Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
3.Het verweer van de rechter
De beoordeling
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 23 januari 2024 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.C. Cooman, tegen rechter mr. A.H. Schotman. De verzoeker had na een mondelinge behandeling op 30 november 2023, waarin hij zich als gedaagde in de hoofdzaak bevond, op 5 december 2023 schriftelijk om wraking van de rechter verzocht. De verzoeker stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door zijn gedrag en uitspraken tijdens de zitting. De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De rechter heeft betoogd dat de grond voor het wrakingsverzoek was komen te vervallen, omdat de verzoeker had ingestemd met een heropening van de hoofdzaak onder leiding van de gewraakte rechter. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker zijn bezwaar tegen de rechter niet had prijsgegeven, maar dat de aangevoerde gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd, geen zwaarwegende aanwijzingen voor partijdigheid opleverden. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en het proces in de hoofdzaak voortgezet.