Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het gezamenlijk gezag over twee minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M. Thieme, verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat zij van mening was dat de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Espen, niet in staat was om constructief samen te werken. De ouders hadden van 2009 tot januari 2017 een affectieve relatie en hebben samen twee kinderen, die onder toezicht zijn gesteld. De moeder stelde dat de vader zich in een crimineel milieu bevond en dat er geen communicatie tussen hen mogelijk was, wat de gezamenlijke gezagsuitoefening bemoeilijkte. De vader voerde verweer en betoogde dat hij het gezag moest behouden, omdat er geen onenigheid was over beslissingen betreffende de kinderen en de betrokkenheid van de gezinsvoogd een sturende rol speelde.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden en dat de ouders niet in staat waren om gezamenlijk beslissingen te nemen over de kinderen. De vader was negatief op de moeder gericht en er was al lange tijd geen contact tussen de ouders. De rechtbank concludeerde dat het voortduren van het gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen was en heeft het verzoek van de moeder toegewezen. De moeder kreeg het alleen gezag over de kinderen, terwijl de vader recht heeft op omgang, mits dit op een veilige en onbelaste manier kan plaatsvinden. De beslissing werd genomen door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.