Uit een eerdere relatie van de moeder is geboren de minderjarige;
[de minderjarige 3] , op [geboortedatum] in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt – na wijziging van zijn verzoek - bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor de duur van de bodemprocedure te bepalen dat:
primairer een omgangsregeling zal gelden waarbij [de minderjarige 1] om het weekend op vrijdag voor het diner door de vader wordt opgehaald (bij de moeder) en op zondag om 19:00 uur door de moeder bij de vader wordt opgehaald en er een specifieke verdeling van vakanties en feestdagen zal gelden uitgaande van een verdeling bij helfte. Dan wel
subsidiairer een opbouwende omgangsregeling wordt vastgesteld die toewerkt naar de hierboven genoemde primaire omgangsregeling alsmede een verdeling Eerste Kerstdag, nieuwjaarsdag, de laatste week van de zomervakantie, dan wel een andere te bepalen week van de schoolvakanties in 2023 of eerste kwartaal 2024;
De moeder te bevelen om de vader in elk geval eens per maand te informeren ten aanzien van gewichtige aangelegenheden betreffende [de minderjarige 1] , waaronder in elk geval over de (school) prestaties, medische zaken, interesses, en andere belangrijke zaken, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen informatieregeling;
De moeder te bevelen om de man voorafgaand aan een wisselmoment te informeren (over de gezondheid, relevante gebeurtenissen en/of andere aangelegenheden) betreffende [de minderjarige 1] dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen informatieregeling.
Daarnaast verzoekt de vader – kort samengevat – in de bodemzaak:
te bepalen dat hij (mede) zal worden belast met het gezag over de minderjarige;
primairer een omgangsregeling zal gelden waarbij [de minderjarige 1] om het weekend op vrijdag voor het diner door de vader wordt opgehaald (bij de moeder) en op zondag om 19:00 uur door de moeder bij de vader wordt opgehaald en er een specifieke verdeling van vakanties en feestdagen zal gelden uitgaande van een verdeling bij helfte. Dan wel
subsidiairer een opbouwende omgangsregeling wordt vastgesteld die toewerkt naar de hierboven genoemde primaire omgangsregeling alsmede een specifieke verdeling van vakantie en feestdagen;
te bepalen dat partijen elkaar voorafgaand aan een wisselmoment informeren (over de gezondheid, relevante gebeurtenissen en/of andere aangelegenheden) betreffende [de minderjarige 1] .
3.2.
Ter onderbouwing van zijn verzoeken voert de vader het volgende aan. Tot 24 december 2022 verbleef [de minderjarige 1] om de week bij de vader. Toen de moeder erachter kwam dat de huidige vriendin van de vader in verwachting was, veranderde de situatie. De moeder communiceert nauwelijks meer met de vader en de omgang wordt slechts mondjesmaat gefaciliteerd. De vader begrijpt niet waarom de moeder dit standpunt inneemt en hij wil [de minderjarige 1] graag meer zien dan de moeder toelaat. Partijen hebben zich aangemeld bij 1. [plaats] voor een traject “De Omgang Na Scheiding” (hierna: DONS-traject) om verandering te brengen in deze situatie. Eind september 2023 bleek echter dat de moeder niet bereid was de omgang verder uit te breiden. Sinds 29 september 2023 zijn er ook meerdere omgangsmomenten afgezegd en de moeder was niet aanwezig bij het evaluatiegesprek van 6 december 2023. De vader heeft van de procesbegeleider vernomen dat er nog drie omgangmomenten nodig zijn voor een eindconclusie, maar dat er op dit moment geen zorgen zijn over de omgang tussen de vader en [de minderjarige 1] . Wel zijn er zorgen over de communicatie tussen partijen. Gelet op deze omstandigheden heeft de vader zijn verzoeken gewijzigd, in die zin dat hij niet langer denkt dat een uitgebreid opbouwschema nodig is.
Daarnaast vindt de vader het in het belang van [de minderjarige 1] als hij wordt belast met het ouderlijk gezag, conform het wettelijk uitgangspunt. De vader wil een betekenisvolle rol op zich nemen in het leven van [de minderjarige 1] en wordt thans door de moeder onvoldoende betrokken bij belangrijke beslissingen over hem en hij krijgt te weinig informatie. De vader wil graag in overleg treden met de moeder en hij is bereid om aan de communicatie te werken.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De moeder voert verweer tegen het verzoek van de vader. Daarnaast verzoekt zij, bij wijze van zelfstandig verzoek, te bepalen dat, bij wijze van voorlopige voorzieningen:
  • er een voorlopige omgangsregeling van kracht zal zijn inhoudende dat [de minderjarige 1] een zondag per twee weken van 10:00 uur tot 19:00 uur bij de vader zal zijn;
  • [de minderjarige 1] op Eerste Kerstdag 2023 bij de moeder verblijft en op Tweede Kerstdag 2023 van 10:00 uur tot 19:00 uur bij de vader zal zijn;
  • [de minderjarige 1] op nieuwjaarsdag 2024 van 10:00 uur tot 19:00 uur bij de vader verblijft;
  • de vrouw de man één keer per maand per e-mail voorziet van informatie over ontwikkelingen van [de minderjarige 1] .
En in de bodemprocedure verzoekt de moeder te bepalen dat:
  • er een omgangsregeling van kracht zal zijn inhoudende dat [de minderjarige 1] een zondag per twee weken van 10:00 uur tot 19:00 uur bij de vader zal zijn;
  • de moeder de vader één keer per maand per e-mail voorziet van informatie over de ontwikkelingen van [de minderjarige 1] .
4.2.
De moeder heeft hierbij aangegeven dat de relatie van partijen turbulent is verlopen. De ouders hadden allebei andere ideeën over de zorg voor [de minderjarige 1] . Uiteindelijk kwam het erop neer dat de vader de moeder niet serieus nam, hij dreigde [de minderjarige 1] niet terug te brengen na de omgang en hij denigrerende opmerkingen maakte over de moeder. Eind 2022 vernam de moeder dat de vader opnieuw een kind zou krijgen. Degene die de moeder hierover informeerde, vertelde de vrouw ook dat [de minderjarige 1] en de man naar Parijs en België waren gereisd. De moeder schrok hiervan, omdat zij hier niet van op de hoogte was gebracht. De moeder vernam ook dat de vader boos was geworden op [de minderjarige 1] en dat hij had geschreeuwd tegen hem. De moeder kreeg zorgen en voelde zich niet gehoord door de vader, zodat zij besloot dat partijen moesten werken aan de communicatie en hun onderlinge vertrouwen, voordat zij [de minderjarige 1] met een gerust hart kon meegeven. Daarna heeft de moeder het contact met de vader geminimaliseerd en is er een tijdje geen contact meer geweest tussen [de minderjarige 1] en de vader. In januari 2023 heeft de vader een advocaat ingeschakeld, is de omgang weer opgestart en hebben partijen geprobeerd toe te werken naar een uitbreiding. In dit kader zijn partijen ook terecht gekomen bij het DONS-traject, dat zich inmiddels in een afrondende fase bevindt. De moeder vindt het een goed idee om na het einde daarvan een mediation traject te starten om verder te werken aan de onderlinge communicatie en het vertrouwen. Om deze reden verzoekt de moeder om de beslissing in de bodemzaak aan te houden. Ondertussen kan de omgang bij wijze van voorlopige voorziening starten met één dag. Indien de vader tijdens het mediationtraject zijn medewerking verleent, dan voelt de moeder voldoende vertrouwen om uiteindelijk de weekendregeling zoals verzocht in de bodemzaak te starten.
Over het verzoek van het gezamenlijk gezag heeft de moeder aangegeven dat dit niet in het belang is van [de minderjarige 1] . Partijen zijn onvoldoende in staat om te communiceren en er is onvoldoende vertrouwen tussen de ouders. Hierdoor zijn partijen niet in staat om het ouderlijk gezag uit te oefenen op een manier waardoor [de minderjarige 1] niet klem of verloren zou raken.

5.De beoordeling

5.1.
Ter zitting heeft de moeder aangegeven dat zij nog steeds onvoldoende vertrouwen heeft in de vader. Dit heeft te maken met het feit dat de vader zonder overleg en zonder [de minderjarige 1] ID kaart mee te nemen met hem naar het buitenland is gereisd. De moeder denkt dat de vader op zichzelf best goed voor [de minderjarige 1] kan zorgen, maar dat het hem te veel kan worden als [de minderjarige 1] buien heeft. De moeder is bang dat de vader dan zijn geduld verliest en tegen hem zal schreeuwen, zoals hij eerder al heeft gedaan. Ook wil de moeder verder werken aan de onderlinge communicatie. Als partijen nu contact hebben, dan heeft de vader het steeds op ongepaste wijze over hun relatie in plaats van over [de minderjarige 1] . Verder stoort het de moeder dat de vader veelal te laat komt bij omgangsmomenten.
Over het verloop van DONS heeft de moeder verteld dat zij inmiddels kan leven met onbegeleide omgang, maar niet in de mate die de vader wil. Er moet verder gewerkt worden aan het onderlinge vertrouwen voordat er een weekendregeling aan de orde kan zijn.
5.2.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij geen reden ziet om de omgang nog langer te beperken. De zorgen van de moeder zijn onterecht en de interactie tussen [de minderjarige 1] en de vader verloopt goed. De vader heeft begrip voor het feit dat de moeder vanwege haar jeugd verlatingsangst heeft, maar dit mag de omgang tussen [de minderjarige 1] en de vader niet belemmeren. Verder heeft de vader aangegeven dat hij inderdaad sinds kort merkt dat [de minderjarige 1] last heeft van buien, maar dat hij geen problemen ervaart om daar op een kalme en beheerste manier mee om te gaan. De vader heeft er voorts onvoldoende vertrouwen in dat een nieuw traject gericht op het in onderling overleg uitbreiden van de omgang de situatie zal verbeteren. Het DONS-traject was daar namelijk op gericht en dat heeft op de houding van de moeder onvoldoende effect gehad. Wel staat de vader open voor hulpverlening gericht op de communicatie, zoals een SCHIP-traject. De vader heeft verder verteld dat hij inderdaad met [de minderjarige 1] en zijn andere zoon [de minderjarige 2] voor een dagje naar Plopsaland is gegaan in België. De vader was zich niet bewust van het effect daarvan op de moeder. Hij was gewoon lekker op stap met zijn zoons. De vader benadrukt verder dat er tot december 2022 twee jaar lang een weekendregeling liep en dat dezelfde regeling ook nog loopt voor zijn andere zoon [de minderjarige 2] . Dit zou dus gewoon weer hervat moeten kunnen worden. Verder heeft de vader aangegeven dat beide partijen zijn aangesproken op het belang van op tijd komen bij de omgang. Dit kan dus niet alleen op het bordje van de vader terecht komen.
5.3.
De Raad heeft ter zitting aangegeven dat de verwachtingen van partijen over mediation wellicht te ver uit elkaar liggen. De moeder hoopt daarmee onder meer te bereiken dat de vader in gesprekken voortaan meer de focus legt op [de minderjarige 1] in plaats van op hun eerdere relatie. De vader heeft zijnerzijds betwist dat hij dit überhaupt doet, waardoor mediation op dat vlak waarschijnlijk niet zal brengen wat de moeder hoopt. De Raad adviseert ten aanzien van de omgangsregeling om met een opbouwend schema toe te werken naar een weekendregeling. Bijvoorbeeld door in januari 2024 eerst eens per twee weken een volledige dag omgang vast te stellen tussen [de minderjarige 1] en de vader en dit in februari uit te breiden naar een overnachting. Daarnaast adviseert de Raad de ouders om zich aan te melden bij bijvoorbeeld Ouderschap Blijft om te werken aan hun onderlinge communicatie. In afwachting van dit traject, adviseert de Raad om het verzoek van de vader over gezamenlijk gezag voorlopig aan te houden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening.
Verder heeft de Raad aandacht gevraagd voor het gegeven dat de vader is verhuisd naar [plaats] . Dit heeft impact op de zorgregeling omdat de reistijd tussen de ouders daarmee aanzienlijk is toegenomen. Gelet op het feit dat de moeder geen rijbewijs heeft en de vader de beschikking heeft over een auto, is de Raad van mening dat het halen en brengen voor rekening van de vader moet komen. Ook heeft deze verhuizing gevolgen voor de tijden waarop de omgang kan starten en kan eindigen.
Ten aanzien van de bodemprocedure geregistreerd onder zaaknummer C/15/341907 / FA RK 23-3302:
Zorgregeling:
5.4.
De rechtbank ziet op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting geen grond om de zaak op dit punt nog langer aan te houden. De rechtbank zal een knoop doorhakken over de definitieve zorgregeling, in die zin dat er via een opbouwend schema zal worden toegewerkt naar een omgang tussen [de minderjarige 1] en de vader van een weekend per twee weken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. [de minderjarige 1] heeft tot december 2022 omgang gehad met de vader volgens een weekendregeling. Zorgen van de moeder over de vader hebben voor haar de reden gevormd om de omgang sinds december 2022 te beperken en zelfs op enig moment volledig stil te leggen. Niet uitgesloten kan worden dat het feit dat de vader samen met zijn vriendin een kind verwachtte ook een rol heeft gespeeld. De zorgen van de moeder over de vader zagen onder meer op het feit dat de vader zonder de moeder op de hoogte te brengen naar Parijs is gegaan met [de minderjarige 1] toen hij ongeveer een halfjaar oud was en later nog een keer naar België (Plopsaland). De moeder voelde zich niet gehoord door de vader en vond dat zij moesten werken aan het onderlinge vertrouwen en de communicatie.
Ook heeft de moeder zorgen geuit over de wijze waarop de vader omging met [de minderjarige 1] (onder meer ongeduld en schreeuwen). De vader heeft deze zorgen overigens betwist.
Hulpverlening in het vrijwillig kader was bij de ouders betrokken, maar heeft er in eerste instantie niet voor gezorgd dat de omgang weer op gang kwam. De vader heeft de onderhavige procedures aanhangig gemaakt, waarna partijen alsnog overeenstemming bereikten over een hulpverleningstraject.
5.5.
Het DONS-traject, waarbij de omgang tussen de vader en [de minderjarige 1] is begeleid, is inmiddels afgerond. De doelen van het traject waren: de vader reageert responsief-sensitief op [de minderjarige 1] , de vader is beschikbaar voor [de minderjarige 1] en heeft op een positieve manier interactie met [de minderjarige 1] en de ouders spreken niet negatief over elkaar in het bijzijn van [de minderjarige 1] .
In het concept eindrapportage DONS van 14 december 2023 is opgenomen dat er geen zorgen worden gezien over de interactie tussen [de minderjarige 1] en zijn vader, dat de vader beschikbaar is, meestal passend reageert, aansluit en grenzen biedt. De vader werkt aan het ‘taal geven’ aan wat hij doet. Geadviseerd wordt over te gaan tot minimaal twee uur onbegeleide omgang per week. De rechtbank ziet in de rapportage van DONS geen aanknopingspunten voor een beperkte omgangsregeling. Ook de moeder staat een ruimere omgang voor. Bij de beslissing om stapsgewijs toe te werken naar een weekendregeling heeft de rechtbank verder meegewogen dat er tot december 2022 een weekendregeling heeft gegolden tussen [de minderjarige 1] en de vader, en dat de vader nog steeds een weekendregeling heeft met zijn andere zoon [de minderjarige 2] die kennelijk goed verloopt.
5.6.
Wat betreft het onderlinge vertrouwen en de communicatie vindt de rechtbank de handelswijze van de vader rondom de tripjes met [de minderjarige 1] naar Parijs en België niet handig en zij begrijpt dat de moeder dit als onprettig heeft ervaren. Voorts blijkt uit het dossier dat de moeder kampt met verlatingsangst vanwege een belast verleden, waardoor de rechtbank zich kan voorstellen dat het uitbreiden van de zorgregeling ook om die reden niet eenvoudig is voor haar. Ook ziet de rechtbank in de DONS-rapportage dat de ouders minimaal contact hebben met elkaar en niet in relatie zijn. De rechtbank vindt echter dat dit niet rechtvaardigt dat de moeder de omgang nu al langdurig eenzijdig beperkt en evenmin om uit te gaan van beperkte omgang met de vader.
5.7.
Richting de vader benadrukt de rechtbank wel dat het aan hem is om de moeder in de toekomst ervan op de hoogte te brengen als hij gedurende de omgangsmomenten bijzondere plannen heeft, zoals bijvoorbeeld bezoek aan een pretpark in het buitenland.
5.8.
Met inachtneming van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de tijd rijp is dat de vader kans krijgt om in de praktijk te laten zien dat de vader het vertrouwen waard is.
Dit brengt de rechtbank bij de vraag hoe de omgangsregeling concreet dient te worden vormgegeven. De rechtbank constateert dat de omgang in de praktijk gedurende langere tijd heeft bestaan uit slechts twee uur begeleide omgang per week. Gelet op het grote verschil tussen deze regeling en een weekendregeling van vrijdag tot zondag, en met inachtneming van het advies van de Raad daarover ter zitting, ziet de rechtbank aanleiding om de omgang gedurende zes maanden uit te breiden naar een weekendregeling. Dit geeft [de minderjarige 1] , maar ook de moeder, de gelegenheid daaraan te wennen.
De rechtbank zal vaststellen dat [de minderjarige 1] bij de vader verblijft:
  • met ingang van het eerste weekend na deze beschikking dat [de minderjarige 2] ook bij de vader verblijft gedurende
  • in de derde en vierde maandeens in de twee weken vanaf zaterdag 14:00 uur tot zondag 11:00 uur;
  • in de vijfde maandeens in de twee weken vanaf zaterdag 11:00 tot zondag 18:00;
  • vanaf zesde maandeens in de twee weken van vrijdagavond om 18:00 (na het eten bij moeder) tot zondag 18:00;
  • waarbij geldt dat de vader [de minderjarige 1] op het begintijdstip bij de moeder zal ophalen en op het eindtijdstip bij de moeder zal terugbrengen en er bij het vaststellen van de momenten dat [de minderjarige 1] bij de vader is aansluiting zal worden gezocht met de weekenden dat [de minderjarige 2] ook bij de vader verblijft.
5.9.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het voorgaande nog dat zij ter zitting heeft vernomen dat de vader thans in [plaats] woont. Gelet op het feit dat dit de keuze was van de vader en de moeder geen rijbewijs heeft, is de rechtbank met de Raad van oordeel dat het halen en brengen voor rekening van de vader dient te komen. De wijziging in de reistijd tussen de ouders vormt ook de reden dat de rechtbank zich nogmaals heeft gebogen over de verzochte tijdstippen van de omgangsmomenten en daarin kleine wijzigingen heeft aangebracht waardoor de omgang minder belastend wordt voor [de minderjarige 1] . De rechtbank roept de moeder op om, ondanks haar zorgen en gevoelens, ervan uit te gaan dat de vader in staat is om de omgang op een goede manier vorm te geven. [de minderjarige 1] heeft recht op plezierige omgang met beide ouders en daar moeten alle betrokkenen zich actief voor inspannen.
Vakantieregeling:
5.10.
Ten aanzien van de vakantieregeling overweegt de rechtbank het volgende. Ter zitting heeft de vader laten weten geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van de moeder over de aankomende kerstdagen en nieuwjaarsdag. Gelet daarop zal het verzoek van de moeder op dat punt worden toegewezen. Wat betreft de overige vakanties en feestdagen ziet de rechtbank onder gelijkluidende motivering als ten aanzien van de reguliere zorgregeling aanleiding om uit te gaan van een verdeling bij helfte. Daarbij geldt evenwel dat deze vakantieregeling pas ingaat met ingang van de zomervakantie van 2024, (als het hiervoor beschreven opbouwende schema is doorlopen). De verdeling van de feestdagen gaat per direct in. Een verdeling bij helfte geeft [de minderjarige 1] de tijd en ruimte om langere tijd door te brengen met zijn vader en samen met hem en zijn halfbroer leuke dingen te ondernemen. De rechtbank zal bij gebrek aan een expliciet standpunt hierover van de moeder, voor de precieze verdeling van de vakanties en feestdagen aansluiting zoeken bij het verzoek van de vader.
De rechtbank zal een vakantieregeling vaststellen zoals hierna genoemd.
Gezag
5.11.
Ter zitting hebben beide partijen aangegeven dat zij vinden dat hun onderlinge communicatie verbetering behoeft en dat zij openstaan voor een daarop gericht hulpverleningstraject zoals Ouderschap Blijft of het SCHIP-traject. Evenals de Raad onderschrijft de rechtbank de noodzaak hiervan. [de minderjarige 1] is nog erg jong en partijen zullen een manier moeten vinden om gezamenlijk vorm te geven aan hun ouderschap op een manier die niet belastend is voor [de minderjarige 1] . De rechtbank gaat ervan uit dat partijen zich zelfstandig tot het wijkteam wenden om te bezien welk traject het meest geschikt is voor hen.
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, aanleiding om het verzoek tot het vaststellen van gezamenlijk gezag aan te houden voor de duur van 9 maanden. te weten tot 10 september 2024, in afwachting van de resultaten van de nog door de ouders te volgen hulpverlening.
Informatieregeling
5.12.
De rechtbank ziet aanleiding om het verzoek van de vader op dit punt toe te wijzen. De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij onvoldoende op de hoogte wordt gehouden door de moeder. Hoewel de moeder dit heeft betwist, lijkt de noodzaak voor uitgebreidere informatieverschaffing aan de vader te worden bevestigd in het concept eindrapportage DONS. In deze rapportage staat namelijk dat het opvallend is dat de vader soms onvoldoende geïnformeerd lijkt over [de minderjarige 1] . Omdat de vader (in ieder geval voorlopig nog) niet is belast met het ouderlijk gezag en het zeker met het oog op de uitbreiding van de omgang helpend is als de vader weet wat er speelt in het leven van [de minderjarige 1] , ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat:
- de moeder de vader voorafgaand aan elk omgangsmoment per e-mail informeert over gewichtige aangelegenheden rondom [de minderjarige 1] , waaronder zijn sociaal-emotionele ontwikkeling, schoolaangelegenheden en zijn medische ontwikkelingen.
De vader heeft verzocht te bepalen dat partijen elkaar informeren. De rechtbank zal de vader als verzoeker en als niet gezaghebbende ouder geen informatieverplichting opleggen, maar gaat ervan uit dat de vader de moeder informeert over het verloop van de omgang, nu hij dat kennelijk zelf ook wenst te doen.
Ten aanzien van de provisionele voorziening ex artikel 223 Rv geregistreerd onder zaaknummer C/15/341908 / FA RK 23-3303:
5.13.
De rechtbank overweegt dat nu zij reeds definitieve beslissingen heeft genomen in de bodemprocedure over de omgangsregeling en de informatieregeling, de verzoeken van partijen bij wijze provisionele voorziening zullen worden afgewezen bij gebrek aan belang.

6.De beslissing

De rechtbank:
Ten aanzien van de bodemprocedure geregistreerd onder zaaknummer C/15/341907 / FA RK 23-3302:
6.1.
bepaalt dat de volgende omgangsregeling zal gelden:
ten aanzien van de feestdagen in 2023:
  • [de minderjarige 1] verblijft bij de vader op Tweede Kerstdag 2023 van 10:00 uur tot 19:00 uur;
  • [de minderjarige 1] verblijft bij de vader op nieuwjaarsdag (1 januari 2024) van 10:00 uur tot 19:00 uur;
ten aanzien van de ‘reguliere’ omgangsregeling:
  • [de minderjarige 1] verblijft bij de vader met ingang van het eerste weekend na deze beschikking dat [de minderjarige 2] ook bij de vader verblijft,
  • [de minderjarige 1] verblijft
  • [de minderjarige 1] verblijft
  • [de minderjarige 1] verblijft bij de vader
  • waarbij telkens geldt dat de vader [de minderjarige 1] op het aanvangstijdstip bij de moeder zal ophalen en op het eindtijdstip bij de moeder zal terugbrengen en er bij het vaststellen van het eerste weekend waarin [de minderjarige 1] bij de vader verblijft aansluiting zal worden gezocht met de weekenden dat [de minderjarige 2] ook bij de vader verblijft.
ten aanzien van de vakanties en feestdagen (met uitzondering van Kerst 2023 en nieuwjaarsdag 2024):
  • [de minderjarige 1] verblijft bij de vader
  • [de minderjarige 1] verblijft bij de vader
  • waarbij geldt dat de deze verdeling van feestdagen per direct ingaat en de verdeling van de vakanties pas ingaat met ingang van de zomervakantie van 2024;
6.2.
bepaalt dat de moeder de vader voorafgaand aan elk omgangsmoment per e-mail informeert over gewichtige aangelegenheden rondom [de minderjarige 1] , waaronder zijn sociaal-emotionele ontwikkeling, schoolaangelegenheden en zijn medische ontwikkelingen;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6.4.
houdt de beslissing ten aanzien van het gezag aan
tot 10 september 2024 PRO FORMA, met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 5.11.;
6.5.
verzoekt (de advocaten van) partijen de rechtbank
uiterlijk op 3 september 2024te berichten over de stand van zaken rondom het door hen te volgen hulpverleningstraject en het door hen gewenste procesverloop. Wijst erop dat de rechtbank partijen daarna zal informeren over het verdere procesverloop;
6.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Ten aanzien van de provisionele voorziening ex artikel 223 Rv geregistreerd onder zaaknummer C/15/341908 / FA RK 23-3303
6.7.
wijst de verzoeken van partijen over en weer af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.