ECLI:NL:RBNHO:2024:1473

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
C/15/342589 / HA RK 23-116
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van een overleden persoon met minderjarige erfgenamen

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een beschikking gegeven in de zaak van De Volksbank N.V. t.h.o.d.n. RegioBank, verzoekster, tegen de erven van de heer [erflater]. De zaak betreft de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van de erflater, die op [daum] 2018 is overleden. De erflater had vier kinderen, waarvan drie minderjarig waren ten tijde van zijn overlijden. De Bank heeft de hypothecaire geldleningen die de erflater bij hen had afgesloten, opgeëist na zijn overlijden, omdat de hypotheken door het overlijden volledig opeisbaar zijn geworden. De erven, vertegenwoordigd door mevrouw [belanghebbende 2], hebben verweer gevoerd en willen de woning behouden, maar hebben niet adequaat gereageerd op de verzoeken van de Bank om de hypothecaire lening af te lossen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erven in verzuim zijn met de voldoening van de hypotheken en dat de nalatenschap al vijf jaar onbeheerd is. De rechtbank heeft daarom besloten om mr. [betrokkene] te benoemen als vereffenaar van de nalatenschap, om ervoor te zorgen dat de schulden van de nalatenschap worden voldaan en de nalatenschap op een goede manier wordt afgewikkeld. De benoeming van de vereffenaar moet binnen drie maanden aan de kantonrechter worden gerapporteerd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/342589 / HA RK 23-116
Beschikking van 15 februari 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
De Volksbank N.V.,
t.h.o.d.n. RegioBank,
gevestigd te Utrecht,
verzoekster,
advocaat mr. J. van der Wende te Rosmalen,
en
[belanghebbende 1],
wonende te [plaats 1],
belanghebbende,
en
[belanghebbende 2], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3],
wonende te [plaats 1],
belanghebbende.
Verzoekster zal hierna “de Bank” worden genoemd en belanghebbenden “de erven”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 15, ontvangen ter griffie van de rechtbank op 8 augustus 2023
  • de brief van mr. Van der Wende van 14 november 2023 met als bijlage productie 16
  • de mondelinge behandeling op 14 november 2023 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
  • de e-mail van mr. Van der Wende van 8 januari 2024 met de mededeling dat geen regeling tot stand is gekomen en het verzoek om een beschikking te wijzen.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op [daum] 2018 is te Zaanstad overleden de heer [erflater], geboren te [plaats 2], op [datum], laatstelijk wonende te [plaats 2] (hierna: erflater).
2.2.
Uit het Centraal Testamentenregister blijkt dat erflater geen testament heeft opgesteld. Erflater was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd en niet geregistreerd als partner. Erflater heeft vier kinderen achtergelaten. Zij zijn volgens het versterferfrecht de erfgenamen van erflater.
2.3.
Ten tijde van het overlijden van erflater waren de vier kinderen allen minderjarig. Mevrouw [belanghebbende 2], voormalig partner van erflater en moeder van de kinderen, is de wettelijk vertegenwoordiger van de drie nog minderjarige kinderen. [minderjarige 1] is inmiddels meerderjarig.
2.4.
Erflater was eigenaar van een woning aan de [adres 1] te [plaats 2]. Dit betreft de voormalige woning van erflater, mevrouw [belanghebbende 2] en de kinderen.
2.5.
Bij notariële aktes van 12 mei 2000 en 16 december 2004 zijn twee hypothecaire geldleningsovereenkomsten vastgelegd tussen de Bank en erflater, waarbij erflater het recht van eerste en tweede hypotheek heeft verleend op zijn woning. In beide hypotheekaktes zijn de “Algemene Voorwaarden van geldlening en hypotheekverlening” d.d. 23 december 1994 van toepassing verklaard (hierna: de Algemene Voorwaarden 1994). In die algemene voorwaarden staat onder meer:
“(…)
7 Vervroegde opeisbaarheid
1. De schuld is zonder ingebrekestelling opeisbaar in de volgende gevallen
a Indien de schuld of enig deel daarvan niet tijdig wordt voldaan of indien anderszins in strijd wordt gehandeld met hetgeen is overeengekomen.
(…)
11 Verzuim
De schuldenaar en/of de hypotheekgever is door het enkele verloop der termijnen of door de enkele overtreding van of handeling in strijd met de geldende bepalingen in verzuim. Het in verzuim zijn kan niet gezuiverd worden dan met schriftelijke toestemming van de bank.
(…)

41.Wijziging voorwaarden

Wijzigingen en/of aanvullingen op deze voorwaarden zullen niet van kracht worden dan na dertig dagen nadat de bank de hypotheekgever en/of de schuldenaar schriftelijk in kennis heeft gesteld van die wijzigingen en/of aanvullingen.
(…)”
2.6.
De Algemene voorwaarden RegioBank Hypotheken per 1 januari 2020 en die per 27 juni 2023 bevatten – voor zover van belang de volgende bepalingen:
“(…)
Verandering in de voorwaarden
Tijdens de looptijd van de hypotheek, kunnen we deze voorwaarden veranderen. Als we dat doen, laten we u dat 30 dagen van tevoren weten. Dat doen we per brief of e-mail. Als er een wettelijke of dringende reden is, kunnen wijzigingen ook eerder ingaan.
(…)
(…) Wanneer kunnen wij eisen dat u de lening direct helemaal terugbetaalt?
Soms kunnen we eisen dat u (of uw erfgenamen) de lening direct helemaal moet terugbetalen. Dat noemen we opeisen van de lening. Dat gebeurt bijvoorbeeld als u de betalingsverplichtingen uit de overeenkomst van geldlening niet nakomt. Maar ook als u andere verplichtingen niet nakomt of als er iets gebeurt met het huis of onze andere zekerheden. Hieronder geven we aan om welke redenen we de lening kunnen opeisen
■ U komt uw verplichtingen uit de hypotheek of andere verplichtingen aan ons niet na binnen 8 dagen nadat we u in gebreke hebben gesteld.
(…)
■ U overlijdt.
■ U laat voor langere tijd uw huis onbeheerd achter
(…)

13.U komt uw verplichtingen niet na

Als u de lening niet helemaal terugbetaalt nadat we die opgeëist hebben, kunnen wij het huis verkopen. Ook alle goederen waarop we een pandrecht hebben, kunnen wij verkopen of voor geld inwisselen. De opbrengst van de verkoop trekken we af van het totale bedrag dat we van u krijgen. Het gaat dan om het bedrag inclusief alle kosten die we gemaakt hebben. De opbrengst van de verkoop trekken we af van uw lening en andere schulden aan ons. (…)”
2.7.
Mevrouw [belanghebbende 2] woont sinds 2019 met de vier kinderen (erven) in [plaats 1]. De woning van erflater staat sindsdien leeg.
2.8.
De WOZ-waarde van de woning is per 1 januari 2022 vastgesteld op € 268.000,00.
2.9.
Per 18 januari 2023 bedroeg de restant hoofdsom € 43.000,00 en was er sprake van een betalingsachterstand van 374,46. De termijnen van 1 oktober 2022, 1 december 2022 en 1 januari 2023 stonden op dat moment open. Per 2 augustus 2023 bedroeg de betalingsachterstand € 1.234,25. De actuele maandtermijn was op dat moment € 191,71. De laatste betaling vond plaats op 1 april 2023.
2.10.
Bij brief van 25 januari 2023 heeft de advocaat van de Bank de wettelijk vertegenwoordiger mevrouw [belanghebbende 2] aangeschreven. In die brief staat – voor zover van belang – het volgende:
“(…)
Gezien de beneficiaire aanvaarding bent u als wettelijk vertegenwoordiger van de erfgenamen verplicht om de nalatenschap af te wikkelen.
Woning erflater
De woning (…) behoort tot de nalatenschap. Op grond van de hypotheekvoorwaarden van cliënte is de hypothecaire lening door het overlijden van erflater volledig opeisbaar geworden. Dit betekent dat cliënte de woning via executoriale verkoop zou kunnen verkopen. (…)
Graag treed ik met u in overleg over de afwikkeling van de nalatenschap en eventuele verkoop van de woning. (…)”.
2.11.
Bij brief van 9 juni 2023 heeft de advocaat van de Bank de wettelijk vertegenwoordiger [belanghebbende 2] aangeschreven. In die brief staat – voor zover van belang – het volgende:
“Op 14 maart 2023 heeft u mijn collega telefonisch gesproken (…). Tijdens dit gesprek heeft u aangegeven dat het de wens van de minderjarige erfgenamen is om de woning (…) te behouden. Toen is namens cliente aangegeven dat minderjarigen geen hypotheek kunnen afsluiten en dat u zelf geen hypotheek voor de woning kunt afsluiten omdat het eigendom niet aan u toebehoort.
(…)
Wij snappen dat dit wellicht niet het antwoord is waar u op gehoopt heeft. Omdat de omzetting van de tenaamstelling van de hypothecaire geldlening niet mogelijk is, zijn er momenteel nog drie mogelijkheden wat er met de woning kan gebeuren:
De volledige hypothecaire lening wordt afgelost;
De woning wordt verkocht (…)
De bevoegde rechtbank wordt verzocht om een vereffenaar (…) te benoemen.
Graag verneem ik
uiterlijk 23 juni 2023welke mogelijkheid uw voorkeur heeft.
(…)”
2.12.
Bij e-mail van 27 juni 2023 heeft wettelijke vertegenwoordiger [belanghebbende 2] op de brief van 9 juni 2023 gereageerd. Zij heeft aangegeven dat zij gaat proberen een lening af te sluiten om de hoofdsom te kunnen betalen en heeft verzocht om een maand uitstel om dat voor elkaar te krijgen.
2.13.
Bij e-mail van 5 juli 2023 heeft de advocaat van de Bank het volgende geantwoord:
“(…)
U krijgt tot uiterlijk 27 juli 2023 de tijd om de algehele hypothecaire lening af te lossen, dan wel onderliggende bewijsstukken aan te leveren dat aflossing op korte termijn zal gebeuren. (…)
Bij gebreke van bovenstaande zal een verzoekschrift tot benoeming van een vereffenaar worden ingediend.
(…)”.
2.14.
Wettelijk vertegenwoordiger [belanghebbende 2] heeft – ook na rappel - niet op de e-mail van 5 juli 2023 gereageerd.
2.15.
Op 13 november 2023 heeft de advocaat van wettelijk vertegenwoordiger [belanghebbende 2] bij de rechtbank Noord-Holland, afdeling Bewind, locatie Alkmaar een verzoek ex artikel 4:202 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend en verzocht haar te ontheffen van de verplichting om te vereffenen volgens de wet.
2.16.
Op 14 november 2023, de dag van de mondelinge behandeling, is de betalingsachterstand voldaan.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot het benoemen van mr. [betrokkene] tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater.
3.2.
De Bank legt aan het verzoek ten grondslag dat de hypothecaire geldleningen door het overlijden van erflater terstond opeisbaar zijn. Ter zitting heeft de Bank daaraan toegevoegd dat ook het niet betalen van de maandelijkse rentetermijnen en de al jaren durende leegstand van de woning de lening in zijn geheel opeisbaar maken. Na aftrek van de uitgekeerde overlijdensrisicoverzekering bedraagt de totale vordering van de Bank per 2 augustus 2023 € 44.234,25. Dat bedrag wordt ondanks een verzoek daartoe van de Bank niet terugbetaald. De erven zijn in verzuim met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheken tot waarborg strekken. Zij laten de nalatenschap al vijf jaar onbeheerd en wikkelen die niet behoorlijk af. De erven die belast zijn met het beheer van de nalatenschap schieten dan ook in ernstige mate tekort in de vervulling van hun verplichtingen, aldus de Bank.

4.Het verweer

4.1.
De erven voeren verweer en benadrukken dat zij de woning wensen te behouden, zodat één of meer van hen daar in de toekomst zelf kunnen gaan wonen. Zij willen de hypothecaire geldlening overnemen en de situatie verder laten zoals die is. Inhoudelijk stellen de erven dat er geen betalingsachterstand meer is en zij betwisten dat de vordering van de Bank opeisbaar is. Als het bij de kantonrechter ingediende verzoek tot ontheffing van de vereffening wordt toegewezen, hoeft er bovendien niet vereffend te worden en is er ook geen grond meer voor het verzoek van de Bank tot benoeming van een vereffenaar, aldus de erven.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 4:193 lid 1 BW kan een nalatenschap namens een minderjarige niet zuiver worden aanvaard. Indien een wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige erfgenaam een nalatenschap wenst te verwerpen, dient hiervoor een machtiging te worden verkregen van de kantonrechter. Niet gesteld of gebleken is dat die machtiging is verkregen, zodat er vanuit moet worden gegaan dat de (destijds) minderjarige erfgenamen de nalatenschap van erflater beneficiair hebben aanvaard.
5.2.
Als gevolg van de beneficiaire aanvaarding zijn de erfgenamen samen vereffenaar (artikel 4:195 lid 1 BW). Omdat drie van de vier erven in dit geval nog minderjarig zijn, is hun wettelijk vertegenwoordiger mevrouw [belanghebbende 2] in hun plaats vereffenaar samen met [minderjarige 1], die inmiddels meerderjarig is.
5.3.
Een vereffenaar heeft tot taak de nalatenschap als een goed vereffenaar te beheren en te vereffenen. Hij moet daartoe de opeisbare schulden betalen. Ook moet een vereffenaar een onderhandse of notariële boedelbeschrijving opmaken of laten opmaken, waarin de schulden van nalatenschap zijn opgenomen.
5.4.
De erven stellen zich op het standpunt dat als het op 13 november 2023 bij de kantonrechter ingediende verzoek tot ontheffing van de wettelijke vereffening ex artikel 4:202 lid 2 BW wordt toegewezen er niet meer vereffend hoeft te worden en er dan ook geen basis meer is voor de benoeming van een vereffenaar. Zij lijken er daarbij vanuit te gaan dat als er niet vereffend hoeft te worden de situatie kan blijven zoals die nu is, in die zin dat de hypothecaire lening dan op dit moment nog niet volledig hoeft te worden terugbetaald en de woning dus ook niet verkocht hoeft te worden. Dat klopt niet. Ook als de nalatenschap niet volgens wet vereffend hoeft te worden, zullen de opeisbare schulden van de nalatenschap nog steeds moeten worden betaald. De hypothecaire lening zal ook zonder wettelijke vereffening dus moeten worden terugbetaald en als dat niet lukt, zal de woning toch moeten worden verkocht. De Bank kan dat desnoods zelf doen door middel van een executoriale verkoop.
5.5.
Daar komt nog bij dat ook als de kantonrechter op grond van artikel 4:202 lid 2 BW ontheffing van de wettelijke vereffening zou verlenen, de rechtbank nog steeds een vereffenaar kan benoemen, maar dan op basis van artikel 4:204 BW. Dat artikel is van toepassing als er geen wettelijke verplichting is om te vereffenen. In zo’n geval kan er toch een reden zijn om een vereffenaar te benoemen, bijvoorbeeld als ondanks het positieve saldo van de nalatenschap een schuldeiser niet volledig of binnen redelijke tijd wordt voldaan omdat de nalatenschap niet behoorlijk afgewikkeld wordt. Die situatie lijkt zich hier voor te doen. De hypothecaire lening is immers nog steeds niet terugbetaald, de woning staat al jaren leeg, maar de erven willen de woning niet verkopen. De rechtbank zal daarom de beslissing op het bij de kantonrechter ingediende verzoek tot ontheffing van de vereffening niet afwachten en in deze beschikking beslissen op het verzoek van de Bank om een vereffenaar te benoemen.
5.6.
Als een nalatenschap beneficiair is aanvaard, kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende een vereffenaar benoemen als degene die met het beheer van de nalatenschap belast is in ernstige mate in de vervulling van zijn verplichtingen tekortschiet, daartoe ongeschikt is of niet voldoet aan een last tot zekerheidsstelling, wanneer de schulden der nalatenschap de baten blijken te overtreffen, of wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat deze vereffend is (artikel 4:203 lid 1 onder b BW).
5.7.
De hypothecaire geldlening die erflater bij de Bank is aangegaan valt in de nalatenschap. De erven stellen zich op het standpunt dat de vordering van de Bank om de gehele hypothecaire geldlening terug te betalen niet opeisbaar is. De Bank heeft echter gewezen op haar Algemene Voorwaarden waarin zowel in de versie van 2020 als in de versie van juni 2023 staat dat de Bank van de erfgenamen van de schuldenaar kan eisen dat de lening direct helemaal wordt terugbetaald in geval van overlijden van de schuldenaar. In de hypotheekakten zijn destijds weliswaar de Algemene Voorwaarden uit 1994 van toepassing verklaard, maar in die voorwaarden is een bepaling opgenomen die de bank de mogelijkheid geeft de algemene voorwaarden eenzijdig te wijzigen. Op grond van zowel de ten tijde van het overlijden van erflater op de hypothecaire geldlening toepasselijke Algemene Voorwaarden als de nu geldende Algemene Voorwaarden is het volledige resterende leningbedrag dus opeisbaar. De rechtbank merkt daarbij nog op dat de Bank er terecht ook op heeft gewezen dat de lening ook zonder de bepaling over het overlijden van de schuldenaar opeisbaar is op grond van de Algemene Voorwaarden uit zowel 1994 als de latere versies, omdat gedurende meerdere maanden de maandelijkse rentetermijnen niet zijn betaald.
5.8.
Nu de Bank de volledige lening ook daadwerkelijk heeft opgeëist, zal die schuld door de vereffenaars voldaan moeten worden. Overname van de hypothecaire lening door de erven is geen optie gebleken. De Bank heeft in de procedure onderbouwd toegelicht dat het niet mogelijk is om de huidige hypothecaire geldlening over te zetten op naam van de (minderjarige) erven.
5.9.
De Bank is als schuldeiser van de nalatenschap belanghebbende. Zij kan dus een verzoek tot het benoemen van een vereffenaar doen. De Bank stelt dat de nalatenschap al vijf jaar niet door de vereffenaars wordt afgewikkeld en zij in ernstige mate in ernstige mate tekortschieten in de vervulling van hun verplichtingen. De rechtbank is het met de Bank eens. De erven hebben niet alleen de door de Bank opgeëiste geldlening nog steeds niet terugbetaald, maar hebben ook gedurende meerdere maanden de maandelijkse rentebedragen niet betaald en het contact met de wettelijk vertegenwoordiger [belanghebbende 2] verliep stroef, omdat zij niet steeds (tijdig) reageerde. De betalingsachterstand is op de dag van de mondelinge behandeling weliswaar betaald, maar dat is slechts de voldoening van een lopende verplichting. Daarmee wordt de nalatenschap nog niet behoorlijk afgewikkeld. Bovendien lijken [minderjarige 1] en wettelijk vertegenwoordiger [belanghebbende 2] zelf niet erg bereid om de woning te verkopen om de schuld aan de Bank te voldoen, terwijl het kennelijk niet mogelijk is om de schuld aan de Bank te voldoen, door het verkrijgen van financiering elders. De erven zijn na de mondelinge behandeling namelijk nog in de gelegenheid gesteld om met de Bank te onderzoeken of er toch nog een mogelijkheid is om de schuld aan de bank te voldoen of de hypotheek over te nemen door [minderjarige 1] en/of mevrouw [belanghebbende 2]. Dat is niet gelukt. Het verzoek van de Bank om een vereffenaar te benoemen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook gegrond en zal daarom worden toegewezen.
5.10.
De Bank heeft verzocht om mr. [betrokkene] tot vereffenaar te benoemen. De erven hebben daarover opgemerkt dat zij een kantoorgenoot is van de advocaat van de Bank, maar hebben hun bezwaar verder niet gemotiveerd. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat mr. [betrokkene] een kantoorgenoot is van mr. Van der Wende onvoldoende is om haar niet te benoemen. Zowel uit de overgelegde correspondentie als uit de opstelling ter zitting is juist gebleken dat de advocaat van de Bank oog heeft voor de belangen van de erven en heeft geprobeerd om een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te vinden. De rechtbank gaat er vanuit dat de voorgestelde vereffenaar van hetzelfde advocatenkantoor zich op dezelfde wijze zal opstellen. Als vereffenaar is zij bovendien ook verplicht rekening te houden met de belangen van de erven. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een andere vereffenaar te benoemen. Mr. [betrokkene] is blijkens de overgelegde verklaring bereid om tot vereffenaar te worden benoemd. De rechtbank zal haar dan ook tot vereffenaar benoemen.
5.11.
De benoeming tot vereffenaar dient door de vereffenaar te worden bekend gemaakt in de (digitale) Staatscourant. De vereffenaar moet voorts binnen drie maanden na heden verslag uitbrengen aan de kantonrechter van deze rechtbank (locatie Alkmaar) van de voortgang van de vereffening.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
benoemt
mr. [betrokkene],
[adres 2]
,
tot vereffenaar van de nalatenschap van:
[erflater],
geboren te [plaats 2], op [datum],
laatstelijk wonende te [plaats 2],
overleden op [daum] 2018 te [plaats 2],
6.2.
verzoekt en – voor zoveel nodig – beveelt de vereffenaar om binnen drie maanden na heden aan de kantonrechter van deze rechtbank (locatie Alkmaar) verslag te doen van de voortgang van de vereffening,
6.3.
draagt de griffier op de benoeming van deze vereffenaar onverwijld in het boedelregister in te schrijven,
6.4.
verzoekt de griffier de kantonrechter van deze rechtbank op de hoogte te stellen van deze benoeming,
6.5.
draagt de vereffenaar op de benoeming bekend te maken in de (digitale) Staatscourant,
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.B. de Vries-van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 977