ECLI:NL:RBNHO:2024:1509

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
15-117780-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van volwassenenstrafrecht bij seksueel misbruik van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een aanzienlijke periode schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn tien jaar jongere neefje. De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 495 lid 4 en 5 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij het volwassenenstrafrecht van toepassing is verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met het slachtoffer, die op verschillende tijdstippen hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 10.000 is opgelegd aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer, die gediagnosticeerd is met een autisme spectrum stoornis, meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen berouw getoond, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15-117780-23 (P)
Uitspraakdatum: 14 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2024, die deels met gesloten deuren plaatsvond, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte, zijn (waarnemend) raadsvrouw mr. L.J. Moerdijk, advocaat te Amsterdam en de getuige [getuige] , geboren op [geboortedatum] , naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en wat namens hem door zijn moeder, [de moeder] en haar raadsman mr. D. Wijburg, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 oktober 2012 tot en met 28 dec 2016 te Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of in de gemeente Hoorn en/of in de gemeente Purmerend, in elk geval in Nederland met [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , hebbende verdachte (telkens)
- zich laten pijpen door die [benadeelde partij] , en/of
- een of meer vinger(s) in de anus van die [benadeelde partij] geduwd en/of gebracht, en/of
- die [benadeelde partij] gepijpt, en/of
- die [benadeelde partij] afgetrokken, en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 oktober 2012 tot en met 28 dec 2016 te Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of in de gemeente Hoorn, en/of in de gemeente Purmerend, in elk geval in Nederland, met [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte
- die [benadeelde partij] gepijpt, en/of
- die [benadeelde partij] afgetrokken, en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij] ;
Feit 2:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 december 2016 tot en met 02 oktober 2020 te Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of in de gemeente Hoorn, en/of in de gemeente Purmerend, in elk geval in Nederland met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , hebbende verdachte
- zich laten pijpen door die [benadeelde partij] , en/of
- een of meer vinger(s) in de anus van die [benadeelde partij] geduwd en/of gebracht, en/of
- die [benadeelde partij] gepijpt, en/of
- die [benadeelde partij] afgetrokken, en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 dec 2016 tot en met 12 oktober 2020 te Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of in de gemeente Hoorn, en/of in de gemeente Purmerend, in elk geval in Nederland met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte
- die [benadeelde partij] gepijpt, en/of
- die [benadeelde partij] afgetrokken, en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij] ;
Feit 3:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2020 tot en met 13 augustus 2022 te Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of in de gemeente Hoorn, en/of in de gemeente Purmerend, in elk geval in Nederland met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , hebbende verdachte
- zich laten pijpen door die [benadeelde partij] , en/of
- een of meer vinger(s) in de anus van die [benadeelde partij] geduwd en/of gebracht, en/of
- die [benadeelde partij] gepijpt, en/of
- die [benadeelde partij] afgetrokken, en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2020 tot en met 13 augustus 2022 te Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of in de gemeente Hoorn, en/of in de gemeente Purmerend, in elk geval in Nederland, met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte
- die [benadeelde partij] gepijpt, en/of
- die [benadeelde partij] afgetrokken, en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij] .

2.Toepasselijk recht

De tenlastelegging is zo opgesteld dat een deel van de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden toen verdachte nog minderjarig was en een deel toen hij meerderjarig was. Het vierde lid van artikel 495 van het Wetboek van Strafvordering biedt de kinderrechter, in dit geval de meervoudige kamer gedeeltelijk bestaande uit kinderrechters, de mogelijkheid om kennis te nemen van feiten voor- en nadat een verdachte de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt. Daardoor wordt het gelijktijdig behandelen mogelijk van een feitencomplex dat een periode omvat die begint voor het 18e levensjaar en eindigt na het 18e levensjaar. De tenlastegelegde periode hoeft dan niet gesplitst te worden in een minderjarige en een meerderjarige (deel)zaak. De rechtbank dient dan conform lid 5 van hetzelfde artikel een keuze te maken omtrent het toepasselijke sanctiestelsel. Gelet op de toelichting bij de invoering van dit wetsartikel is de hoofdregel dat de berechting geschiedt volgens het sanctiestelsel van volwassenen, maar de rechter kan ervoor kiezen een straf of maatregel uit het strafrecht voor jeugdigen op te leggen. Het voorstel voorziet niet in de mogelijkheid te differentiëren naar het moment waarop deze feiten zijn begaan (MvT, Kamerstukken II 2012/13, 33498, 3, p. 55).
Gezien het belang van verdachte bij gelijktijdige berechting van alle ten laste gelegde feiten en de omstandigheid dat deze feiten met elkaar als het ware één feitencomplex vormen, brengt een doelmatige rechtspleging met zich dat de rechtbank alle feiten gelijktijdig behandelt en in één vonnis opneemt. De rechtbank ziet geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen zodat verdachte zal worden berecht volgens het sanctiestelsel van volwassenen.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1. ten laste
gelegde feit nu bewijs voor deze pleegperiode ontbreekt. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een partiële bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie kan voor dit tweede feit een kortere pleegperiode wettig en overtuigend worden bewezen, namelijk de periode van 2018 tot en met 2020. Voor het overige moet volgens de officier van justitie vrijspraak volgen. Tot slot heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3. ten laste gelegde feit. De verklaring van het slachtoffer is betrouwbaar en wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, te weten de verklaring van de moeder en de getuigenverklaring (ter zitting) van [getuige] .
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Volgens de raadsvrouw kan de verklaring van het slachtoffer niet als betrouwbaar en consistent worden aangemerkt. De verklaring is vaag over de pleegperiode en over de aard en frequentie van het vermeende misbruik. De verklaring kan daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. Daarnaast zijn er geen op zichzelf staande bewijsmiddelen voorhanden waarop de tenlastegelegde feiten kunnen steunen. De verklaring van de moeder komt uit dezelfde bron (namelijk het slachtoffer) en de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van [getuige] is discutabel. Het tenlastegelegde kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsminimum in zedenzaken feiten 1, 2 en 3
De rechtbank stelt voorop dat het bewijs dat een verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) door de rechtbank niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. In zedenzaken, zoals onderhavige zaak, doet zich vaak de situatie voor dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Dat is ook in deze zaak het geval. Uit vaste rechtspraak kan echter worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat het misbruik als zodanig (waaronder het seksueel binnendringen) bevestiging moet vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De rechtbank zal in dat kader eerst moeten vaststellen of zij de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar vindt en – als dat zo is en de verklaring dus als bewijsmiddel kan worden gebruikt - vervolgens ook moeten nagaan of in het dossier voldoende steunbewijs aanwezig is voor deze verklaring.
De verklaring van het slachtoffer
Op 5 oktober 2022 is het slachtoffer gehoord tijdens de voorbereiding op het studioverhoor, waarna dat op 6 oktober 2022 plaatsvond. De verklaring van het slachtoffer vormt een uitgebreide en over het algemeen gedetailleerde beschrijving van wat er volgens hem is gebeurd tussen verdachte en hem. Het slachtoffer verklaart over meerdere gebeurtenissen waarbij hij seksuele handelingen heeft verricht bij verdachte en waarbij verdachte seksuele handelingen bij hem heeft verricht. Het slachtoffer verklaart dat het misbruik heeft plaatsgevonden bij hem thuis, in zijn oude huis in Purmerend, in het huis waarnaar zijn moeder later verhuisde in Assendelft, in het huis van zijn tante en in het huis in Hoorn van de vader van verdachte. Het slachtoffer verklaart dat, als zij op een van deze locaties waren, hij en verdachte dan zoenden, dat hij de piemel van verdachte heeft afgetrokken en heeft gepijpt waarbij hij ook eenmaal het sperma van verdachte moest doorslikken. Verder heeft het slachtoffer verklaard dat verdachte hem ook heeft afgetrokken en gepijpt. Tot slot verklaart het slachtoffer dat verdachte eenmaal een vinger in zijn anus heeft gebracht, waarschijnlijk in het huis van de vader van verdachte, maar hij weet niet meer wanneer dit is gebeurd.
De betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer in het studioverhoor van 6 oktober 2022 interne inconsistenties bevat en dat zijn verklaring in dat studioverhoor op cruciale onderdelen verschilt van wat hij volgens de verklaring van zijn moeder twee maanden daarvoor heeft verteld. Op 6 oktober 2022 verklaart het slachtoffer feitelijke onjuist en blijft hij vaag en onduidelijk over wat er precies zou zijn voorgevallen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van het slachtoffer op essentiële punten authentiek, gedetailleerd en consistent. De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer, dat tijdens het studioverhoor op 6 oktober 2022 14 jaar oud is, consistent verklaart over de seksuele handelingen die over en weer zouden zijn verricht. Hij verklaart in detail over specifieke gebeurtenissen en beschrijft ook de gevoelens die hij had bij de seksuele handelingen die door verdachte zouden zijn verricht. Zo verklaart het slachtoffer in zijn studioverhoor dat verdachte sperma “melk” noemde, een opvallend detail dat later in de verklaring van de moeder van het slachtoffer terugkeert. Het slachtoffer heeft met name gedetailleerd verklaard over de laatste keer dat seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden met verdachte. Zo verklaart het slachtoffer dat hij zich vies voelde toen verdachte seksuele handelingen bij hem verrichtte. De rechtbank stelt ook vast dat het slachtoffer zijn verklaring niet lijkt aan te dikken of verdachte extra zwaar probeert te belasten. Illustratief hiervoor is de verklaring van het slachtoffer dat hij dacht dat hij ‘iets’ had met verdachte en dat hij verklaart dat hij zelf ook toenadering heeft gezocht richting verdachte omdat hij miste wat hij en verdachte samen deden. Het slachtoffer legt uit dat hij door een filmpje op TikTok besefte dat het niet klopte wat er gebeurde met verdachte.
Ook de onthulling van het misbruik draagt bij aan de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer. De zogenoemde ‘disclosure’ kwam toen verdachte voor de deur stond bij de woning van het slachtoffer en zijn moeder en het slachtoffer in paniek raakte. Nadat zijn moeder een aantal keer had gevraagd wat er aan de hand was vertelde het slachtoffer huilend aan zijn moeder dat zij verdachte niet moest binnen laten en vertelde daarna over het misbruik. De onthulling van het misbruik was dus spontaan en er zijn geen aanwijzingen dat zijn verklaringen daarover zijn gestuurd of beïnvloed.
Het slachtoffer kan de gebeurtenissen moeilijk in de tijd plaatsen. Het misbruik zou volgens hem op verschillende momenten hebben plaatsgevonden en zou zijn begonnen toen hij een kleine jongen was. Hij weet niet wanneer het is begonnen maar zegt letterlijk in het studioverhoor: ik denk 4, 5, 3, 4 of 5 jaar oud. Hij kan evenmin goed aangeven welke handelingen wanneer en waar hebben plaatsgevonden. Dit betekent echter niet dat zijn verklaring om die reden terzijde zou moeten worden geschoven. Het slachtoffer was immers erg jong en is gediagnostiseerd met een autisme spectrum stoornis. Ondanks het feit dat bepaalde onderdelen van zijn verklaring de nodige vragen oproepen, is de rechtbank van oordeel dat de kern van de verklaring van het slachtoffer authentiek en betrouwbaar is. Ook de aangevoerde vermeende tegenstrijdigheden en onjuistheden in de verklaringen van het slachtoffer brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu deze tegenstrijdigheden, voor zover hier sprake van is, niets afdoen aan de essentie van de verklaring. De conclusie is daarom dat de verklaring van het slachtoffer bruikbaar is voor het bewijs.
Steunbewijs- verklaring van de moeder van het slachtoffer
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de door de moeder van het slachtoffer waargenomen emoties bij het slachtoffer onvoldoende zijn om te kunnen spreken van een heftige gemoedstoestand. Daarnaast kan de waargenomen gemoedstoestand niet als steunbewijs gelden omdat het tijdsverloop tussen de tenlastegelegde gedragingen en de waargenomen emoties te groot is.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van het slachtoffer wordt ondersteund door de verklaring van zijn moeder. De verklaring van de moeder berust niet alleen op informatie die zij van het slachtoffer heeft verkregen (de-auditu), maar de moeder verklaart ook over de ‘disclosure’ van het slachtoffer en schetst in haar verklaring uitvoerig hoe die tot stand kwam. Nadat de moeder van het slachtoffer hem vertelde dat verdachte langs zou komen heeft zij gezien dat het slachtoffer in paniek raakte en moest huilen, dat hij ging knipperen en zwaaien met zijn handen, waarna zij ging doorvragen waarom hij zo reageerde. Het slachtoffer heeft vervolgens vol emotie zijn verhaal gedaan. De beschreven gemoedstoestand is naar het oordeel van de rechtbank te beschrijven als een hevige. Tijdens zijn ‘disclosure’ op 13 augustus 2022, op het moment dat verdachte spontaan voor de deur stond en het slachtoffer in paniek raakte, kon hij kennelijk niet langer voor zich houden wat al jaren, en eerder die maand was voorgevallen tussen hem en verdachte.
Daar komt bij dat de moeder van het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte, die haar neef was en werd beschouwd als een dierbaar familielid, vaak bij hen thuis was en ook daar sliep, soms wel dagen achtereen. De moeder heeft verklaard dat verdachte dan altijd bij het slachtoffer op de kamer wilde slapen maar dat zij dit niet toestond omdat haar zoon, vanuit zijn autisme problematiek, dit niet wilde. Dit onderdeel van de verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] , de neef van zowel het slachtoffer als verdachte (hierna te noemen: de neef). De neef heeft verklaard dat als hij samen met verdachte bij zijn tante (de moeder van het slachtoffer) ging logeren, verdachte bij het slachtoffer op de kamer wilde slapen.
Steunbewijs - verklaring van de neef
De neef ( [getuige] ) heeft op 24 oktober 2022 een verklaring afgelegd bij de politie en is op verzoek van de officier van justitie op de zitting van 31 januari 2024 onder ede als getuige gehoord.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de verklaring van de neef berust op een onjuiste weergave en dat de betrouwbaarheid daarvan discutabel is, zodat de verklaring van de neef niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de neef betrouwbaar is. De rechtbank heeft ook geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de neef. De neef heeft ter zitting, als getuige, zijn eerder bij de politie afgelegde verklaring consistent herhaald en bevestigd. Ook de aangevoerde vermeende onjuistheden in de verklaring van de neef overtuigen de rechtbank niet en brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Uit zijn verklaring volgt dat hij zeer goed bevriend was met verdachte en dat hij van verdachte een berichtje ontving tijdens zijn eerste vakantiedag op Sicilië. Verdachte bedankte hem voor de vriendschap en nam als het ware afscheid van hem. Verdachte heeft de neef vervolgens gebeld en vertelde dat er iets was uitgekomen in de familie en dat verdachte er vanuit ging dat de neef hem daarom nooit meer zou willen zien. Verdachte zei volgens de neef dat er iets seksueels was voorgevallen tussen hem en het slachtoffer. De neef heeft hierover verklaard dat verdachte niet het woord “seksueels” gebruikte maar een ander woord. Het was voor de neef in ieder geval duidelijk dat het om iets seksueels ging. Daarnaast heeft de neef zowel bij de politie als op de zitting verklaard dat verdachte in dat telefoongesprek heeft gezegd dat hij ‘straight face’ aan zijn ouders had toegegeven wat er was voorgevallen tussen hem en het slachtoffer en dat hij het alleen tegen hem (de neef) en zijn ouders had verteld.
De rechtbank acht de door de neef afgelegde verklaring betrouwbaar, geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs. Gelet op de uiteenzetting van bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge verband en samenhang bezien is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het ‘bewijsminimum’ als bedoeld in artikel 342 lid 2 Sv en zal de rechtbank het verweer van de raadsvrouw verwerpen.
Periode
De rechtbank kan met wat zich in het dossier bevindt, niet met zekerheid vaststellen wanneer de bewezenverklaarde handelingen hebben plaatsgevonden. Het slachtoffer verklaart dat het misbruik is begonnen toen hij vier of vijf jaar oud was maar hij kan niet vertellen waarom hij dat denkt. Daarnaast is door de moeder van het slachtoffer verklaard dat het tijdsbesef van het slachtoffer niet altijd kloppend is. Ook de verklaring van de moeder dat zij een gedragsverandering bij het slachtoffer waarnam vanaf 2018 levert op zichzelf onvoldoende op als vertrekpunt voor de aanvang van het seksueel misbruik. Gelet op de verklaring van het slachtoffer kan echter in ieder geval worden vastgesteld dat zijn zusje nog niet was geboren en dat zijn moeder nog niet zwanger was. Het slachtoffer verklaart namelijk:
“V: En weet jij, was jouw zusje toen al geboren?
A: Nee.
V: Hoe weet je dat zo zeker?
A: Toen het, toen het voor het eerst gebeurde?
V: Hm-mm.
A: Nee, toen was mijn zusje er nog helemaal niet. Mijn moeder was nog niet eens zwanger van mijn zusje.
V: Hoe weet je dat zo zeker?
A: Omdat ik dat gewoon weet. Ik weet gewoon, dat weet ik absoluut zeker. Omdat ik dat gewoon weet.”
Het zusje van het slachtoffer is in 2019 geboren. Op 19 augustus 2022 en op 15 september 2022 verklaart de moeder van het slachtoffer namelijk dat zij nog een dochter heeft van twee jaar oud en dat zij in 2019 is geboren. Gelet op de verklaring van het slachtoffer kan de rechtbank in ieder geval objectief vaststellen dat het misbruik in 2019 heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat daarom uit van de periode van
1 januari 2019 tot en met 13 augustus 2022.
Conclusie – vrijspraak feit 1 en partiële vrijspraak feit 2
Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2019 tot en met 13 augustus 2022 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, die mede bestonden uit het seksueel binnen dringen van het lichaam. Verdachte moet dus naar het oordeel van de rechtbank worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde feit en partieel worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde feit.
4.3.2.
Partiële vrijspraak feiten 2 en 3
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig bewezen kan worden verklaard dat verdachte één of meerdere vingers in de anus van het slachtoffer heeft gebracht, zodat de verdachte van dat onderdeel partieel zal worden vrijgesproken.
Het slachtoffer heeft verklaard dat deze seksuele handeling eenmalig heeft plaatsgevonden in de woning van de vader van verdachte. Deze handeling is echter niet in tijd te plaatsen waardoor het wettig bewijs ontbreekt.
4.3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
4.4.
Bewezenverklaring
Feit 2 primair:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 2 oktober 2020 te Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of in de gemeente Hoorn, en/of in de gemeente Purmerend, met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , hebbende verdachte
- zich laten pijpen door die [benadeelde partij] , en/of
- die [benadeelde partij] gepijpt, en/of
- die [benadeelde partij] afgetrokken, en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij] ;
Feit 3 primair:
hij op tijdstippen in de periode van 3 oktober 2020 tot en met 13 augustus 2022 te Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of in de gemeente Hoorn, en/of in de gemeente Purmerend, met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , hebbende verdachte
- zich laten pijpen door die [benadeelde partij] , en/of
- die [benadeelde partij] gepijpt, en/of
- die [benadeelde partij] afgetrokken, en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij] .

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2 primair: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Feit 3 primair: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de voorwaardelijke straf naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag en een voorwaardelijke werkstraf en/of gevangenisstraf onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een aanzienlijke periode schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn tien jaar jongere neefje. Verdachte heeft door zijn handelen grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit aangetast. Wat de feiten extra kwalijk en verwijtbaar maakt, is dat verdachte een familielid is en dat het slachtoffer seksueel is misbruikt in wat voor hem een veilige omgeving zou moeten zijn; namelijk in zijn eigen huis, in zijn eigen slaapkamer en in zijn eigen bed, en in de huizen van familieleden. Daarnaast is het slachtoffer gediagnostiseerd met een autisme spectrum stoornis, wat hem extra kwetsbaar maakte. Verdachte wist dit. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik een reëel risico lopen op langdurige psychische klachten en een verstoorde (seksuele) ontwikkeling. Dat is hier niet anders geweest. Uit de tijdens de zitting voorgelezen slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer is duidelijk geworden dat het seksueel misbruik zeer traumatisch is geweest voor het slachtoffer en dat hij en de rest van de familie nog altijd kampen met de gevolgen daarvan.
Verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, noch heeft hij berouw of mededogen getoond naar het slachtoffer. Wat zijn proceshouding betreft heeft de verdachte volstaan met een ontkennende verklaring ter zitting. Met deze proceshouding heeft hij herstel van het toegebrachte leed verder bemoeilijkt. De rechtbank rekent dit verdachte bijzonder zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, 25 januari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten;
  • het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 11 oktober 2023 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
“Wij hebben niet met betrokkene over het ten laste gelegde kunnen spreken. Hierdoor hebben wij geen zicht gekregen op hetgeen er - bij schuldig bevinding - aan het delictgedrag ten grondslag heeft gelegen. Ook bemoeilijkt dit het vaststellen van specifieke risico- en beschermende factoren. Uit afname van risicotaxatie-instrumenten komen geen aanwijzingen voor seksuele problematiek naar voren, maar tegelijkertijd hebben wij weinig zicht op zijn seksuele beleving gekregen. Bij schuldig bevinding vinden wij het belangrijk dat er meer zicht komt op betrokkene, zijn psychisch functioneren en de totstandkoming van het ten laste gelegde. Om deze reden en vanwege de ernst van het ten laste gelegde adviseren wij - ondanks het matig-lage recidiverisico - om bij schuldig bevinding een diagnostiek- en behandelverplichting op te leggen, gemonitord middels een reclasseringstoezicht. Hoewel betrokkene geen hulpvragen heeft, zegt hij hier wel aan mee te zullen werken als dit door de rechter zou worden opgelegd en onze inschatting is dat hij dit ook daadwerkelijk zal doen.”
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij vaste woonruimte en een baan heeft maar niet specifiek daarover kan zijn omdat hij bang is dan opnieuw te moeten verhuizen. Verdachte zegt bedreigd te zijn door de familie van het slachtoffer.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit kan naar het oordeel van de rechtbank in dit geval slechts met een gevangenisstraf worden gereageerd. De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte mee laten wegen dat hij niet eerder is veroordeeld en dat hij gedurende de bewezenverklaarde periode jongvolwassen was. De rechtbank komt om twee redenen tot een lagere strafoplegging dan is geëist door de officier van justitie. Allereerst stelt de rechtbank een kortere pleegperiode vast. Maar de rechtbank matigt de straf vooral omdat in het dossier geen enkel aanknopingspunt te vinden is hoe frequent de seksuele gedragingen hebben plaatsgevonden. Het slachtoffer heeft over de bewezen gedragingen verklaard dat zij “vaker” hebben plaatsgevonden wat de rechtbank in ieder geval uitlegt als meerdere malen. Maar de werkelijke frequentie is niet komen vast te staan zodat de rechtbank dit in matigende zin meeweegt bij de strafoplegging.
Alles afwegende en rekening houdend met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden moet worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan (zes maanden) vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk om aan het voorwaardelijk strafdeel de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. Deze straf acht de rechtbank passend en geboden.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: [goednummer] , roze, merk: [merk] ).
dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]
Namens het slachtoffer is door zijn wettelijk vertegenwoordiger, te weten door zijn moeder,
[de moeder] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] in Colombia, bijgestaan door mr. Wijburg, een vordering tot schadevergoeding van € 10.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is op de zitting toegelicht door mr. Wijburg.
9.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van
€ 10.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel.
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op het verzoek tot vrijspraak, verzocht de benadeelde partij niet
ontvankelijk te verklaren. Door de verdediging is voor het overige geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
Het is gelet op de onderbouwing van de vordering evident dat het slachtoffer immateriële
schade heeft opgelopen als gevolg van het handelen van verdachte. De rechtbank acht het
gevorderde bedrag billijk gelet op de ernst van de feiten en de onderbouwing van de vordering. Daarbij heeft zij mede gelet op beslissingen in soortgelijke zaken.
De rechtbank wijst de vordering, nu deze onbetwist is gebleven, toe, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te
leggen ter hoogte van € 10.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat
der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2. en 3. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twaalf (12) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zes (6) MAANDEN nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich binnen vijf (5) dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres] , waarna de verdachte zich blijft melden zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
  • verdachte zich laat diagnosticeren en behandelen door De Waag of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (
1 dag), bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij] (wettelijk vertegenwoordigd door [de moeder] )geleden schade tot een bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij] (wettelijke vertegenwoordigd door [de moeder] )de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst genoemde voorwerp te weten:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: [goednummer] , roze, merk: [merk] ).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter, tevens kinderrechter
mr. M.M. van Weely, rechter, tevens kinderrechter, en mr. T. Fuchs, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Bos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2024.