ECLI:NL:RBNHO:2024:1430

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
C/15/348141 / KG ZA 24-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reis met minderjarigen naar het buitenland in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de man vervangende toestemming vroeg om met zijn minderjarige kinderen naar [stad] te reizen van 19 tot en met 25 februari 2024. De man en de vrouw zijn gehuwd en hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen. De vrouw had haar toestemming voor de reis geweigerd, onder verwijzing naar veiligheidsrisico's in het buitenland, met name in Duitsland, die zij als hoger inschatte dan in Nederland. De voorzieningenrechter oordeelde dat de veiligheidsrisico's in Duitsland vergelijkbaar zijn met die in Nederland en dat het in het belang van de minderjarigen is om met hun vader op vakantie te kunnen gaan. De man heeft ter zitting aangeboden dat de vrouw hem tijdens de vakantie telefonisch kan bereiken. De vorderingen van de man om een dwangsom op te leggen en om de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure zijn ter zitting ingetrokken. De voorzieningenrechter verleent de man de gevraagde toestemming en verklaart de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
zittingslocatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/348141 / KG ZA 24-19
Proces-verbaal zitting in kort geding van 9 februari 2024, houdende mondeling vonnis op grond van artikel 29a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats]
,gemeente [gemeente] ,
eiser,
advocaat mr. E.B. van Griethuysen te Haarlem,
- tegen -
[de vrouw],
wonende te [plaats]
,
gedaagde,
advocaat mr. R.A. van den Heuvel te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ‘de man’ en ‘de vrouw’ genoemd worden.
Partijen zijn verschenen. De man bijgestaan door mr. B. Wernik als waarnemer van mr. E.B. van Griethuysen, vergezeld van een stagiaire, en de vrouw bijgestaan door mr. R.A. van den Heuvel.
De advocaat van de vrouw heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft voorzieningenrechter mr. W.P. van der Haak, in het bijzijn van griffier mr. M.M. Udo de Haes, ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

1.De feiten

1.1.
Partijen zijn gehuwd, een echtscheidingsverzoek is ingediend op 23 november 2022.
1.2.
Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] te [plaats] ;
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] te [plaats] ;
- [de minderjarige 3] , op [geboortedatum] te [plaats] .
1.3.
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
De man vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man toestemming zal verlenen voor een reis met de minderjarigen naar [stad] van 19 februari 2024 tot en met 25 februari 2024;
II. afgifte van de minderjarigen van de vrouw aan de man zal bevelen voorafgaand aan de reis een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat de vrouw hier niet aan voldoet met een maximum van € 10.000,00 althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen beslissing te nemen;
III. de vrouw zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
spoedeisend belang
2.2.
Op grond van artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nu de man al op van 19 februari 2024 met de minderjarigen naar [stad] wil reizen, van hem niet kan worden gevergd dat hij een bodemprocedure aanhangig maakt om vervangende toestemming te verzoeken. Dan zou hij die vervangende toestemming immers niet op tijd kunnen krijgen. De man heeft daarom een spoedeisend belang bij zijn vordering en is hierin ontvankelijk.
vervangende toestemming reizen naar buitenland
2.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het gezag over de minderjarigen door partijen gezamenlijk wordt uitgeoefend. Dit betekent dat de man toestemming nodig heeft van de vrouw om met de minderjarigen naar het buitenland te reizen. Tot op heden heeft de vrouw haar toestemming hiervoor niet gegeven. Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek neemt de voorzieningenrechter een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarigen voorkomt.
2.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het is een feit van algemene bekendheid dat de terreurdreiging wereldwijd is toegenomen door de oorlog tussen Israël en Hamas in Gaza. Er bestaat een groter risico op terreuraanvallen tegen Joodse en Israëlische individuen en instellingen. Mensen met een Joodse afkomst dienen daarom alert te zijn. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat deze veiligheidssituatie de hoofdreden is om haar toestemming voor de voorgenomen vakantie niet te geven. De man heeft aangegeven dat hij met de minderjarigen zijn zus wil bezoeken in [stad] , maar dat hij geen plekken gaat opzoeken waar terreuraanvallen te verwachten zijn. Het gezin zal niet openlijk als Joods herkenbaar de straat op gaan, waardoor zij niet zullen opvallen tussen de andere aanwezige toeristen.
2.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een vakantie naar [stad] mogelijk moet zijn en dat een vakantie in eigen land niet (on)veiliger is, nu de veiligheidsrisico’s in Duitsland vergelijkbaar zijn met die in Nederland. De voorzieningenrechter acht het in het belang van de minderjarigen om met de man op vakantie te kunnen gaan in de voorjaarsvakantie. De zorgen die door de vrouw zijn geuit over de verzorging van de minderjarigen en de waakzaamheid van de man jegens de minderjarigen maken dit oordeel niet anders, aangezien deze bezwaren niet specifiek zien op de door de man geplande reis. De voorzieningenrechter zal daarom aan de man de door hem gevorderde vervangende toestemming verlenen.
2.7.
De man heeft ter zitting aangeboden dat de vrouw hem tijdens de vakantie telefonisch kan bereiken ter geruststelling of wanneer de vrouw behoefte heeft aan contact.
ingetrokken verzoeken
2.8.
De vorderingen van de man onder II. (dwangsom) en III. (kostenveroordeling) zijn ter zitting ingetrokken, zodat de voorzieningenrechter hierop niet behoeft te beslissen. Met de man gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de vrouw, gezien haar belofte ter zitting, deze rechterlijke uitspraak zal respecteren.
Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
verleent de man, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw, toestemming om met de minderjarigen [de minderjarigen] :
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
[de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
naar [stad] te reizen van 19 februari 2024 tot en met 25 februari 2024;
3.2.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
De voorzieningenrechter deelt mede dat een afschrift van het bovenstaande zo spoedig mogelijk volgt en sluit de zitting.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en door de voorzieningenrechter is ondertekend.
mr. W.P. van der Haak
voorzieningenrechter,
tevens kinderrechter