In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 september 2024 uitspraak gedaan over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De minderjarige, die al bijna zijn hele leven in een pleeggezin woont, heeft sinds 2021 gezamenlijk gezag met zijn ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder zich al twee jaar volledig heeft teruggetrokken uit het leven van de minderjarige en geen contact meer heeft met hem of de betrokken instanties. Dit gebrek aan contact heeft geleid tot de conclusie dat de moeder niet in staat is om weloverwogen beslissingen te nemen in het belang van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook overwogen dat de vader, die de Belgische nationaliteit heeft, in staat is om het gezag alleen uit te oefenen en dat dit in het belang van de minderjarige is. De kinderrechter heeft de Raad in het gelijk gesteld en het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toegewezen. De vader is nu belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarige. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de pleegouders openstaan voor contact tussen de moeder en de minderjarige, en dat dit contact mogelijk kan worden hersteld met hulp van de advocaat van de moeder.