ECLI:NL:RBNHO:2024:1552

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
C/15/340448 / JU RK 23-875
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 23 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De minderjarige verblijft momenteel in een pleeggezin en er zijn zorgen over zijn veiligheid en de opvoedcapaciteiten van de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gezinsopname binnen acht weken zal starten, met een evaluatie na vier weken. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd voor de duur van vier maanden, met een aanhouding van de resterende twee maanden tot een nader te bepalen zitting.

De ouders van de minderjarige hebben ingestemd met een korte verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat zij de hulpverlening accepteren en het proces al geruime tijd duurt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 26 juli 2024, zodat de GI de ouders kan blijven begeleiden. De kinderrechter heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 26 mei 2024, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen in mei 2024. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/340448 / JU RK 23-875
Datum uitspraak: 23 januari 2024
beschikking over een aangehouden verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de moeder],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat voor de moeder en de vader: mr. W.G. Nieman, kantoorhoudende te Leiden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van 19 juli 2023;
- de brief van de GI, met bijlagen, van 29 december 2023, ingekomen op 2 januari 2024;
- de e-mail, met bijlagen, van de advocaat van de ouders van 23 januari 2024;
- de ongedateerde brief van Kenter Jeugdhulp, overgelegd ter zitting door de GI.
1.2.
Op 23 januari 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader en de moeder, bijgestaan door mr. W.G. Nieman;
- [vertegenwoordiger van de GI] , vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft na sluiting van de zitting direct mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin op een geheim adres.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 13 juli 2022 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling bij beschikking van 26 juli 2022 definitief is uitgesproken en voortduurde tot 26 juli 2023. Bij beschikking van 19 juli 2023 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 26 januari 2024 en voor het overige aangehouden tot de zitting van 23 januari 2024.
2.4.
Bij beschikking van 14 september 2022 is [de minderjarige] met spoed uit huis geplaatst voor de duur van vier weken. Bij beschikking van 29 september 2022 is de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing gehandhaafd tot en met 7 oktober 2022.
Bij beschikking van de kinderrechter van 26 januari 2023 is opnieuw een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. De machtiging tot uithuisplaatsing duurde daarna tot 26 juli 2023. Bij beschikking van 19 juli 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg dan wel in de voorziening GGZ Drenthe Espria verlengd tot 26 januari 2024 en voor het overige aangehouden tot de zitting van 23 januari 2024.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 juli 2023 de verzoeken voor het overige aangehouden vanwege het volgende:
5.5. (…)
[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin en dat gaat goed. De verwachting is dat de gezinsopname binnen twee maanden zal gaan plaatsvinden maar [de minderjarige] zal in de beginperiode van de opname nog tijdens de weekenden bij het pleeggezin verblijven. Ook is van belang dat het pleeggezin beschikbaar blijft voor [de minderjarige] mocht de gezinsopname onverhoopt niet succesvol kunnen worden afgerond.
5.6.
Gelet op het feit dat naar verwachting de gezinsopname binnen twee maanden zal gaan plaatsvinden en het traject ongeveer 16 weken zal gaan duren zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden en de verzoeken voor het overige aanhouden, zodat tussentijds een toetsing kan plaatsvinden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt om het aangehouden deel (zes maanden) van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg dan wel in de voorziening GGZ Drenthe Espria, te verlenen.
3.2.
De GI heeft dit als volgt onderbouwd.
In het huidige crisispleeggezin zijn er momenteel geen zorgen over [de minderjarige] . Het gaat goed met hem en hij ontwikkelt zich ook goed.
Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over het perspectief van [de minderjarige] , omdat het traject bij GGZ Beilen/GGZ Espria nog loopt. De ouders zijn in augustus 2023 gestart met het eerste onderdeel van het traject. Zij zijn toen twee weken opgenomen geweest en tijdens deze opname wilde GGZ Beilen zicht krijgen op de samenwerking. Dit is positief afgerond. Ook zijn er gesprekken geweest met de pleegouders, de pleegzorgwerkers en is er een netwerkbijeenkomst ingezet om inzicht te krijgen in de hulp die het netwerk zou kunnen bieden. Vervolgens is er een observatie geweest door de GGZ bij de omgang tussen de ouders en [de minderjarige] . Op 16 januari 2024 is er een evaluatie geweest en de GGZ heeft hierbij aangegeven dat zij verder willen met de ouders. De verwachting is dat binnen acht weken de gezinsopname daadwerkelijk gaat starten. Er is nog geen datum bekend. Voordat de gezinsopname van start gaat dient er een veiligheidsplan gemaakt te worden met de ouders en hun netwerk. Hierin staat opgenomen hoe het netwerk ingezet gaat worden, indien [de minderjarige] thuisgeplaatst gaat worden. Dit is van belang om de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen. Bij de gezinsopname is er eerst vier weken lang op doordeweekse dagen een opname. In het weekend zal [de minderjarige] dan bij het pleeggezin zijn en de ouders gaan ook naar huis. De GI heeft met de gemeente afspraken kunnen maken over het vervoer en de kosten hiervan van de ouders en [de minderjarige] naar de gezinsopname in Drenthe. Na deze vier weken gezinsopname is er een volgende evaluatie waarin gekeken wordt of er genoeg mogelijkheden zijn voor een thuisplaatsing of niet. Bij een positief advies volgt er een traject van 12 weken waarin gewerkt wordt naar de thuisplaatsing.
Verder hebben de ouders twee keer per week anderhalf uur begeleide omgang met [de minderjarige] . Voorheen was dit één uur, maar de kinderrechter heeft aangegeven dat dit twee uur moest worden. Dit is echter niet passend en haalbaar gebleken voor zowel [de minderjarige] als de begeleiders. [de minderjarige] is vaak na anderhalf uur moe waardoor de ouders hebben aangegeven dat zij het beter vinden om de omgang iets korter te doen in het belang van [de minderjarige] . Daarbij lukt het agenda technisch niet voor de begeleiders om de omgang langer te doen dan anderhalf uur. De omgang verloopt goed. Vanuit de GGZ wordt gezien dat de ouders de tips zo veel mogelijk opvolgen. Desgevraagd heeft de GI ter zitting aangegeven dat zij bij Kenter gaat navragen of het voor de ouders mogelijk is om voor de periode tot de gezinsopname drie keer anderhalf uur per week begeleide omgang te hebben met [de minderjarige] .
Aangezien het traject bij GGZ nog loopt waardoor er nog geen duidelijkheid is over het perspectief van [de minderjarige] is het belangrijk en nodig om het aangehouden deel te handhaven, zodat de GI het proces kan blijven volgen en de regie kan houden.

4.Het standpunt van de ouders

Namens de ouders is ter zitting naar voren gebracht dat zij akkoord gaan met een korte verlenging van de ondertoezichtstelling van drie of vier maanden. De ouders accepteren namelijk de hulpverlening en het hele proces duurt al heel erg lang. Zo werd er een jaar geleden ook al gesproken over de gezinsopname. De ouders willen het liefst dat [de minderjarige] zo snel mogelijk naar huis komt. De gezinsopname komt er nu hopelijk snel aan. Verder verloopt de omgang niet altijd soepel. Zo is er een paar keer door Kenter of de pleegmoeder op het laatste moment afgezegd. De advocaat van de ouders heeft de kinderrechter in overweging gegeven om een bijzondere curator te benoemen. De ouders hebben namelijk de indruk dat de kaarten al geschud zijn, en dat zij alleen omdat de kinderrechter dat zo heeft bevolen naar de gezinsopname zouden moeten gaan, maar dat de GI daar niet achter staat.
5.
De beoordeling
5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn als volgt. [de minderjarige] is uit huis geplaatst vanwege de grote zorgen die bestonden over zijn veiligheid en de opvoedcapaciteiten van de ouders. Het is van belang dat duidelijk wordt of de ouders goed voor [de minderjarige] kunnen zorgen. Er is daarom ingezet op een gezinsopname bij GGZ Beilen/GGZ Espria. Het traject verloopt tot nu toe positief en de ouders zetten zich goed in. Binnen acht weken start het laatste deel van het traject: de gezinsopname. Binnen afzienbare tijd zal dus duidelijk worden of [de minderjarige] terug naar de ouders kan. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling voor de resterende zes maanden verlengen, dus tot 26 juli 2024, zodat de GI de ouders nog verder kan begeleiden indien [de minderjarige] wordt thuisgeplaatst na de gezinsopname. Zoals reeds ter zitting besproken acht de kinderrechter van belang dat de GI navraag doet of de frequentie van de omgangsmomenten verhoogd kan worden voor de periode tot de gezinsopname start.
5.2.
De gezinsopname start over ongeveer acht weken en na vier weken zal er dan een evaluatie zijn over het perspectief van [de minderjarige] . Een machtiging tot uithuisplaatsing is dus noodzakelijk, omdat [de minderjarige] nog niet naar huis kan. De kinderrechter ziet aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 26 mei 2024 en voor het overige (resterende twee maanden) aan te houden tot een nader te bepalen zitting. Over vier maanden kan dan ter zitting opnieuw besproken worden wat de stand van zaken is. De kinderrechter ziet, gelet op het traject dat thans plaatsvindt en de komende gezinsopname, geen aanleiding om thans een bijzondere curator te benoemen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] van 26 januari 2024 tot 26 juli 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg dan wel in de voorziening GGZ Drenthe Espria van 26 januari 2024 tot 26 mei 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige (de resterende twee maanden) aan tot een nader te bepalen zitting
in de maand mei 2024(voor 26 mei 2024), waarbij het verzoek bij voorkeur bij
mr. G.D. de Jong, kinderrechtergepland wordt, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de moeder, de vader en hun advocaat dienen te worden opgeroepen.
De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling de kinderrechter uiterlijk twee weken voor de nieuwe zitting te informeren over de actuele stand van zaken en of de verzoeken voor de resterende periode gehandhaafd blijven.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024 door mr. G.D. de Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Sicking als griffier, en op schrift gesteld op 1 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.