Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
3.Het verweer van de rechter
De beoordeling
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 23 januari 2024 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.C. Cooman. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. A.H. Schotman, de rechter die betrokken was bij een civiele procedure. De verzoeker had de wraking aangevraagd na een mondelinge behandeling op 30 november 2023, waarbij hij vond dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door zijn vragen en opmerkingen tijdens de zitting. De rechter had op 8 december 2023 schriftelijk gereageerd op het verzoek en het verzoek werd op 12 december 2023 behandeld in een openbare zitting van de wrakingskamer.
De wrakingskamer heeft de tijdigheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend, aangezien er nog geen uitspraak in de hoofdzaak was gedaan. De wrakingskamer heeft ook de gronden van het verzoek beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de objectieve en subjectieve toets van de rechterlijke onpartijdigheid. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker geen zwaarwegende redenen had aangevoerd die zouden wijzen op partijdigheid van de rechter. De vragen die de rechter aan de advocaat van de verzoeker had gesteld, waren volgens de wrakingskamer gerechtvaardigd en niet indicatief voor partijdigheid.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd, geen reden vormden voor twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter. De zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.