ECLI:NL:RBNHO:2024:1533

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
C/15/346519 / KG ZA 23-644
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot nakoming van zorgregeling met tijdelijke begeleiding door een professionele derde

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 25 januari 2024, is een kort geding aan de orde waarin de man en de vrouw, beide geregistreerde partners geweest, in geschil zijn over de zorgregeling voor hun minderjarige kind. De vrouw is veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, met de voorwaarde dat de overdrachtsmomenten tijdelijk worden begeleid door een professionele derde, zoals ZIJN of een soortgelijke instelling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onveiligheid is rondom de overdracht van het kind, wat aanleiding geeft tot deze tijdelijke maatregel. De vrouw had verweer gevoerd tegen de zorgregeling, onder verwijzing naar een incident op 3 oktober 2023, waarbij de vrouw zich onveilig voelde tijdens de overdracht van het kind. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel het voor de minderjarige bij de man thuis veilig is, de onveiligheid tijdens de overdrachten niet kan worden genegeerd. De man had vorderingen ingediend om de vrouw te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling en om afgifte van een geluidsopname, maar deze laatste vordering werd afgewezen. De vrouw had in reconventie een verzoek ingediend voor een aangepaste omgangsregeling en vervangende toestemming voor de inschrijving van het kind op een basisschool, maar deze vorderingen werden ook afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van hulpverlening voor de ouders om de communicatie te verbeteren en de veiligheid van de omgang te waarborgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/346519 / KG ZA 23-644
vonnis in kort geding van 25 januari 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats]
,
eiser in conventie,
verweerder in reconventies,
advocaat mr. T.A. Bruins gevestigd te Aerdenhout,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats]
,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.E. Muller gevestigd te Haarlem.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1-16;
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie en producties 1-3.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding is geweest op 4 januari 2024
.Aanwezig waren partijen en hun advocaten. Verder was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Mr. T.A. Bruins heeft gepleit overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn geregistreerde partners geweest, welk geregistreerd partnerschap op [datum] is ontbonden door inschrijving van de ontbindingsbeschikking van 23 januari 2023 van deze rechtbank.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] . Partijen hebben gezamenlijk gezag en [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
2.3.
Bij genoemde beschikking van 23 januari 2023 is onder andere bepaald dat het aangehechte door partijen ondertekende en ongedateerde ouderschapsplan, door de rechtbank ontvangen op 20 december 2022, deel uitmaakt van de beschikking. In het ouderschapsplan is, voor zover nu van belang, in artikel 2.2. het volgende opgenomen:
[de minderjarige] is bij haar vader;
- Eens per 14 dagen van zaterdagochtend 9.00 uur tot zondagavond 18.45 uur. De man zal de vrouw altijd prompt zijn nieuwe werkrooster doorgeven en zal, indien het als gevolg van dat werkrooster niet doorlopend om de week kan of niet met een overnachting kan, dat tijdig aan de vrouw doorgeven, zodat partijen in overleg schuiven, indien de ouders van de man - om wat voor reden ook- niet kunnen inspringen. De man zal het werkrooster prompt na ontvangst naar de vrouw doorsturen;
  • Alsmede, afhankelijk van het werkrooster van de man, één dag door de week, ofwel de dinsdag, of woensdag of donderdag, van 8.00 uur tot 18.45 uur, waarbij de vrouw [de minderjarige] naar de man brengt en de man [de minderjarige] naar de vrouw brengt. De dagen worden in overleg ingevuld, maar het zal altijd één dag van deze drie doordeweekse dagen betreffen. Hierbij geldt niet - zoals bij de weekendregeling is overeengekomen - dat indien het werkrooster het niet zou toelaten en de ouders van de man om welke reden dan ook niet beschikbaar zijn, dat er geschoven wordt. De man zal derhalve alsdan zelf voor andere opvang dienen te zorgen.
  • Feestdagen en vakanties in overleg.
Er wordt altijd een rooster gemaakt van 3 maanden. Dit rooster wordt minimaal een maand van te voren overlegd en vastgesteld.
Partijen zijn ook een regeling overeengekomen voor de vakanties en feestdagen.
2.4.
Op 3 oktober 2023 heeft er een incident plaatsgevonden tussen partijen tijdens de overdracht van [de minderjarige] , waardoor Veilig Thuis betrokken is geraakt. Op 22 december 2023 heeft Veilig Thuis een afsluitbrief gestuurd naar partijen. In deze brief staat de volgende conclusie en een advies:
“Conclusie:
[de minderjarige] heeft haar vader al langere tijd niet gezien. Vanuit veilig thuis vinden wij het belangrijk dat [de minderjarige] op een veilige manier contact heeft met haar beide ouders. Vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin is getracht Ouderschap Blijft in te zetten maar vader is hier niet mee akkoord gegaan.
Veilig Thuis is van mening dat er omgang moet gaan plaatsvinden (op zeer korte termijn) tussen vader en [de minderjarige] met betrokkenheid van een professional. Er is minimaal 1 moment geweest dat vader onveilig is geweest voor [de minderjarige] , waardoor wij het van belang vinden dat, in ieder geval, het eerste contact moment tussen vader en dochter begeleid moet worden door een professional.
Wat is er nodig / advies?
Veilig Thuis vindt het belangrijk dat [de minderjarige] op een veilige manier weer contact kan hebben met haar beide ouders en het contact tussen vader en [de minderjarige] weer opgebouwd gaat worden met betrokkenheid van een professional.
Veilig Thuis vindt het noodzakelijk dat de volgende hulpverlening wordt ingezet: ZIJN voor het stuk contact tussen vader en [de minderjarige] . Vader is hier niet mee akkoord gegaan. Aanvraag bij ZIJN is nu gedaan om het stuk communiceren tussen ouders en het maken van een veiligheidsplan met ouders.
Verder heeft Veilig Thuis u geadviseerd dat moeder haar traject vanuit de Blijf Groep blijft volgen en dat vader zich verder laat helpen bij zijn emotieregulatie.”

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de vrouw veroordeelt mee te werken aan de zorgregeling zoals opgenomen in de beschikking van 23 januari 2023,
onder verbeurte van een dwangsom van € 500 voor iedere dag dat vrouw zich niet aan deze veroordeling houdt en met machtiging van de man tot tenuitvoerlegging van het vonnis met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
2. de vrouw veroordeelt tot afgifte aan de man van de door haar gemaakte geluidsopname op 3 oktober 2023 tijdens de overdracht van [de minderjarige] tot aan haar vertrek, onder verbeurte van een dwangsom van € 500 voor iedere dag dat de vrouw niet aan de veroordeling voldoet.
3.2.
De man legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag.
Het contact tussen partijen verloopt uiterst stroef. De vrouw weigert naar de deur van het appartement te komen om [de minderjarige] aan de man over te dragen, omdat zij zich onveilig zou voelen. Daarnaast gaf de vrouw de man bij elk bezoek de indruk dat zij de overdracht met haar smartphone opneemt. De man raakt hierdoor bijzonder gefrustreerd.
Op 3 oktober 2023 weigerde de vrouw om [de minderjarige] boven over te dragen, waarna een schermutseling ontstond, omdat de vrouw aanstalten maakte met [de minderjarige] weer te vertrekken. De man heeft toen – om de vrouw tegen te houden – de haren van de vrouw vastgepakt. De beweringen van de vrouw dat de man haar heeft aangevallen, bij haar keel gegrepen, dat zij op de grond gevallen is en dat de man aan de benen van [de minderjarige] getrokken heeft, kloppen allemaal niet.
Met Veilig Thuis (hierna: VT) zijn vervolgens op 18 oktober 2023 veiligheidsafspraken gemaakt, waaronder de afspraak dat oma (vaderszijde) [de minderjarige] op zondag 22 oktober om 9:00 uur ophaalt bij de vrouw en uiterlijk om 18:45 uur weer bij vrouw terugbrengt. De oma en opa (vaderszijde) zijn aanwezig als [de minderjarige] met de man is. De vrouw heeft aangegeven dat zij de veiligheid niet voldoende vond en alleen wil meewerken aan de opbouw van de omgang via professionele begeleiding. VT adviseert daarom nu hulpverlening van ZIJN voor de ouders. De man wil daar aan meewerken, want er moet iets gebeuren in de communicatie tussen partijen en met de overdracht van [de minderjarige] . Het is echter wel van groot belang dat de zorgregeling weer wordt uitgevoerd.
De man heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering omdat de vrouw nu al 12 weken weigert uitvoering te geven aan de zorgregeling. Een dwangsom is daarom ook op zijn plaats en noodzakelijk.
De man is van mening dat het verzet van de vrouw aanleiding is om de vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.3.
De vrouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1.
De vrouw vordert, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
een omgangsregeling bepaalt, inhoudende dat [de minderjarige] één keer per maand op zaterdagmiddag van 12:00 uur tot 15:00 uur, dan wel een in goede justitie vast te stellen tijdsbestek, zulks naar de mogelijkheden van de begeleidende instantie omgang met de man zal hebben onder begeleiding van ZIJN, dan wel een andere in goede justitie vast te stellen instantie;
aan de vrouw vervangende toestemming verleent, welke toestemming die van de man zal vervangen, voor de inschrijving van [de minderjarige] op basisschool [basisschool] in [plaats] ( [adres] );
de man te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
De vrouw legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
De relatie tussen partijen was slecht. Als de man gedronken had of boos was, zocht hij de confrontatie op en kwam er veel agressie naar boven bij hem. De vrouw moest meerdere keren de woning verlaten en haar huissleutels bij de man inleveren. De vrouw heeft uiteindelijk besloten dat de situatie voor haar te onveilig was om door te gaan en zij heeft de relatie toen beëindigd. Partijen zijn daarna tot een ouderschapsplan gekomen waarin de zorgregeling is vastgelegd. Er hebben zich nadien echter zodanige omstandigheden voorgedaan dat van de vrouw niet verlangd kan worden dat zij de regeling (onverkort) nakomt.
Er was sprake van veel spanningen tussen partijen en de overdrachten van [de minderjarige] verliepen erg moeizaam. Vanwege misdragingen van de man tijdens de overdrachten, heeft de vrouw contact gehad met VT. Het advies van VT was om de overdracht te laten plaatsvinden op de openbare weg vlak voor de ingang van het appartementencomplex van de man. De vrouw heeft geluidsopnames van de overdrachten gemaakt vanwege de veiligheid van haar en [de minderjarige] .
Op 3 oktober 2023 heeft zich een ernstig incident voorgedaan. De man vond dat [de minderjarige] zelfstandig met de lift naar boven kon gaan, naar de verdieping van de man. De vrouw vond dit niet veilig voor [de minderjarige] . Er is toen een discussie ontstaan tussen partijen, waarbij de man uiteindelijk naar beneden is gekomen. De man heeft de vrouw toen bedreigd. Toen de vrouw [de minderjarige] weer mee wilde nemen, heeft de man de vrouw bij haar keel gegrepen, haar tegen de muur geduwd en aan het haar van de vrouw getrokken. Ook wilde de man [de minderjarige] pakken, door aan haar benen te trekken. De vrouw kon wegkomen en de politie is gekomen. Dit alles heeft plaatsgevonden in het bijzijn van [de minderjarige] .
Uit de melding van de politie bij VT blijkt dat de agenten het een verontrustende situatie vonden. De agenten zijn met de vrouw meegereden naar haar woning, omdat zij bang waren voor haar veiligheid door het gedrag van de man. Verder hadden de agenten een vermoeden dat de man verder geweld richting de vrouw niet zou schuwen en dat er mogelijk represailles zouden volgen. Er is vervolgens op 5 oktober 2023 nog een VT melding gemaakt door de volwassenen GGZ, die betrokken zijn bij de man. Naar aanleiding hiervan kreeg de vrouw het advies om haar woning tijdelijk te verlaten en is zij twee weken lang niet thuis geweest.
De vrouw gunt [de minderjarige] omgang met de man, maar dit moet wel op een veilige manier, in een veilige omgeving, zonder drank- en drugsgebruik, met normale overdrachten zonder agressie. Ook moet er voor [de minderjarige] een fatsoenlijke slaapgelegenheid zijn. De vrouw is bereid haar medewerking te verlenen aan een omgang tussen de man en [de minderjarige] onder begeleiding van ZIJN of een andere instantie. De man heeft zoveel boosheid, waardoor de vrouw vreest voor haar veiligheid en die van [de minderjarige] . De vrouw is erg geschrokken van het rapport van VT waarin staat dat de man heeft gezegd dat hij de vrouw mogelijk iets zou aandoen. Voor de veiligheid van de vrouw en [de minderjarige] dient de omgang dan ook onder professionele begeleiding plaats te vinden. De vrouw acht de ouders van de man niet in staat om de begeleiding op zich te nemen.
Verder wil de vrouw [de minderjarige] zo snel mogelijk inschrijven bij basisschool [basisschool] in [plaats] . De vrouw heeft een spoedeisend belang bij de vordering want zij verwacht niet dat zij en de man het op korte termijn eens zullen worden over inschrijving.
4.3.
De man voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

geschil in conventie en reconventie: de zorgregeling

gezamenlijke behandeling vorderingen
5.1.
Gelet op de nauwe verwevenheid van de vorderingen in conventie en in reconventie en de daaraan ten grondslag liggende stellingen, zullen deze vorderingen in het hiernavolgende gezamenlijk worden behandeld.
spoedeisend belang
5.2.
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.
5.3.
Nu de man sinds het incident op 3 oktober 2023 geen fysieke omgang met [de minderjarige] meer heeft, is daarmee het spoedeisend belang een gegeven.
Raad voor de Kinderbescherming
5.4.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij geen reden heeft om aan te nemen dat het contact tussen de man en [de minderjarige] onveilig is. De verstandhouding tussen de ouders zorgt wel voor onveiligheid, waardoor de overdracht ook onveilig is. Het is daarom belangrijk dat bij het eerste contact begeleiding aanwezig is. Desgevraagd heeft de vertegenwoordiger van de Raad aangegeven dat de overdracht niet per se begeleid hoeft te worden door een professional, dit kan ook door de grootouders. Om de communicatie en de verstandhouding tussen de ouders te verbeteren dienen zij hulpverlening te aanvaarden, dit kan via ZIJN. Verder moeten de ouders allebei verder met hun individuele hulpverlening.
nakoming zorgregeling / voorlopige zorgregeling
5.5.
Vast is komen te staan dat al enige maanden geen uitvoering wordt gegeven aan de zorgregeling vastgelegd in het ouderschapsplan opgenomen in de beschikking van 23 januari 2023. De man heeft [de minderjarige] sinds het incident op 3 oktober 2023 niet meer fysiek gezien. [de minderjarige] en de man hebben wel via videobellen contact met elkaar gehad. De vrouw stelt dat het videobellen goed verloopt.
5.6.
Bij de beoordeling van de vorderingen over en weer die betrekking hebben op de zorgregeling geldt als uitgangspunt dat de door de rechtbank eerder vastgestelde zorgregeling in beginsel moet worden nagekomen zolang deze haar kracht niet heeft verloren, tenzij sprake is van dusdanig ernstige of bijzondere omstandigheden dat niet-nakoming gerechtvaardigd is.
5.7.
De vrouw stelt zich op het standpunt er zich zodanige omstandigheden hebben voorgedaan, dat niet-nakoming van de zorgregeling gerechtvaardigd is. De vrouw vindt de situatie bij de man onveilig voor [de minderjarige] . Zij heeft ook zorgen over haar eigen veiligheid. De vrouw is niet tegen omgang, maar dit moet wel opgebouwd en begeleid worden door een professionele instantie. Bij ZIJN is een wachtlijst voor de hulpverlening voor de communicatie tussen de ouders. Omdat de man zijn toestemming niet heeft gegeven voor begeleide omgang via ZIJN, is nu onduidelijk of daarvoor ook een wachtlijst geldt.
5.8.
De man heeft ter zitting aangegeven dat hij ook wil meewerken aan een regeling waarbij de grootouders van beide kanten de overdracht tijdelijk faciliteren.
5.9.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is onvoldoende gebleken dat het bij de man thuis onveilig is voor [de minderjarige] . Alhoewel het zeer begrijpelijk is dat de vrouw is geschrokken van de passage dat de man meermaals uitlatingen heeft gedaan van suïcidaliteit en dat hij de vrouw wat aan gaat doen, volgt uit het rapport van VT ook dat de GGZ het risico van het gevaar van de man naar de vrouw en [de minderjarige] toe, niet hoog inschat. De voorzieningenrechter neemt daarom als uitgangspunt dat het voor [de minderjarige] bij de man thuis veilig is. De voorzieningenrechter ziet daarom ook onvoldoende aanleiding voor een zeer beperkte begeleide zorgregeling die de vrouw wenst waarbij [de minderjarige] en de man elkaar slechts drie uur per maand onder begeleiding zien.
5.10.
Uit het rapport van VT van 22 december 2023 en de stellingen over en weer volgt echter wel dat er sprake is van onveiligheid rondom de overdracht van de man richting de vrouw. Zo spreekt VT over een patroon van geweld tussen de ouders, wat plaatsvindt tijdens de overdrachtsmomenten. Deze onveiligheid heeft ongetwijfeld ook zijn weerslag op [de minderjarige] . Vanwege deze onveiligheid tijdens de omgang kan van de vrouw niet worden gevergd dat zij de zorgregeling, onverkort nakomt zoals de man vordert.
5.11.
Met VT, vindt de voorzieningenrechter dat de zorgregeling zo snel mogelijk wordt hervat op voorwaarde dat de veiligheid van de vrouw en [de minderjarige] bij de nu spanningsvolle overdrachten wordt gewaarborgd. Om deze overdrachten veilig te laten verlopen is het nodig dat een neutrale derde die overdrachtsmomenten in elk geval tijdelijk begeleidt, totdat partijen in een gezamenlijk hulpverleningstraject (bijvoorbeeld bij ZIJN) tot een betere verstandhouding zijn gekomen. De vraag is dan of de ouders van de man of de vrouw de overdracht kunnen begeleiden. De vrouw heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de ouders van de man voor voldoende veiligheid kunnen zorgen. Uit de overgelegde stukken volgt dat de ouders van de vrouw zeer betrokken zijn bij [de minderjarige] en ook in de omgeving wonen. Hoewel denkbaar is dat de grootouders op termijn een rol gaan spelen bij de overdrachten ziet de voorzieningenrechter in het gedrag van de man in het afgelopen jaar aanleiding om de begeleiding van de overdrachten in het begin op te dragen aan een professionele derde zoals ZIJN. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de man toegewezen worden met dien verstande dat de overdrachtsmomenten gedurende tijdelijk worden begeleid door een professionele derde zoals ZIJN of een soortgelijke instelling. Totdat anders wordt beslist of totdat partijen in overleg met hulpverlening andere afspraken maken.
5.12.
Het voorgaande leidt er toe dat de vordering in reconventie van de vrouw wordt afgewezen.
5.13.
De voorzieningenrechter benadrukt het belang van een hulpverleningstraject voor verbetering van de communicatie tussen de ouders. Ook dienen partijen hun individuele hulpverlening voort te zetten.
dwangsom/sterke arm
5.14.
De vorderingen van de man tot oplegging van een dwangsom of de sterke arm worden afgewezen, aangezien er onvoldoende aanleiding is om te veronderstellen dat de vrouw de hierna vast te stellen zorgregeling waarbij de overdrachtsmomenten worden begeleid, niet zal nakomen.
geschil in conventie: de geluidsopname
5.15.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de man geen spoedeisend belang bij zijn vordering omdat hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt waarom hij op korte termijn moet kunnen beschikken over de geluidsopname van 3 oktober 2023. De vordering van de man wordt dan ook afgewezen.
geschil in reconventie: vervangende toestemming basisschool
5.16.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] . Dit betekent dat beide ouders toestemming moeten geven voor de inschrijving van [de minderjarige] op een basisschool. Geschillen hierover kunnen ook op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan de rechtbank worden voorgelegd
5.17.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw geen spoedeisend belang bij deze vordering. Gebleken is dat partijen per e-mail overleg hebben gehad, maar dat dit overleg nog niet is afgerond. De man heeft ter zitting aangegeven dat hij nog basisscholen wil bezoeken samen met [de minderjarige] . Daarbij komt dat [de minderjarige] op 10 oktober 2024 vier jaar wordt zodat er nog gelegenheid is voor bezoeken aan scholen en verder overleg tussen de partijen. De vordering van de vrouw wordt dan ook afgewezen.
geschil in conventie en reconventie: kosten van het geding
5.18.
De man en de vrouw hebben beide een proceskostenveroordeling gevorderd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel bij familiezaken om de proceskosten te compenseren. De vorderingen worden dan ook afgewezen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en reconventie
6.1.
veroordeelt de vrouw tot nakoming van de zorgregeling die door aanhechting van het ouderschapsplan is vastgesteld in de beschikking van 23 januari 2023, met dien verstande dat de overdrachtsmomenten tijdelijk worden begeleid door een professionele derde zoals ZIJN of een soortgelijke instelling, totdat anders wordt beslist of totdat partijen andere afspraken maken;
6.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.M. Swinkels en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.C. Sicking op 25 januari 2024.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.