ECLI:NL:RBNHO:2024:14088

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/15/357185 / JU RK 24/1372
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe scheidingssituatie met ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [de minderjarige 1], [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3]. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar hun relatie is geëindigd in de zomer van 2022. De kinderen wonen bij de moeder, terwijl de vader, die eerder niet gemotiveerd was voor hulpverlening, recentelijk weer betrokken is geraakt bij een hulpverleningstraject. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen nog steeds aanwezig is, mede door de spanningen tussen de ouders die leiden tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat de ouders nog niet in staat zijn om de situatie voor de kinderen te verbeteren. De moeder heeft twijfels over de noodzaak van de verlenging, terwijl de vader akkoord gaat. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, met de verwachting dat de ouders in staat zijn om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/357185 / JU RK 24/1372
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
en
[de minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] .
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.J. van de Pol,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders.
1.
Het verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 september 2024, ontvangen op 13 september 2024;
  • de brief van [de minderjarige 1] van 21 oktober 2024 met haar mening over het verzoek van de GI, ontvangen op 23 oktober 2024.
1.2. De mondelinge behandeling met gesloten deuren is geweest op 31 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader, bijstaan door zijn advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordiger van de GI.
1.3. De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] uitgenodigd voor een gesprek. [de minderjarige 1] is niet verschenen, maar heeft voorafgaand aan de zitting een brief gestuurd naar de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die is geëindigd in de zomer van 2022.
2.2.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wonen bij de moeder.
2.3.
In de beschikking van 4 april 2023 is door de rechtbank (onder meer) de volgende zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen verblijven bij de vader:
  • in de even weken van donderdagavond 18.45 uur (na het avondeten) tot vrijdagavond 18.45 uur (na het avondeten);
  • in de oneven weken van donderdagavond 18.45 uur (na het avondeten) tot zondagavond 18.45 uur (na het avondeten)
  • in de vakanties en feestdagen in onderling overleg tussen de ouders bij helfte te verdelen.
Deze regeling is vanwege het gebrek aan huisvesting van de vader aangepast naar de volgende regeling door, naar de rechtbank begrijpt, de ouders:
  • in de even weken op zaterdag van 09.15 uur tot 20.00 uur (na zwemles);
  • in de oneven weken op zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur.
2.4.
De kinderrechter heeft de kinderen bij beschikking van 7 februari 2024 voor de duur van negen maanden onder toezicht gesteld van de GI.

3.Het verzoek van de GI

3.1.
De GI heeft de kinderrechter verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI in het verzoekschrift en ter zitting gesteld dat de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] nog onvoldoende is weggenomen en dat sprake is van onvoldoende progressie ten aanzien van de doelen van de ondertoezichtstelling. Als oorzaak daarvan noemt de GI dat het de ouders nog onvoldoende lukt om de onderlinge spanningen die zij ervaren voor de kinderen te verbergen, waardoor de kinderen zich in een loyaliteitsconflict bevinden. Wel hebben de ouders de afgelopen periode positieve stappen gezet. De moeder heeft met succes het hulpverleningstraject [hulpverleningstraject] doorlopen en heeft daarbij voldoende handvaten gekregen om beter om te gaan met haar eigen spanningen, deze spanningen weg te houden bij de kinderen en op een neutrale manier met de vader te communiceren. Ook de vader, die eerder niet gemotiveerd was voor de hulpverlening, is inmiddels gestart met het traject. Omdat de vader onvoldoende informatie inbrengt tijdens de gesprekken met de coach vanuit [hulpverleningstraject] , deelt de GI de zorgsignalen met de hulpverlening. Gelet op de prille motivatie van de vader voor de hulpverlening, is noodzakelijk dat de GI de komende periode de regie blijft voeren op de hulpverlening voor de vader. Voor de komende periode is daarnaast van belang dat zal worden ingezet op de hulpverlening voor de kinderen, waarbij de meerwaarde voor de betrokkenheid van de GI bestaat uit het coördineren van de problematiek rondom de wachtlijsten en financiering voor de hulpverlening voor de kinderen.

4.De standpunten van de belanghebbenden

De moeder
4.1.
Zowel uit de reactie van de moeder op het verzoekschrift als wat zij ter zitting naar voren heeft gebracht blijkt dat de moeder de noodzaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling niet inziet. De doelen binnen de ondertoezichtstelling zijn de afgelopen periode niet behaald en daar lijkt ook geen vooruitgang in te komen. Zolang de vader niet verandert en de hulp voor de kinderen niet van de grond komt, heeft de moeder er onvoldoende vertrouwen in dat de situatie voor de kinderen in de komende zes maanden zal veranderen. Uiteraard hoopt de moeder wel dat de hulpverlening voor de kinderen op korte termijn start en dat de vader de hulpverlening succesvol afrondt, opdat de kinderen tijdens de overdrachtsmomenten niets merken van de spanning tussen de ouders.
De vader
4.2.
Door en namens de vader is naar voren gebracht dat de vader akkoord is met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Hoewel het lijkt alsof de vader nergens aan mee wil werken, heeft hij in juni 2024 de hulpverlening opnieuw opgepakt en is hij gemotiveerd om het traject in het belang van de kinderen succesvol af te ronden. Net als de moeder zou de vader een grotere rol in het leven van de kinderen willen spelen. Vanwege het gebrek aan passende woonruimte is dat echter op dit moment niet haalbaar, maar de vader is bezig met een oplossing voor de toekomst. Tot slot heeft de vader aangegeven het belangrijk te vinden dat de hulpverlening voor de kinderen van de grond komt en dat de kinderen met hun zorgen terecht kunnen bij de jeugdbeschermer.

5.De mening van [de minderjarige 1]

Uit de brief die [de minderjarige 1] aan de kinderrechter heeft geschreven volgt dat zij het fijn zou vinden als de jeugdbeschermer nog even blijft, omdat zij denkt dat het erger wordt als de jeugdbeschermer er niet meer is. [de minderjarige 1] heeft verder geschreven benieuwd te zijn naar de reden waarom de ouders zijn gescheiden en het fijn te vinden als iemand met haar komt praten, zodat zij beter haar mening aan de ouders kan geven.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de overgelegde stukken en wat ter zitting is besproken blijkt dat [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De afgelopen negen maanden is het onvoldoende gelukt om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen. Als gevolg van de scheidingsproblematiek tussen de ouders en de spanningen die daaruit voortvloeien, ervaren de kinderen klem te zitten tussen de ouders en is er sprake van een loyaliteitsconflict. De kinderen worden belast met volwassen problematiek en geven aan last te hebben van de spanningen tussen de ouders. Om de ouders niet te belasten, lijkt [de minderjarige 1] het lastig te vinden om haar eigen mening en emoties te uiten. Dit is een ernstige bedreiging voor hun ontwikkeling, die nog altijd niet is weggenomen. Positief is dat de (forse) zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder en haar draagkracht, zoals beschreven in de beschikking van 7 februari 2024, nu niet meer aan de orde zijn.
6.2.
De afgelopen periode is gebleken dat de zorg die voor het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen noodzakelijk is niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De moeder heeft met succes het hulpverleningstraject [hulpverleningstraject] afgerond en kan wat zij heeft geleerd toe passen in de communicatie met de vader. Daarentegen ontbrak het bij de vader aan motivatie voor het aangaan van de hulpverlening. Ter zitting is duidelijk geworden dat van een gebrek aan motivatie bij de vader (op dit moment) geen sprake meer is. De vader toont zich gemotiveerd om het hulpverleningstraject [hulpverleningstraject] (hierna te noemen: SPO) in het belang van de kinderen succesvol af te ronden. De verandering in de opstelling van de vader is nog pril. Daar komt bij dat de GI nog een essentiële rol speelt in de uitvoering van het SPO-traject door het aandragen van de hulpvragen, waaraan de vader met zijn coach kan werken. De hulp aan de kinderen moet nog van start gaan. Gelet op het voorgaande is het noodzakelijk dat de hulpverlening in het gedwongen kader wordt voortgezet en dat de GI daarop de regie houdt.
6.3.
De verwachting lijkt de kinderrechter gerechtvaardigd dat de gezaghebbende ouders in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een termijn die, gelet op hun persoon en ontwikkeling, aanvaardbaar te achten is.
6.4.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan de vereisten van een ondertoezichtstelling van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aanwezige problematiek en de nodige hulpverlening, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met zes maanden.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1],
[de minderjarige 2]en
[de minderjarige 3], met ingang van 7 november 2024 tot 7 mei 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024 door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Inge als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 14 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.