ECLI:NL:RBNHO:2024:1420

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
10573332 \ CV EXPL 23-3895
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding leaseovereenkomst en vordering tot betaling en afgifte leaseobjecten

In deze zaak heeft Grenkefinance N.V. een vordering ingesteld tegen [bedrijf 1] wegens het niet nakomen van een leaseovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een leaseovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen, ondanks de betwisting van [bedrijf 1]. Grenkefinance heeft de overeenkomst ontbonden omdat [bedrijf 1] zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen. De ontbinding is aan [bedrijf 1] betekend, maar deze heeft de leaseobjecten niet geretourneerd en is niet tot betaling overgegaan. Grenkefinance vordert nu betaling van een bedrag van € 10.399,60, alsook de afgifte van de leaseobjecten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [bedrijf 1] inderdaad tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en heeft de vordering van Grenkefinance grotendeels toegewezen. De kantonrechter heeft [bedrijf 1] veroordeeld tot betaling van € 10.250,23, te vermeerderen met wettelijke rente, en tot afgifte van de leaseobjecten binnen zeven dagen na betekening van het vonnis. De vordering tot het opleggen van een dwangsom is afgewezen, omdat Grenkefinance niet weet waar de leaseobjecten zich bevinden. De proceskosten zijn voor rekening van [bedrijf 1].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10573332 \ CV EXPL 23-3895
Uitspraakdatum: 31 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Grenkefinance N.V.
gevestigd te Vianen
eiseres
hierna te noemen: Grenkefinance
gemachtigde: mr. D.M. van Ralen
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
[bedrijf 1]
gevestigd te [plaats]
gedaagde
hierna te noemen: [bedrijf 1]
vertegenwoordigd door: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]

1.Het procesverloop

1.1.
Grenkefinance heeft bij dagvaarding van 7 juni 2023 een vordering tegen [bedrijf 1] ingesteld. [bedrijf 1] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 5 januari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens Grenkefinance zijn verschenen [betrokkene 1] en de gemachtigde voornoemd. Hoewel behoorlijk opgeroepen, is [bedrijf 1] niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat Grenkefinance ter toelichting van haar standpunten naar voren heeft gebracht.

2.De feiten

2.1.
Grenkefinance is een onderneming die zich bezighoudt met het in lease geven van roerende zaken aan ondernemingen.
2.2.
[bedrijf 1] is een onderneming die zich bezig houdt met de reparatie van motorfietsen en onderdelen daarvan.
2.3.
Op 13 juli 2022 is naar [bedrijf 1], adres [adres] te [plaats], een leasecontract met nummer 108010643 (hierna: het leasecontract) gestuurd. Het leasecontract is digitaal ondertekend en vermeldt daarbij de naam ‘[betrokkene 2]’. In het leasecontract staat, voor zover van belang:
“(…)1. KLANT/LESSEE DEALER/LEVERANCIER van het/de leaseobject(en)(…)
[bedrijf 1] LEASE IT NOW (…)
[adres]
[postcode] [plaats]
(…)2. LEASEOBJECT(EN) (hierna, ook ingeval van meerdere zaken: ‘LO’)Saro Bain-maire (423-1155) Aantal 1Saro bakplaat (423-1220) Aantal 1
Saro bakplaat (423-1215) Aantal 1
Saro bakplaat (423-1210) Aantal 1
MAANDELIJKSE NETTO HUURPRIJS 106,14 EURBASISPERIODE 72 MAANDEN
EENMALIGE ADMINISTRATIEKOSTEN 82,50 EUR”
2.4.
In artikel 11 van de Algemene Leasevoorwaarden (hierna: de algemene voorwaarden) is onder meer bepaald dat de lessor (Grenkefinance) bij ontbinding van het contract recht heeft op onmiddellijke betaling van een schadevergoeding, bestaande uit de vervallen nog niet betaalde huurtermijnen en de huurtermijnen die de lessee bij het in stand houden van het contract gehouden zou zijn te voldoen, vermeerderd met rente en kosten. Verder is in dit artikel bepaald dat de lessee een boete van twee maal de kwartaalvergoeding verschuldigd is indien de leaseobjecten niet onmiddellijk doch uiterlijk binnen vijf werkdagen worden teruggegeven.
2.5.
Op 13 juli 2022 zijn de leaseobjecten afgegeven bij [bedrijf 1], adres [adres] te ([postcode]) [plaats]. De afgiftebevestiging vermeldt dat [betrokkene 2] voor ontvangst heeft getekend.
2.6.
Grenkefinance heeft de leaseovereenkomst ontbonden, omdat de lessee zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen. Per brief van 17 maart 2023 en per gerechtsdeurwaardersexploot van 22 maart 2023 is de ontbinding van de leaseovereenkomst aan [bedrijf 1] betekend, waarbij is aangezegd dat de leaseobjecten uiterlijk op 27 maart 2023 dienen te worden geretourneerd en dat het verschuldigde bedrag moet worden betaald.
2.7.
[bedrijf 1] is niet tot betaling overgegaan en heeft de leaseobjecten niet geretourneerd.

3.De vordering

3.1.
Grenkefinance vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis i) verklaring voor recht dat het leasecontract is ontbonden en ii) dat de kantonrechter [bedrijf 1] zal veroordelen tot betaling van € 10.399,60, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 8.798,47 vanaf 5 juni 2023 tot aan de dag van betaling. Verder vordert Grenkefinance iii) dat de kantonrechter [bedrijf 1] zal veroordelen tot afgifte van de leaseobjecten binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00. Tot vordert zij iv) veroordeling van [bedrijf 1] in de proceskosten.
3.2.
Grenkefinance legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij met [bedrijf 1] een leasecontract heeft gesloten. [bedrijf 1] is tekort geschoten in de nakoming van deze overeenkomst. Als gevolg daarvan heeft Grenkefinance de overeenkomst per 17 maart 2023 buitengerechtelijk ontbonden. Vanwege de ontbinding van de overeenkomst dient [bedrijf 1] de leaseobjecten terug te geven en is hij daarnaast - op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden - zowel de vervallen als de toekomstige huurtermijnen en een contractuele boete verschuldigd. Doordat [bedrijf 1] niet tot betaling is overgegaan, moet hij ook de rente en de buitengerechtelijke incassokosten betalen.

4.Het verweer

4.1.
[bedrijf 1] betwist de vordering en voert daartoe aan dat hij dacht dat hij slechts borg heeft gestaan voor [bedrijf 2]. Hierbij heeft [bedrijf 1] toegelicht dat het nooit zijn bedoeling is geweest om een leaseovereenkomst af te sluiten. De handtekening op het leasecontract heeft [bedrijf 1] nooit zelf gezet. Dit geldt ook voor de handtekening en de naam op de afgiftebevestiging. Verder vermeldt het leasecontract als naam van [betrokkene 2] ‘[betrokkene 2]’, terwijl het ‘[betrokkene 2]’ is. [bedrijf 1] heeft de administratie gedaan en de verzekeringen betaald. Ten slotte heeft [bedrijf 1] aangevoerd dat [bedrijf 2] niet meer bestaat en dat hij erin is geluisd.

5.De beoordeling

5.1.
[bedrijf 1] betwist dat zij een leaseovereenkomst met Grenkefinance heeft gesloten. Op Grenkefinance rust daarom de bewijslast ter zake.
Hebben partijen met elkaar een leaseovereenkomst gesloten?
5.2.
De vraag of tussen partijen een leaseovereenkomst tot stand is gekomen moet worden beantwoord aan de hand van de in artikelen 3:33 en 3:35 van het Burgerlijk Wetboek (BW) neergelegde wilsvertrouwensleer. Volgens deze leer komt een rechtshandeling tot stand door de op die rechtshandeling gerichte naar buiten toe bekend gemaakte wil van de handelende persoon (artikel 3:33 van het BW) of, indien wil en verklaring niet met elkaar overeenstemmen, door het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij op een verklaring van de handelende persoon (artikel 3:35 van het BW). Bij de uitleg van een overeenkomst komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen ze te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635 (Haviltex)).
5.3.
Grenkefinance beroept zich op het leasecontract en de algemene voorwaarden. Deze stukken leveren in beginsel dwingend bewijs op tussen partijen (zie artikel 157 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
5.4.
Grenkefinance heeft tijdens de mondelinge behandeling de volgende toelichting gegeven op de totstandkoming van het leasecontract. In dit geval is de overeenkomst digitaal tot stand gekomen. Lease It Now heeft, op verzoek van de klant bij Grenkefinance een leaseaanvraag ingediend. Grenkefinance heeft het leasecontract na controle van documentatie naar Lease It Now gestuurd, welke Lease It Now op haar beurt heeft doorgestuurd naar de klant. De klant heeft de leaseovereenkomst ingevuld en digitaal ondertekend en Lease It Now heeft vervolgens deze overeenkomst namens Grenkefinance ondertekend. Naar aanleiding van de overeenkomst zijn de leaseobjecten op het adres [adres] te ([postcode]) [plaats] afgegeven. [betrokkene 2] heeft voor ontvangst getekend. Nadien zijn de eerste twee kwartaaltermijnen betaald. De facturen zijn steeds verzonden aan [bedrijf 1], aldus nog steeds Grenkefinance. Deze toelichting sluit naar het oordeel van de rechtbank naadloos aan bij hetgeen in het leasecontract is vermeld. Het leasecontract biedt geen enkel aanknopingspunt voor het standpunt van [bedrijf 1] dat hij alleen borg heeft gestaan. Daaruit volgt dat Grenkefinance in zijn bewijslast is geslaagd. Bij deze stand van zaken komt de kantonrechter tot de conclusie dat [bedrijf 1] met Grenkefinance het leasecontract heeft gesloten. De enkele niet onderbouwde stelling van [bedrijf 1] dat zij nooit de handtekeningen op het leasecontract en op de afgiftebevestiging heeft gezet, kan niet tot een ander oordeel leiden. Een digitale handtekening is immers ook geldig indien deze bevoegdelijk door iemand anders is gezet. Het feit dat daarbij als naam ‘[betrokkene 2]’ is vermeld in plaats van ‘[betrokkene 2]’ acht de kantonrechter in de gegeven omstandigheden van te gering belang om daar consequenties aan te verbinden. Of de handtekening op de afgiftebevestiging door [betrokkene 2] persoonlijk is gezet is niet van belang, aangezien de afgifte als zodanig niet is betwist.
Ontbinding van de leaseovereenkomst
5.5.
Aangezien [bedrijf 1] niet de verplichtingen uit de leaseovereenkomst is nagekomen, kon Grenkefinance de overeenkomst ontbinden. Uit artikel 11 van de algemene voorwaarden volgt verder dat de lessee, in dit geval [bedrijf 1], bij ontbinding van de overeenkomst gehouden is om zowel de vervallen als de toekomstige leasetermijnen te voldoen, te weten een bedrag van € 8.798,47. Nu [bedrijf 1] dit bedrag onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zal dit bedrag - mede gelet op het voorgaande - worden toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde contractuele boete (ad. € 636,84) en de buitengerechtelijke incassokosten (ad. € 814,92). Bij deze stand van zaken heeft Grenkefinance onvoldoende belang bij de gevorderde verklaring voor recht dat het leasecontract is ontbonden.
Rente
5.6.
Over de gevorderde rente ter hoogte van € 149,37 overweegt de kantonrechter als volgt. Dit bedrag betreft in zijn geheel wettelijke handelsrente en voor vergoeding van wettelijke handelsrente bestaat voor de toekomstige huurtermijnen geen grond. Artikel 6:119a BW betreft immers alleen de primaire betalingsverplichting uit een handelsovereenkomst (in dit geval dus de achterstallige termijnen) en niet andere geldelijke verplichtingen. Voor zover de vordering van Grenkefinance er dus toe strekt dat [bedrijf 1] wettelijke handelsrente is verschuldigd over de toekomstige termijnen, is die vordering dan ook ongegrond. Grenkefinance kan wel aanspraak maken op de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over die toekomstige termijnen en wel vanaf de datum waarop de overeenkomst is ontbonden (in dit geval 17 maart 2023).
Afgifte van de leaseobjecten en dwangsom
5.7.
De gevolgen van de ontbinding zijn vermeld in artikel 6:271 van het BW. Dit artikel bepaalt dat voor partijen een verplichting tot ongedaanmaking ontstaat voor de door hen ontvangen prestaties. Dit betekent dat [bedrijf 1] in dit geval, naast betaling van zowel de vervallen als de toekomstige termijnen, gehouden is om leaseobjecten aan Grenkefinance terug te geven. De vordering tot afgifte van de leaseobjecten in goede staat binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, zal worden toegewezen nu [bedrijf 1] deze vordering niet heeft betwist. De gevorderde dwangsom hierover zal worden afgewezen om de volgende redenen.
5.8.
Het doel van een dwangsom is om te helpen bewerkstelligen dat aan de hoofdveroordeling wordt voldaan. Grenkefinance heeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat hij niet weet waar de leaseobjecten zich bevinden en dat hij het vermoeden heeft dat [bedrijf 1] een ‘katvanger’ is in dit verhaal. In de overlegde stukken ziet de kantonrechter ook voldoende aanwijzingen dat [bedrijf 1] niet over de leaseobjecten beschikt. Daar komt bij dat Grenkefinance ter zitting heeft verklaard dat hij verzekerd is voor teloorgang van de leaseobjecten. Dit leidt er toe dat het verbinden van een dwangsom aan de veroordeling in het onderhavige geval disproportioneel is. De gevorderde dwangsom wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [bedrijf 1], omdat zij (grotendeels) ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [bedrijf 1] tot betaling aan Grenkefinance van € 10.250,23, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de achterstallige termijnen van € 665,89 vanaf de factuurdata en de wettelijke rente over de toekomstige termijnen van € 8.132,58 vanaf de datum van ontbinding tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [bedrijf 1] tot afgifte van de leaseobjecten aan Grenkefinance in goede staat binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt [bedrijf 1] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Grenkefinance tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 109,44;
griffierecht € 514,00;
salaris gemachtigde € 792‬,00;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter