3.4.Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 oktober 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten:
- een hoeveelheid Bijenkorf cadeaukaarten
voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet en/of van deze voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
2.
hij op 14 oktober 2020 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander telkens een hoeveelheid geld (te weten 750 euro en 1000 euro en 5000 euro) dat aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld telkens onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens onbevoegd en zonder toestemming van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gebruik te maken van een wederrechtelijk verkregen bankpas (op naam gesteld van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en de bij die bankpas horende pincode;
3.
hij op 14 oktober 2020 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander een hoeveelheid geld (te weten 1000 euro) dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd en zonder toestemming van die [slachtoffer 3] gebruik te maken van een wederrechtelijk verkregen bankpas (op naam gesteld van die [slachtoffer 3] ) en de bij die bankpas horende pincode;
4.
hij op 22 oktober 2020 te Haarlem en/of Den Helder tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van een bankpas (op naam gesteld van [slachtoffer 4] ) en een bij die bankpas horende pincode door:
- telefonisch contact met voornoemde [slachtoffer 4] op te nemen, en
- zich voor te doen als een bonafide medewerker van de ABN-Amrobank, en
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat er vreemde handelingen werden verricht op haar bankrekening en dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), het geld op de bankrekening(en) van die [slachtoffer 4] wil veiligstellen op een andere bankrekening, omdat de verzekering anders de schade niet zou vergoeden, en dat die [slachtoffer 4] (hiervoor) dient in te loggen in internet bankieren, en
- aan die [slachtoffer 4] te vragen om met haar bankpas en pincode (via de e.dentifier van de ABN AMRO) in te loggen in internet bankieren, en een hoeveelheid geld (te weten 1251,59 euro) over te maken van haar spaarrekening naar haar rekening courant, en de pincode van haar bankpas door te geven, en die pincode in ontvangst te nemen, en
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat de bankpas van die [slachtoffer 4] bij haar woning zal worden opgehaald, en
- zich te begeven bij/in de woning van die [slachtoffer 4] (gelegen aan [adres] ) en de bankpas in ontvangst te nemen en (vervolgens) die bankpas door te knippen;
5.
hij op 22 oktober 2020 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander telkens een hoeveelheid geld (te weten 1500 euro en 500 euro) dat aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld telkens onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens onbevoegd en zonder toestemming van die [slachtoffer 4] gebruik te maken van een wederrechtelijk verkregen bankpas (op naam gesteld van die [slachtoffer 4] ) en de bij die bankpas horende pincode.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.