ECLI:NL:RBNHO:2024:159

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
C/15/336412 / FA RK 23-505
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag door de rechtbank Noord-Holland wegens onvermogen tot constructieve samenwerking tussen ouders

Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het gezamenlijk gezag over twee minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M. Thieme, verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat zij van mening was dat de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Espen, niet in staat was om constructief samen te werken. De ouders hadden van 2009 tot januari 2017 een affectieve relatie en hebben samen twee kinderen, die onder toezicht zijn gesteld. De moeder stelde dat de vader zich in een crimineel milieu bevond en dat er geen communicatie tussen hen mogelijk was, wat de gezamenlijke gezagsuitoefening bemoeilijkte. De vader voerde verweer en betoogde dat hij het gezag moest behouden, omdat er geen onenigheid was over beslissingen betreffende de kinderen en de betrokkenheid van de gezinsvoogd een sturende rol speelde.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden en dat de ouders niet in staat waren om gezamenlijk beslissingen te nemen over de kinderen. De vader was negatief op de moeder gericht en er was al lange tijd geen contact tussen de ouders. De rechtbank concludeerde dat het voortduren van het gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen was en heeft het verzoek van de moeder toegewezen. De moeder kreeg het alleen gezag over de kinderen, terwijl de vader recht heeft op omgang, mits dit op een veilige en onbelaste manier kan plaatsvinden. De beslissing werd genomen door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/336412 / FA RK 23-505
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 10 januari 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. I.M. Thieme, kantoorhoudende te Zaandam,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. van Espen, kantoorhoudende te Hoorn (N-H).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 26 januari 2023;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 24 november 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 november 2023 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. I.M. Thieme en de vader door mr. M. van Espen. Ook was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). Verder was (digitaal) aanwezig [vertegenwoordiger van de GI] , gezinsvoogd, namens de William Schrikker Stichting (hierna te noemen: de GI).
1.3.
De minderjarige [de minderjarige 1] heeft op 4 december 2023 haar mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben van 2009 tot januari 2017 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] in de gemeente [gemeente] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] in de gemeente [gemeente] .
De vader heeft de minderjarigen erkend. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen. De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 21 januari 2022 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld. Nadien is de ondertoezichtstelling verlengd tot 21 januari 2024.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 31 januari 2023 is een zorgregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige 2] omgang met de vader heeft:
  • (gedurende een half jaar) om de week, gedurende twee uur, onder begeleiding van een door de GI aan te wijzen organisatie;
  • wekelijks door middel van een videobelcontact, onder begeleiding van een door de GI aan te wijzen organisatie;
  • waarbij geldt dat het aan de GI is om voornoemde zorgregeling uit te breiden indien dit naar het oordeel van de GI veilig is en praktisch haalbaar.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de moeder strekt tot wijziging van het gezag over voornoemde minderjarigen, in die zin dat voortaan het gezag over de minderjarigen alleen aan haar toekomt.
3.2.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende gesteld.
Het is niet langer in het belang van de minderjarigen dat het gezamenlijk gezag blijft voortduren. De vader begeeft zich in een crimineel milieu, waarbij hij af en aan gedetineerd is en weer vrijkomt. Na een lange periode is de vader in 2021 in vrijheid gesteld. In februari 2022 heeft de vader zich - naar verluidt - laten opnemen in een afkickkliniek. Hij is in het verleden nooit eerlijk geweest over zijn middelengebruik. Als gevolg van een turbulent verleden tussen partijen, waarbij sprake is geweest van agressie jegens de moeder, is het voor haar moeilijk om constructief contact met de vader te hebben. Op dit moment is er geen contact. Eerder heeft de politie aan de vader te kennen gegeven dat hij wordt aangehouden op het moment dat hij contact zoekt met de moeder. Dat de vader wordt geacht geen contact met de moeder te hebben staat een gedegen gezamenlijke gezagsuitoefening in de weg. Op verzoek van de GGD is de moeder geadviseerd om [de minderjarige 1] een sociale vaardigheidstraining te laten volgen. Om contact met de vader te voorkomen, was de moeder genoodzaakt om hiervoor via de gezinsvoogd toestemming aan de vader te vragen. Uiteindelijk heeft de vader wel toestemming verleend, maar het is van belang dat er sneller gehandeld wordt wanneer het de gezondheid van de kinderen betreft. De moeder heeft geen vertrouwen in de vader. Zij kan niet zonder toezicht met hem communiceren, wat essentieel is bij gezamenlijke gezagsuitoefening. Van de GI kan niet verwacht worden dat zij als mediator blijft fungeren wanneer de ouders gezagsbeslissingen moeten nemen. Vanwege de spanningen tussen partijen heeft de huisarts van de moeder medicatie voorgeschreven. De verstandhouding tussen partijen is al zo een lange tijd dermate verstoord dat geen sprake is van een samenwerking. De vader heeft meermalen bedreigingen geuit tegen de hulpverleners van Odion. De problematiek van de vader staat de uitoefening van gezamenlijk gezag in de weg. Hij heeft geen besef van zijn aandeel in de aanwezige problematiek. Bovendien speelt de vader nauwelijks een rol in het leven van de kinderen. Hij heeft geen goede band met de kinderen opgebouwd, kan daarmee ook niet goed inspelen op de behoeften van de kinderen en hij heeft geen zicht op wat in het belang van de kinderen is en wat niet, aldus de moeder.
4. Verweer
4.1.
De vader heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd, als volgt.
De vader is van mening dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen. Daartoe heeft de vader - kort samengevat - betoogd dat het van belang is dat hij het gezag over de kinderen behoudt. Tot op heden is het niet voorgekomen dat er onenigheid tussen de ouders is over beslissingen over de kinderen. De vader zal altijd in het belang van de kinderen handelen. Daarbij komt dat de GI betrokken is en hierin een sturende rol heeft. Partijen hoeven geen contact met elkaar te hebben om deze zaken te regelen. Het is van belang dat gezamenlijk gezag in stand blijft omdat de vader anders verstoken blijft van informatie over de kinderen, terwijl er wel sprake is van een zorgelijke situatie. Dat de moeder geen vertrouwen in de vader heeft, moet geen maatstaf zijn om gezamenlijk gezag te beëindigen. De vader heeft evenmin vertrouwen in de moeder. Dat is ook de reden waarom de GI betrokken moet blijven. Er zal op die wijze geen rechtstreeks contact tussen de vader en de moeder hoeven te zijn en er blijft zicht op de situatie van de kinderen. Dat de vader zich in het verleden ongepast en onwenselijk heeft opgesteld naar de GI is een interpretatie van de moeder. De vader voelde zich voornamelijk niet gehoord en onbegrepen. Sinds de komst van gezinsvoogd Van Bakel heeft de vader een frisse start gemaakt en is de situatie genormaliseerd. De vader heeft begeleide omgang met [de minderjarige 2] . Voor [de minderjarige 1] staat zijn deur altijd open. Hij wil juist een grotere rol in het leven van de kinderen spelen, maar de moeder laat dat niet toe. De vader heeft het recht om betrokken te blijven in het leven van de kinderen. Hij is er niet op uit om de moeder in haar gezagsuitoefening dwars te zitten. De vader maakt zich zorgen over de situatie bij de moeder thuis en acht het noodzakelijk dat beide ouders geïnformeerd blijven door de instanties, zoals Veilig Thuis. Indien de vader het gezag wordt ontnomen, zal de moeder de GI en andere instanties geen toestemming geven om dergelijke zaken met hem te delen. Dat is niet in het belang van de kinderen, aldus de vader.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2.
Niet in geschil is dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n, eerste lid, BW.
5.3.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, van het BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.4.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg ter zake en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen, zodanig dat de minderjarigen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
5.5.
Desgevraagd heeft de gezinsvoogd aangegeven dat, vanwege de samenwerking die zij met beide ouders wil aangaan, de GI geen standpunt wil innemen over de vraag of het gezamenlijk gezag al dan niet moet worden beëindigd. De gezinsvoogd stelt voorop dat bij beide ouders veel liefde voor de kinderen wordt gezien. Er is goed zicht op de thuissituatie van de kinderen bij de moeder en de hulpverlening wordt door de moeder aangegrepen; de kinderen krijgen de hulp en ondersteuning die ze nodig hebben. De omgang van de vader met [de minderjarige 2] is stopgezet vanwege een escalatie in spanningen tijdens een evaluatie, waardoor de begeleidende organisatie de samenwerking met de vader uit veiligheidsoverwegingen niet verder wilde aangaan. De GI is op zoek naar een andere begeleidende organisatie. Vanwege de wachtlijsten heeft de gezinsvoogd omgang zelf een keer begeleid, om het gat niet te groot te laten zijn. De gezinsvoogd heeft regelmatig gesprekken met [de minderjarige 1] , maar zij wil geen omgang met de vader.
5.6.
De Raad heeft naar voren gebracht dat de aanleiding voor de ondertoezichtstelling van de kinderen met name ligt in de problematiek van de vader. Gebleken is wel dat de moeder inmiddels hulp heeft gezocht en gekregen. Het is voor haar zwaar om de kinderen alleen te moeten opvoeden. De kinderen raken volgens de Raad indirect klem en verloren doordat de houding van de vader zodanig op de moeder drukt dat zij het initiatief heeft genomen om een procedure als de onderhavige te starten, ook al is daar - zo begrijpt de rechtbank het standpunt van de Raad - geen directe aanleiding voor. Het is echter de vraag wat er in de tussentijd bij de vader is gebeurd en wat hij de afgelopen twee jaar aan zijn eigen ontwikkeling heeft gedaan wat zal bijdragen aan het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag.
5.7.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat van enige communicatie tussen de ouders geen sprake is. Zij hebben al zo’n twee jaar geen contact meer. Een constructieve samenwerking tussen hen is derhalve niet mogelijk gebleken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vader negatief op de moeder is gericht. De vader heeft weliswaar naar voren gebracht dat hij sinds vier jaar uit de criminaliteit is en zijn leven inmiddels op orde heeft. Niet gesteld of gebleken is echter dat, en zo ja in hoeverre, dit een positieve uitwerking heeft gehad op de verstandhouding tussen de ouders en de verstandhouding tussen de vader en de kinderen. Er is al langere tijd geen contact van de vader met de kinderen. Het moet ervoor worden gehouden dat het voorgaande invloed heeft op het welzijn van de kinderen. In antwoord op de vraag van de Raad, wat de ontwikkeling van de vader in de afgelopen jaren is geweest, heeft de vader de zorgen die hierover bestaan onvoldoende weggenomen. Evenmin heeft de vader aangegeven wat hij in de toekomst aan zijn gedrag zou willen veranderen, waardoor ruimte voor vertrouwen tussen de ouders kan ontstaan en waaruit geconcludeerd kan worden dat wordt toegewerkt naar een constructieve samenwerking (van de vader) met de moeder en de betrokken hulpverlening. De vader lijkt niet in staat om zijn eigen aandeel in de ontstane situatie in te zien.
Dit alles, ondanks dat anderzijds wordt gezien dat de moeder positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Zij praat tegen de kinderen positief over de vader en biedt emotioneel voldoende ruimte voor omgang van de vader met de kinderen, zoals onweersproken namens de moeder naar voren is gebracht.
5.8.
Vaststaat dat drie onbegeleide contacten van de vader met de kinderen niet goed zijn verlopen. De begeleide omgang is vanwege een escalatie in spanningen stopgezet. De betrokkenheid van Nicare en Odeon, die begeleide omgang hebben ondersteund, heeft evenmin tot een positieve wending geleid waar het de medewerking van de vader aan hulpverlening betreft. Beide hulpverleningsinstanties hebben zich vanwege het gedrag van de vader in verband met ervaren onveiligheid teruggetrokken. Dat neemt niet weg dat tijdens de begeleide omgang - naast verbeterpunten waar het het gedrag van de vader betreft - ook wordt gezien dat [de minderjarige 2] van de omgang met de vader geniet en dat er samen wordt gespeeld, zo heeft de gezinsvoogd nog naar voren gebracht. Desgevraagd heeft de gezinsvoogd ook aangegeven dat zij de omgang een keer heeft begeleid omdat de wachtlijsten voor begeleide omgang te groot zijn en voorkomen moet worden dat er een gat ontstaat en omgangsmomenten te ver uit elkaar liggen. Aangezien dit een extra belasting vormt voor de gezinsvoogd, complimenteert de rechtbank de gezinsvoogd met deze actieve betrokkenheid.
5.9.
In het gesprek dat de kinderrechter met [de minderjarige 1] heeft gehad is naar voren gekomen dat [de minderjarige 1] niet langer omgang met de vader wil. Gebleken is dat zij in het verleden is belast vanwege het gedrag van de vader. Dat blijkt ook uit een update van school van november 2022 waarin een gespreksverslag met de kinderen staat vermeld. De verklaringen in deze update rechtvaardigen het hiervoor geschetste vermoeden dat de vader niet in het belang van de kinderen handelt. In de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de kinderrechter geen althans onvoldoende aanknopingspunten gevonden waaruit een positieve rol van de vader in het leven van de kinderen heeft gehad dan wel een constructieve bijdrage heeft geleverd aan de sociaal emotionele - en identiteitsontwikkeling van de kinderen.
5.10.
De kinderrechter ziet in de stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende aanknopingspunten om te veronderstellen dat sprake is van een situatie waarin de ouders in staat zijn, of binnen afzienbare tijd kunnen worden, om duurzaam gezamenlijk constructief de verantwoordelijkheid voor de kinderen dragen, hetgeen een essentiële voorwaarde vormt voor gezamenlijk gezag. Het voortduren van het gezamenlijk gezag wordt dan ook niet in het belang van de kinderen geacht. Het verzoek van de moeder zal derhalve worden toegewezen.
Dit laat onverlet dat de vader recht heeft op omgang met de kinderen, mits dit vrij en onbelast kan plaatsvinden. Het is aan de GI en de hulpverlening om hiervoor de noodzakelijke voorwaarden te stellen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] in de gemeente [gemeente] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] in de gemeente [gemeente] .
wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over voornoemde minderjarigen toekomt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.