ECLI:NL:RBNHO:2024:1407

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
15/088296-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van oplichting en diefstal door middel van bankhelpdeskfraude gericht op ouderen

Op 19 november 2020 startte de politie een onderzoek onder de naam Pilot, gericht op bankhelpdeskfraude, waarbij ouderen werden opgelicht. De verdachten deden zich voor als bankmedewerkers en vroegen slachtoffers om hun pinpas en pincode. In de periode van 6 oktober 2020 tot en met 18 februari 2021 zijn zeven verdachten aangehouden en zijn er 16 aangiftes gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen, meerdere diefstallen in vereniging met braak en oplichting. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden en 15 dagen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafoplegging. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade door de bank is vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/088296-21
Uitspraakdatum: 14 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 januari 2024, 23 januari 2024 en 31 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
[adres] ,
feitelijk verblijvende op [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(zaakdossier 3 en 4)
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 14 oktober 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere voorwerpen, te weten:
- een hoeveelheid Bijenkorf cadeaukaarten (met een totale waarde van (ongeveer) 716,75 euro en/of 1760 euro, althans een hoeveelheid geld)
(telkens) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat/deze voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of (telkens) heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren en/of wie dat/deze voorwerp(en) voorhanden had(den), terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/deze voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2.
(zaakdossier 3)
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2020 te Alkmaar (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een hoeveelheid geld (te weten 750 euro en/of 1000 euro en/of 5000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutel, door (telkens) onbevoegd en/of zonder toestemming van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gebruik te maken van een (wederrechtelijk verkregen) bankpas (op naam gesteld van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of de bij die bankpas horende pincode;
3.
(zaakdossier 5)
hij op of omstreeks 14 oktober 2020 te Alkmaar (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een hoeveelheid geld (te weten 1000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutel, door (telkens) onbevoegd en/of zonder toestemming van die [slachtoffer 3] gebruik te maken van een (wederrechtelijk verkregen) bankpas (op naam gesteld van die [slachtoffer 3] ) en/of de bij die bankpas horende pincode;
4.
(zaakdossier 7)
hij op of omstreeks 22 oktober 2020 te Haarlem en/of Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een bankpas (op naam gesteld van [slachtoffer 4] ) en/of een bij die bankpas horende pincode door:
- telefonisch contact met voornoemde [slachtoffer 4] op te nemen, en/of (vervolgens)
- zich voor te doen als een bonafide medewerker van de ABN-Amrobank, en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat er vreemde/frauduleuze handelingen werden verricht op haar bankrekening en/of dat zij is opgelicht en/of kan worden opgelicht en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), het geld op de bankrekening(en) van die [slachtoffer 4] wil veiligstellen op een andere bankrekening, omdat de verzekering anders de schade niet zou vergoeden, en/of dat die [slachtoffer 4] (hiervoor) dient in te loggen in internet bankieren, en/of (vervolgens)
- aan die [slachtoffer 4] te vragen om met haar bankpas en pincode (via de e.dentifier van de ABN-Amro) in te loggen in internet bankieren, en/of een hoeveelheid geld (te weten 1251,59 euro) over te maken van haar spaarrekening naar haar rekening courant, en/of de pincode van haar bankpas door te geven, en/of (vervolgens) die pincode in ontvangst te nemen, en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat de bankpas van die [slachtoffer 4] bij haar woning zal worden opgehaald, en/of (vervolgens)
- zich te begeven bij/in de woning van die [slachtoffer 4] (gelegen aan [adres] ) en/of zich (wederom) voor te doen als een bonafide medewerker van de ABN-Amrobank en/of aan die [slachtoffer 4] te vragen haar bankpas af te geven en/of de bankpas in ontvangst te nemen en/of (vervolgens) die bankpas door te knippen;
5.
(zaakdossier 7)
hij op of omstreeks 22 oktober 2020 te Haarlem (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een hoeveelheid geld (te weten 1500 euro en/of 500 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutel, door (telkens) onbevoegd en/of zonder toestemming van die [slachtoffer 4] gebruik te maken van een (wederrechtelijk verkregen) bankpas (op naam gesteld van die [slachtoffer 4] ) en/of de bij die bankpas horende pincode.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft hij naar voren gebracht dat de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant] niet voldoende betrouwbaar is, nu op de referentiefoto’s weinig persoonskenmerken te zien zijn. In het proces-verbaal op pagina 432 e.v. vindt geen herkenning plaats maar slechts een constatering van enkele overeenkomsten tussen de verdachte en de persoon op de foto. In één van de processen-verbaal wordt zelfs een andere persoon dan de verdachte herkend.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Inleiding
De politie is op 19 november 2020 een onderzoek gestart onder de naam Pilot. Dit onderzoek richtte zich op een specifieke vorm van oplichting, die ook wel wordt aangeduid met de term ‘bankhelpdeskfraude’, met betrekking tot de periode van 6 oktober 2020 tot en met 18 februari 2021. In het onderzoek zijn zeven verdachten aangehouden. Het onderzoek bevat 16 aangiftes waaruit een beeld naar voren komt van een werkwijze, die in grote lijnen telkens dezelfde is en die zich in het kort als volgt laat omschrijven. De beoogde slachtoffers, die telkens op leeftijd waren, werden gebeld door een man, die zich voordeed als medewerker van een bank. De zogenaamde medewerker vertelde het slachtoffer dat er verdachte transacties of frauduleuze handelingen waren verricht met de bankrekening van het slachtoffer. In een aantal gevallen werd gezegd dat er een bedrag klaar stond om naar Zuid-Afrika en – in één zaak – naar Nigeria over te worden gemaakt. Om de verdachte transacties te voorkomen moesten de slachtoffers hun pinpas, al dan niet doorgeknipt, in een envelop stoppen, en hun pincode dan wel inloggegevens doorgeven. De ‘bankmedewerker’ gaf verder aan dat iemand van de bank bij het slachtoffer zou langskomen om de bankpas op te halen. Vervolgens verscheen een persoon bij de woning van het slachtoffer. Deze persoon nam de bankpas in ontvangst en in enkele gevallen knipte deze persoon de bankpas door en nam deze mee. Nadat de bankpas was opgehaald, werd de telefoonverbinding verbroken met de ‘bankmedewerker’ die de aangever had gebeld. Kort hierna werden, in enkele gevallen door weer andere personen, met de pinpassen (grote) geldbedragen opgenomen bij geldautomaten en/of aankopen gedaan in verschillende winkels.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Nadere bewijsoverwegingen feiten 1 tot en met 5
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen aan de hand van (camera)beelden en het bezigen daarvan voor het bewijs. Factoren die de bewijskracht van dergelijke herkenningen mede bepalen zijn, kort gezegd:
  • de kwaliteit van de afbeeldingen/beelden;
  • de mate van bekendheid met de waargenomen persoon door de herkenner;
  • het aantal onafhankelijke herkenningen;
  • in hoeverre op de afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn;
  • of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren.
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant] . Deze herkenning is voldoende betrouwbaar. Daarbij is van belang dat de stills van goede kwaliteit zijn en dat op die stills duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken waarneembaar zijn. Verder is van belang dat verbalisant [verbalisant] vaker in aanraking is geweest met de verdachte. Daarnaast heeft hij nauwkeurig omschreven waaraan hij de verdachte heeft herkend, onder meer het postuur, de huidskleur, de haardracht en de kleur van de ogen. Daarbij komt dat de herkenning wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen uit het dossier. Ook heeft de telefoon van de verdachte op 22 oktober 2020 aangestraald in de omgeving van de woning van het slachtoffer [slachtoffer 4] en de pinlocatie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op de beelden staat die betrekking hebben op feit 2 en feit 4. Nu het signalement op deze beelden gelijk is aan de beelden van feit 1, 3 en 5 en gelet op het eerder genoemde proces-verbaal van bevindingen vanaf pagina 760, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte (telkens) de pinner en/of oplichter is geweest. Daarbij betrekt de rechtbank eveneens dat de verdachte op 14 oktober 2020 met de medeverdachte [medeverdachte 1] bij de ING was en dat hij later die dag opnieuw met hem in de Bijenkorf is gezien. Ook de medeverdachte [medeverdachte 2] , die gebeld heeft naar slachtoffers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] om hen de pinpassen afhandig te maken, is op 14 oktober 2020 met [medeverdachte 1] en de verdachte aanwezig in de Bijenkorf.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 oktober 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten:
- een hoeveelheid Bijenkorf cadeaukaarten
voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet en/of van deze voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
2.
hij op 14 oktober 2020 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander telkens een hoeveelheid geld (te weten 750 euro en 1000 euro en 5000 euro) dat aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld telkens onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens onbevoegd en zonder toestemming van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gebruik te maken van een wederrechtelijk verkregen bankpas (op naam gesteld van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en de bij die bankpas horende pincode;
3.
hij op 14 oktober 2020 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander een hoeveelheid geld (te weten 1000 euro) dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd en zonder toestemming van die [slachtoffer 3] gebruik te maken van een wederrechtelijk verkregen bankpas (op naam gesteld van die [slachtoffer 3] ) en de bij die bankpas horende pincode;
4.
hij op 22 oktober 2020 te Haarlem en/of Den Helder tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van een bankpas (op naam gesteld van [slachtoffer 4] ) en een bij die bankpas horende pincode door:
- telefonisch contact met voornoemde [slachtoffer 4] op te nemen, en
- zich voor te doen als een bonafide medewerker van de ABN-Amrobank, en
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat er vreemde handelingen werden verricht op haar bankrekening en dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), het geld op de bankrekening(en) van die [slachtoffer 4] wil veiligstellen op een andere bankrekening, omdat de verzekering anders de schade niet zou vergoeden, en dat die [slachtoffer 4] (hiervoor) dient in te loggen in internet bankieren, en
- aan die [slachtoffer 4] te vragen om met haar bankpas en pincode (via de e.dentifier van de ABN AMRO) in te loggen in internet bankieren, en een hoeveelheid geld (te weten 1251,59 euro) over te maken van haar spaarrekening naar haar rekening courant, en de pincode van haar bankpas door te geven, en die pincode in ontvangst te nemen, en
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat de bankpas van die [slachtoffer 4] bij haar woning zal worden opgehaald, en
- zich te begeven bij/in de woning van die [slachtoffer 4] (gelegen aan [adres] ) en de bankpas in ontvangst te nemen en (vervolgens) die bankpas door te knippen;
5.
hij op 22 oktober 2020 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander telkens een hoeveelheid geld (te weten 1500 euro en 500 euro) dat aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld telkens onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens onbevoegd en zonder toestemming van die [slachtoffer 4] gebruik te maken van een wederrechtelijk verkregen bankpas (op naam gesteld van die [slachtoffer 4] ) en de bij die bankpas horende pincode.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van witwassen.
Ten aanzien van de feiten 2 en 5, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van oplichting.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat zelfs bij een volledige bewezenverklaring sprake is van een beperkt schadebedrag, te weten ongeveer € 9.100,-. Uit de richtlijn voor strafvordering oplichting volgt bij één tot drie slachtoffers en voornoemd schadebedrag een taakstraf van 100 uren en twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. Verder is er ten aanzien van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten en de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten sprake van een voortgezette handeling dan wel eendaadse samenloop, nu er sprake is van dezelfde modus operandi en de gedragingen kort na elkaar moeten volgen om de modus operandi te voltooien. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De verdachte is in 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Gelet op de in de richtlijn voorgeschreven taakstraf zouden onderhavige feiten niet hebben geleid tot additionele vrijheidsbeneming, zodat wordt verzocht daarvan af te zien. Ook dient de straf gematigd te worden wegens overschrijding van de redelijke termijn. Tot slot is van belang dat geen recidive heeft plaatsgevonden in de periode van de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een oplichting en meerdere diefstallen door middel van een valse sleutel. Samen met de mededader(s) heeft hij een pinpas van ouderen op slinkse wijze afhandig gemaakt en met meerdere pinpassen van slachtoffers geld opgenomen. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van Bijenkorf cadeaukaarten die met afhandig gemaakte bankpassen zijn betaald. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij betrokken is geweest bij een schaamteloze vorm van oplichting van ouderen en ook willens en wetens met pinpassen van anderen grote geldbedragen heeft opgenomen zonder stil te staan bij de gevolgen voor de slachtoffers. De ouderen die hiervan slachtoffer zijn geworden waren op (hoge) leeftijd. Voor hen bestaat de impact niet alleen uit financiële schade, maar met name ook uit gevoelens van onveiligheid en wantrouwen. De verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 14 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid in het nadeel van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder overweegt de rechtbank dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op 8 september 2021, omdat op die datum contact is geweest met de raadsman van de verdachte waarbij is aangegeven dat de verdachte nog niet is gehoord. Hierop heeft de raadsman aangegeven dat de verdachte niet wenst mee te werken aan het maken van een afspraak voor een verhoor. Gelet op voornoemd contact kon de verdachte in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Het eindvonnis is op 14 februari 2024 gewezen. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer vijf maanden. In het geval dat de redelijke termijn niet zou zijn overschreden zou de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden hebben opgelegd.
Voortgezette handeling of samenloop
De verdediging heeft ter terechtzitting bepleit dat bij de onder 1 tot en met 3 en de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten sprake is van een voortgezette handeling dan wel eendaadse samenloop.
Voor de voortgezette handeling is het van belang of de verschillende bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen zodanig nauw met elkaar samenhangen, dat de verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank stelt voorop dat er weliswaar samenhang zit tussen de bewezenverklaarde feiten, maar dat het desondanks afzonderlijk tenlastegelegde feiten betreft. Verder stelt de rechtbank ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten vast dat de verdachte eerst via diefstal met een valse sleutel de cadeaukaarten heeft gekocht en deze later heeft gebruikt in de Bijenkorf. Wat betreft het onder 4 en 5 bewezenverklaarde heeft de verdachte de bankpas door middel van oplichting verkregen waarna hij geld heeft gepind met de bankpas die van het slachtoffer is weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een voortgezette handeling, maar dat het gaat om afzonderlijke strafbare handelingen, waar telkens een nieuw ongeoorloofd wilsbesluit van de verdachte aan ten grondslag ligt.
Bij de beoordeling of sprake is van eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de overtreden strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt. De rechtbank is van oordeel dat de strekking van de overtreden strafbepalingen meer dan enigszins uiteenloopt. Daarnaast gaat het in essentie niet om hetzelfde feitencomplex. De gedragingen leveren geen samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex op dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt kan worden gemaakt.
Dat neemt niet weg dat de rechtbank bij de strafoplegging binnen de grenzen van het strafmaximum rekening zal houden met alle factoren die zij van belang acht, waaronder het voorkomen van een onevenredige bestraffing van de verdachte.
Op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden en 15 dagen moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7. Vorderingen benadeelde partijen
7.1.
Vordering [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,- ingediend tegen de verdachte die zij als gevolg van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden. Dit bedrag is het totaal van de met haar bankpas opgenomen bedragen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen, nu is gebleken dat deze schade is vergoed door de bank. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
7.2.
Vordering ING Bank N.V.
De benadeelde partij ING Bank N.V. heeft een vordering tot schadevergoeding van € 53.967,40 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen, nu de vordering op grond van artikel 51g, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering moest zijn ingediend voor het requisitoir en dat is niet het geval geweest. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47, 57, 63, 311, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
elf (11) maanden en vijftien (15) dagen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij ING Bank N.V. niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. J. van Beek en mr. J. Lintjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.E.M. Metri,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2024.