ECLI:NL:RBNHO:2024:1631

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
HAA 24_362
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning wegens ernstige verstoring openbare orde

Op 13 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de verlenging van de sluiting van zijn woning. De burgemeester van de gemeente Alkmaar had op 12 december 2023 besloten de sluiting van de woning, die eerder op 15 september 2023 was bevolen, te verlengen tot 15 maart 2024. Dit besluit was genomen op basis van artikel 175 van de Gemeentewet. Op 9 februari 2024 heeft de burgemeester echter besloten de sluiting op een andere wettelijke grondslag voort te zetten, wat aanleiding gaf tot het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. De rechter weegt de belangen van verzoeker en de burgemeester en komt tot de conclusie dat de belangen van de burgemeester zwaarder wegen. De rechter stelt vast dat er herhaaldelijk incidenten hebben plaatsgevonden in de nabijheid van de woning, die de openbare orde ernstig verstoren. Verzoeker heeft onvoldoende onderbouwd dat hij op de woning is aangewezen, en de rechter oordeelt dat de sluiting van de woning noodzakelijk is om verdere verstoring van de openbare orde te voorkomen.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, maar bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden en dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 875,- voor proceskosten. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 februari 2024 door mr. R.H.M. Bruin, in aanwezigheid van griffier mr. P.C. van der Vlugt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/362

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

gemachtigde: mr. A.W. IJland, advocaat te Amsterdam,
en

de burgemeester van de gemeente Alkmaar

gemachtigden: Mr. D. Kempenaar en mr. M. IJzerman.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen (de verlenging van) de sluiting van zijn woning aan de [adres] in [plaats] .
1.1.
Bij besluit van 12 december 2023 heeft de burgemeester de eerder, op 15 september 2023, op grond van artikel 175 van de Gemeentewet bevolen sluiting van de woning verlengd tot en met 15 maart 2024. Bij besluit van 9 februari 2024 heeft de burgemeester beslist de sluiting op basis van het besluit van 12 december 2023 te beëindigen en de sluiting onmiddellijk aansluitend tot 15 maart 2024 voort te zetten op een andere wettelijke grondslag. Het door verzoeker gemaakte bezwaar – en dus de voorlopige voorziening - richt zich op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (ook) tegen het besluit van 9 februari 2024.
1.2.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester (beiden in dienst van de gemeente Alkmaar).
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoeker.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter over de onderliggende kwestie heeft een voorlopig karakter en bindt in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de burgemeester die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoeker als volgt af.
2.2.
De voorzieningenrechter betrekt in de beoordeling van de gevraagde voorlopige voorziening alleen het besluit van 9 februari 2024 waarbij de woning per die datum is gesloten op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet [1] en waarmee de woning voor verzoeker gesloten bleef, omdat verzoeker bij een voorlopige voorziening over het tot 9 februari 2024 geldende besluit geen rechtens relevant belang heeft. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is aan de voorwaarden van dit artikel, zoals dat sedert 1 januari 2024 luidt, voldaan. De aan dat besluit ten grondslag gelegde bestuurlijke rapportages van 1 februari 2024 en 8 februari 2024 laten zien dat ook na de incidenten die ten grondslag hebben gelegen aan de sluiting van de woning op 15 september 2023 en de verlenging daarvan bij besluit van 12 december 2023 nog herhaald sprake is van ernstig geweld of bedreiging daarmee in de onmiddellijke nabijheid van [adres] – waaronder het gooien van zwaar vuurwerk met brandbaar materiaal vanaf de straat naar de woning of naastgelegen woningen –, waardoor de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige ernstige verstoring. De burgemeester was daarom bevoegd de woning te sluiten op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.
2.3.
Naar voorlopig oordeel kon de burgemeester ook gebruik maken van zijn bevoegdheid. Uit de genoemde bestuurlijke rapportages heeft de burgemeester mogen afleiden dat de daarin gerelateerde incidenten acties waren gericht op de woning van verzoeker. De burgemeester heeft op basis van deze gegevens de (verlengde) sluiting van verzoekers woning noodzakelijk mogen achten. Tegelijkertijd heeft de voorzieningenrechter wel vraagtekens bij de effectiviteit van het gesloten houden van de woning. Immers, uit alle beschikbare informatie, waaronder ook de ter zitting overgelegde bestuurlijke rapportage van 12 februari 2024, blijkt dat zich vanaf de sluiting in september 2023 tot op heden met (grote) regelmaat incidenten hebben voorgedaan die op de woning lijken te zijn gericht. Vooralsnog lijkt de sluitingsmaatregel dus geen positief effect te sorteren. De voorzieningenrechter begrijpt evenwel ook dat de burgemeester met de sluiting van de woning – de woning is inmiddels met houten platen aan de voorzijde geheel afgetimmerd – wil laten zien dat deze woning als gevolg van de sluiting en daarmee het vertrek van verzoeker uit de woning geen doelwit meer is of zou moeten zijn zodat de verstoring van de openbare orde tot een einde zal komen. De voorzieningenrechter geeft de burgemeester bij een eventuele afweging over voorzetting van de maatregel wel in overweging nader te bezien of de sluiting wel het gewenste en met de maatregel beoogde effect sorteert.
2.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het hiervoor bedoelde belang van de burgemeester om de woning gesloten te houden tot 15 maart 2024 zwaarder dan het belang van verzoeker bij een onmiddellijke opheffing van de sluiting. Verzoeker heeft onvoldoende onderbouwd dat hij zodanig op de woning is aangewezen dat de sluiting onmiddellijk zou moeten worden opgeheven. Dat hij de gedeelde zorg heeft over zijn zoon, zoals hij heeft gesteld, maakt dit niet anders. De zoon van verzoeker woont namelijk volgens zijn stelling bij zijn moeder en de voorzieningenrechter gaat er vanuit dat verzoeker ook zonder de beschikking te hebben over de woning in de sluitingsperiode het kennelijk beperkte contact met zijn zoon (elders) kan onderhouden. Ook zijn – niet nader onderbouwde – betoog dat het inmiddels moeilijker voor hem wordt om een slaapplaats te vinden, maakt op zichzelf niet dat verzoeker op de woning is aangewezen. Daarbij geldt dat het verzoeker tot dusver is gelukt een slaapplaats te vinden. Hij heeft daarbij niet aangegeven om welke reden de door verweerder genoemde alternatieven – vervangende woonruimte in de vrije sector en opvang bij DNODoen –, mede gelet op de door hem gestelde verdiencapaciteit, voor hem niet als zodanig hebben te gelden. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij op de woning is aangewezen voor het verrichten van zijn werkzaamheden, die, zo heeft hij verklaard, bestaan uit het reinigen van auto’s. De stelling dat de aanslagen op zijn woning het werken voor hem moeilijk zouden maken, is zonder een nadere onderbouwing daarvan voor een ander oordeel onvoldoende. Verzoeker zou de bezwaarprocedure uiteraard kunnen benutten om nader te onderbouwen dat en waarom hij op de woning is aangewezen en waarom er voor hem geen alternatieven zijn, maar thans is er onvoldoende grond voor het oordeel dat zijn situatie zodanig is dat hij uitsluitend op de woning is aangewezen. De voorzieningenrechter weegt ook mee dat uit de rapportages van de politie en de verklaring van verzoeker ter zitting – hij zou met degenen die volgens hem de aanslagen op zijn woning plegen, onenigheid hebben gehad over het gebruik van zijn auto – naar voren komt dat niet aannemelijk is dat verzoeker geen rol speelt of heeft gespeeld in de cyclus van geweld tegen de woning, zodat ook andere compenserende maatregelen voor het niet kunnen beschikken over de woning niet direct van de burgemeester hoeven te worden gevergd.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning [adres] vooralsnog gesloten blijft.
4. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoeker ook een vergoeding krijgt voor een deel van zijn proceskosten, omdat de burgemeester bij besluit van 9 februari 2024 het besluit waartegen het verzoek initieel was gericht na het instellen van het rechtsmiddel niet langer handhaaft en heeft gewijzigd. De voorzieningenrechter leidt daar uit af dat verzoeker het verzoek, toen gericht tegen het besluit van 12 december 2023, niet zonder grond heeft ingediend. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoek ingediend. Deze proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. Voor toekenning van enige vergoeding voor het bijwonen van de zitting is geen grond, omdat over het wijzigingsbesluit geen voorziening wordt getroffen. De vergoeding bedraagt daarom € 875,-.
5. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2024 door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.In dit artikel is sedert 1 januari 2024 onder meer bepaald dat de burgemeester kan besluiten een woning te sluiten, indien door ernstig geweld of bedreiging daarmee in de onmiddellijke nabijheid van de woning, de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.