ECLI:NL:RBNHO:2024:144

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
10645723 \ CV EXPL 23-3463
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling factuur wegens onvoldoende onderbouwing van overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam KEMI Agency, een vordering ingesteld tegen gedaagde, handelend onder de naam The Pantheon, wegens het niet betalen van een factuur van € 4.083,75. Eiser stelt dat er een mondelinge overeenkomst van opdracht is gesloten, waarbij hij werkzaamheden heeft verricht voor gedaagde in ruil voor personal training. Gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er geen sprake is van een overeenkomst. De kantonrechter heeft op 24 januari 2024 geoordeeld dat eiser zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter concludeert dat de e-mail die eiser heeft overgelegd niet als bewijs kan dienen voor het bestaan van een overeenkomst. De kantonrechter merkt op dat de uitlatingen van gedaagde over het geven van iets terug voor de foto’s, zoals een etentje of training, niet voldoende zijn om te spreken van een rechtens afdwingbare verbintenis. Daarom wordt de vordering van eiser afgewezen. Tevens is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10645723 \ CV EXPL 23-3463 (rvk)
Uitspraakdatum: 24 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], handelend onder de naam KEMI Agency
gevestigd te Wormerveer
eiseres
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. G. de Vries, DWMM Advies
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam The Pantheon
[woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 27 juli 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 28 december 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 19 december 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
[eiser] heeft in september 2022 voor [gedaagde] werkzaamheden verricht zoals het maken van foto’s voor zijn website en het opstellen van een sociale-mediastrategie.
2.3.
[eiser] heeft, na het verbreken van de relatie, in maart 2023 aan [gedaagde] gevraagd de (door [eiser] gemaakte) foto’s van zijn website te halen. [gedaagde] heeft dat niet gedaan en [eiser] heeft vervolgens een factuur gestuurd van € 4.083,75 met de omschrijving ‘branding fotoshoot, extra foto’s en social mediastrategie’. [gedaagde] heeft de factuur niet voldaan, maar op zijn beurt een factuur naar [eiser] gestuurd van € 5.372,40 met als omschrijving ‘Voeding Coaching Consultancy Pakket; Trainingsschema en adviezen; Schilderwerkzaamheden; verhuiswerkzaamheden; timmerwerkzaamheden; kramerijen en bedrijfsuitjes’. [eiser] heeft deze factuur niet betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 4.617,13.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen [eiser] en [gedaagde] een mondelinge overeenkomst van opdracht is gesloten op grond waarvan [eiser] werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde] , die in ruil daarvoor personal training zou moeten geven aan [eiser] . Omdat [gedaagde] die training niet geeft - ook na ingebrekestelling niet - schiet hij tekort en heeft [eiser] recht op vergoeding van de gemaakte kosten. [eiser] heeft voor de kosten een factuur van € 4.083,75 opgesteld en [gedaagde] moet deze factuur betalen.
3.3.
Omdat [gedaagde] ondanks aanmaningen niet overgaat tot betaling heeft [eiser] haar incassogemachtigde ingeschakeld en maakt zij aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 533,38.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat er geen sprake is van een overeenkomst. Hij is dus niet gehouden enige tegenprestatie te verrichten of betaling te doen. Wat er is gezegd over uit eten gaan of het geven van personal training is gezegd in de relationele sfeer.

5.De beoordeling

5.1.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde] een bedrag van € 4.083,75 moet betalen voor uitgevoerde werkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet zo is. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.
5.2.
[eiser] baseert haar vordering op het bestaan van een overeenkomst van opdracht waarbij [eiser] voor [gedaagde] diensten zou verrichten, en waarbij [gedaagde] als tegenprestatie voedingsadvies en training zou geven aan [eiser] . [gedaagde] heeft het bestaan van een overeenkomst gemotiveerd betwist. Gelet op die betwisting heeft [eiser] haar stelling onvoldoende onderbouwd. De e-mail die [eiser] heeft overgelegd als productie 4 en waarop zij zich beroept, is achteraf opgesteld. Dit betekent dat niet aannemelijk is geworden dat er tussen [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst bestaat op grond waarvan [gedaagde] gehouden is te betalen voor door [eiser] verleende diensten. De stelling van [eiser] dat zij als opdrachtnemer de werkzaamheden heeft verricht in de uitoefening van haar bedrijf – en [gedaagde] dus loon is verschuldigd - is niet genoeg. Ook in dat geval moet er sprake zijn van een overeenkomst. De kantonrechter merkt tot slot nog op dat [gedaagde] op de zitting inderdaad heeft gezegd dat hij iets terug wilde doen voor de foto’s die [eiser] voor hem zou maken, maar dat dit dan zou gaan om een etentje en de mogelijkheid voor [eiser] om eens te komen trainen in zijn sportschool. Dit is echter naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om van een rechtens afdwingbare verbintenis te spreken, aangezien voldoende duidelijk is dat dit een geste in de relationele sfeer is. De conclusie is dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
5.3.
Voor zover [gedaagde] zich beroept op verrekening van de vordering van [eiser] met een vordering (zijn factuur van € 5.372,40) die hij stelt te hebben op [eiser] , hoeft dit verweer vanwege de afwijzing van de vordering van [eiser] niet behandeld te worden, nog daargelaten de vraag of dit verrekeningsverweer kans van slagen zou hebben gehad. [gedaagde] op de zitting namelijk min of meer erkend heeft dat zijn factuur alleen maar is opgesteld in reactie op het verzenden van de factuur door [eiser] en dat ook aan zijn factuur geen overeenkomst ten grondslag ligt.
5.4.
Omdat partijen een relatie hebben gehad is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter