ECLI:NL:RBNHO:2024:1535

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
C/15/347189 / KG ZA 23-678
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan de vrouw in kort geding met betrekking tot zorgregeling

In deze zaak, die op 25 januari 2024 is behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is een kort geding aanhangig gemaakt door de man en de vrouw met betrekking tot de zorgregeling voor hun minderjarige kind. De partijen hebben een affectieve relatie gehad die eindigde in oktober 2023. De man vorderde onder andere dat de minderjarige voorlopig aan hem zou worden toevertrouwd en dat de vrouw zich zou uitschrijven van het adres waar zij samenwoonden. De vrouw vorderde in reconventie dat de minderjarige aan haar zou worden toevertrouwd en dat de zorgregeling zou worden aangepast.

De voorzieningenrechter heeft op 25 januari 2024 geoordeeld dat de vrouw voorlopig de zorg voor de minderjarige toebedeeld krijgt, omdat zij de hoofdverzorger is en de minderjarige sinds zijn geboorte voornamelijk bij haar heeft gewoond. De vorderingen van de man zijn afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat er op dit moment onvoldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van beide partijen. De huidige zorgregeling, die al enige tijd wordt uitgevoerd, is niet zodanig dat er ingrijpen door de voorzieningenrechter noodzakelijk is. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het vonnis al geldende werking heeft, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/347189 / KG ZA 23-678
vonnis in kort geding van 25 januari 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats]
,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.J. Avis te Hoofddorp,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats]
,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. T.M. Coppes te Aerdenhout.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1-5;
  • de brief met productie 6 van de advocaat van de man;
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie en producties 1-21;
  • de brief met producties 22 en 23 van de advocaat van de vrouw.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding is geweest op 4 januari 2024
.Aanwezig waren partijen en hun advocaten.
Mr. T.M. Coppes heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en deze gedeeltelijk voorgedragen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben gedurende twee jaar een affectieve relatie gehad, die is geëindigd in oktober 2023.
2.2.
Uit deze relatie is geboren de minderjarige:
- [de minderjarige] , op [geboortedatum] te [plaats] .
De man heeft [de minderjarige] erkend. Partijen hebben van rechtswege gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] . Partijen hebben niets afgesproken over het hoofdverblijf van [de minderjarige] en hij staat op het adres van de man ingeschreven.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert, na wijziging van eis ter zitting buiten bezwaar van de wederpartij, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
bepaalt dat [de minderjarige] voorlopig aan de man wordt toevertrouwd;
de vrouw veroordeelt haar medewerking te verlenen aan een voorlopige zorgregeling, waarbij [de minderjarige] :
doordeweeksvolgens een vast schema verblijft bij de ouders, als volgt: maandag tot en met dinsdag bij de man (met twee overnachtingen), woensdag en donderdag bij de vrouw (met twee overnachtingen), vrijdag overdag bij de man, met een wisselend schema in de weekenden;
oneven weekenden: vrijdag overnachten bij de man, zaterdag bij de man (met één overnachting), zondag overdag bij de man tot 12:00 uur (overnachten bij de vrouw);
even weekenden: vrijdag overnachten bij de vrouw, zaterdag bij de vrouw (met één overnachting), zondag overdag bij de vrouw tot 12:00 uur (overnachten bij de man);
3. de vrouw veroordeelt zich uit te schrijven op het adres van de woning waarin de man woonachtig is en de vrouw woonachtig was, te weten de woning gelegen aan [adres] .
3.2.
De man legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag.
De vrouw is gediagnostiseerd met PTSS vanwege haar zeer belaste jeugd en wordt behandeld bij de GGZ Instelling Care to Change. De man is nauw betrokken geweest bij de therapiesessies en bij Care to Change is ook gesproken over de zorgregeling. Tijdens de therapiesessies en in persoonlijke gesprekken met de vrouw heeft de man meerdere malen zijn zorgen geuit over de depressies, boosheid, angst- en paniekaanvallen van de vrouw. De man heeft de zorg voor het gezin tijdens en na de zwangerschap zeer serieus genomen.
De man heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen. Sinds 30 oktober 2023 hanteert de vrouw een zelf opgesteld zorgschema, waar de man niet achter staat. De vrouw wil niet meer meewerken aan gelijke verdeling van de zorgregeling. Als de man niet doet wat de vrouw voor ogen heeft, houdt de vrouw [de minderjarige] bij de man weg. In de afgelopen zeven weken heeft de man [de minderjarige] maar 14 nachten van de 49 nachten bij zich mogen hebben. Met de zorgregeling die de vrouw nu hanteert krijgt [de minderjarige] meer mee van de PTSS van de vrouw en bij een gelijkwaardige zorgverdeling is dat minder. Daarnaast maakt de man zich grote zorgen over de angst- en paniekaanvallen van de vrouw, vooral wanneer [de minderjarige] in haar nabijheid is. Daarom wenst de man juist meer zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen, omdat hij een stabielere thuisbasis kan bieden.
3.3.
De vrouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
bepaalt dat [de minderjarige] aan vrouw wordt toevertrouwd en dat [de minderjarige] op haar adres wordt ingeschreven;
bepaalt dat de voorlopige zorgregeling als volgt wordt verdeeld, [de minderjarige] verblijft bij de man:
- totdat [de minderjarige] 1 jaar oud is, elke dinsdag van 08.30 uur dan wel na de opvang tot de volgende ochtend 08.30 uur plus elke vrijdag van 08.30 uur tot de volgende ochtend tussen 12.00 en 13.00 uur.
- vanaf 1 jaar oud tot 1.5 jaar oud, elke dinsdag van 08.30 uur dan wel na de opvang tot de volgende ochtend 08.30 uur plus elke vrijdag van 08.30 uur tot de volgende middag 17.00 uur.
- vanaf 1.5 jaar oud tot 2 jaar oud, elke dinsdag van 08.30 uur dan wel na de opvang tot de volgende ochtend 08.30 uur plus de even weken van vrijdag van 08.30 uur tot de volgende middag 17.00 uur en de oneven weken van vrijdag van 08.30 uur tot de daaropvolgende zondag 09.00 uur.
4.2.
De vrouw legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
De vrouw neemt vanaf de geboorte van [de minderjarige] het grootste deel van de zorg voor [de minderjarige] voor haar rekening. De zorgverdeling is tot op heden ongeveer 70/30. De man is weinig beschikbaar en heeft vaak andere prioriteiten dan de zorg voor [de minderjarige] . De vrouw vindt het belangrijk dat beide ouders zorgen voor [de minderjarige] , maar dan moet de man wel zijn prioriteiten anders stellen. De door de man voorgestelde zorgregeling is niet realistisch. Verder zijn de zorgen die de man heeft over de vrouw en haar PTSS niet terecht. De symptomen van PTSS die de vrouw ervaart hebben namelijk geen invloed op haar moederschap. [de minderjarige] is een blije en tevreden baby en betrokken instanties hebben geen zorgen over hem. De man heeft eerder ook nooit zijn zorgen geuit over de geschiktheid van de vrouw om voor [de minderjarige] te zorgen. De vrouw werkt sinds de herfst van 2022 aan haar kwetsbaarheden in een traject bij Care to Change, waar zij een flinke persoonlijke groei doormaakt. De man volgt zelf ook een traject bij de gespecialiseerde GGZ. De vrouw wil de huidige zorgregeling voortzetten totdat [de minderjarige] 1 jaar is en daarna uitbreiden. Verder heeft de vrouw sinds kort een eigen woning in [plaats] . Zij wil zich daar graag samen met [de minderjarige] inschrijven.
4.3.
De man voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

geschil in conventie en reconventie: de zorgregeling

gezamenlijke behandeling vorderingen
5.1.
Gelet op de nauwe verwevenheid van de vorderingen in conventie en in reconventie en de daaraan ten grondslag liggende stellingen, zullen deze vorderingen in het hiernavolgende gezamenlijk worden behandeld.
spoedeisend belang
5.2.
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.
5.3.
Niet in geschil is dat partijen nu de volgende zorgregeling uitvoeren: de man haalt [de minderjarige] op dinsdagmiddag van de opvang en op woensdagochtend rond 08:00 uur brengt hij [de minderjarige] weer terug naar de vrouw. Daarnaast brengt de vrouw [de minderjarige] op vrijdagochtend rond 08:00 uur naar de man, waarna de man op zaterdagochtend tussen 08:00 uur en 13:00 uur [de minderjarige] weer terugbrengt naar de vrouw.
Kern van het geschil is dat de man vaker voor [de minderjarige] wil zorgen maar dat de vrouw de zorgtaak van de man pas stapsgewijs wil uitbreiden vanaf het moment dat [de minderjarige] 1 jaar is.
5.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat partijen op dit moment onvoldoende spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, waardoor een onmiddellijke voorziening bij voorraad niet noodzakelijk is. Hiertoe is het volgende redengevend.
Partijen delen de zorg al enige tijd op de hiervoor beschreven wijze. Zij hebben over en weer zorgen over elkaars opvoedsituatie, psychische stabiliteit, huisvesting en de daarmee samenhangende veiligheid van [de minderjarige] bij de ander. Beide partijen ontvangen hulpverlening en zij hebben ook een periode samen therapie gevolgd. Dit kort geding leent zich niet voor een diepgravend onderzoek naar de over en weer gestelde zorgen over elkaars opvoedsituatie. Voor partijen kan het wennen zijn om in deze nieuwe situatie hun ouderschap samen vorm te geven, maar niet gesteld of gebleken is dat het in de huidige situatie niet goed gaat met [de minderjarige] . Daarom is niet gebleken dat dat het ingrijpen door de voorzieningenrechter noodzakelijk is en dat van partijen niet gevergd kan worden dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwachten. Van spoedeisend belang bij de vorderingen in conventie en reconventie is onvoldoende gebleken. De vorderingen over en weer worden daarom afgewezen.
5.5.
Ter zitting is gebleken dat partijen een viergesprek wilden plannen, maar dat dit nog niet gelukt is. Ook hebben partijen bij Care to Change in het verleden gesproken over de zorgregeling. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat partijen met de al ingezette hulpverlening met elkaar in gesprek gaan.
in conventie en reconventie: voorlopige toevertrouwing [de minderjarige]
5.6.
Deze vordering is naar haar aard spoedeisend. Gebleken is dat [de minderjarige] sinds zijn geboorte de meeste tijd bij de vrouw heeft doorgebracht en dat zij daarmee de hoofdverzorger is. De voorzieningenrechter zal daarom [de minderjarige] voorlopig aan de vrouw toevertrouwen De vordering in conventie van de man wordt afgewezen.
in conventie: uitschrijving adres
5.7.
De vrouw heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij zich nog niet heeft uitgeschreven op het adres van de man, omdat zij bang was dat de man dan automatisch het hoofdverblijf zou krijgen aangezien [de minderjarige] nog wel bij de man stond ingeschreven. Gelet op het voorgaande en het feit dat [de minderjarige] voorlopig aan de vrouw wordt toevertrouwd, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de vrouw zich zal uitschrijven van het adres van de man. De vordering van de man wordt afgewezen nu hij geen spoedeisend belang meer heeft.
kosten van het geding
5.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
6.1.
vertrouwt [de minderjarige] voorlopig toe aan de vrouw;
6.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.M. Swinkels en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.C. Sicking op 25 november 2024.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.