[eiser] vordert, samengevat en na eiswijziging, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. een verklaring voor recht dat de kinderen ( [eiser] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ) de enige erfgenamen zijn van erflater;
II. verdeling van de gemeenschap van goederen en de nalatenschap op de wijze zoals in
randnummers 29 tot en met 31 van de dagvaarding is vermeld;
III. vaststelling van het door [gedaagde 1] aan [eiser] te betalen bedrag op € 18.537,57;
IV. veroordeling van [gedaagde 1] om dit bedrag aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding of vanaf een door de rechtbank te bepalen datum,
Subsidiair
V. een verklaring voor recht dat de making ten aanzien van de kinderen niet is komen te vervallen en dat [eiser] op [gedaagde 1] een opeisbare vordering heeft van € 6.951,59 en een niet opeisbare vordering van € 8.689,-;
VI. veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van € 6.951,59 aan [eiser] ,
Meer subsidiair
VII. vaststelling van de waarde en de verdeling van de gemeenschap van goederen en de nalatenschap op een door de rechtbank te bepalen wijze en, voor zover van toepassing, met bepaling van de hoogte van het door [gedaagde 1] aan [eiser] te betalen bedrag en veroordeling van [gedaagde 1] om dit bedrag aan [eiser] te betalen;
In alle gevallen
VIII. veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten van deze procedure.
3.1.1.Aan zijn (primaire) vorderingen legt [eiser] het volgende ten grondslag.
[eiser] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn op grond van het testament de enige erfgenamen van erflater. Omdat vader en moeder zijn gescheiden, is de making in het testament ten behoeve van [moeder] op grond van de wetkomen te vervallen. De nalatenschap van erflater bestaat uit de helft van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. De ontbonden huwelijks-gemeenschap dient op grond van artikel 3:185 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te worden verdeeld, in die zin dat aan [gedaagde 1] alle bezittingen en schulden worden toegedeeld, onder de verplichting een bedrag van € 55.612,72 wegens overbedeling aan de nalatenschap te vergoeden. Omdat [eiser] is gerechtigd tot ⅓ deel van de nalatenschap, maakt [eiser] aanspraak op € 18.537,57 (⅓ van € 55.612,72).
De tegenvorderingen van [gedaagde 1]