ECLI:NL:RBNHO:2024:14018

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
C/15/351286 / JU RK 24-576
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 juni 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op een onbekende datum in een onbekende plaats. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor het huidige netwerkpleeggezin vanaf 6 juni 2024 en, zodra mogelijk, voor verblijf bij een accommodatie jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel in een netwerkpleeggezin verblijft en dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft de stukken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam en de e-mail van de moeder in de beoordeling meegenomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2024 waren de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, terwijl de vader niet ter zitting verscheen. De kinderrechter heeft na de zitting direct mondeling uitspraak gedaan. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de minderjarige niet terug kan naar de moeder, die bezig is met een detox, en dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hoger beroep moet binnen drie maanden na de uitspraak worden ingediend bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/351286 / JU RK 24-576
Datum uitspraak: 3 juni 2024
beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 11 april 2024;
- de e-mail van de moeder met bijlagen van 28 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger van de GI] .
De vader was, alhoewel goed opgeroepen, niet ter zitting aanwezig.
1.3.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting met de kinderrechter gesproken.
1.4.
De kinderrechter heeft na sluiting van de zitting, in het bijzijn van [de minderjarige] , direct mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een netwerkpleeggezin in [plaats] .
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 6 december 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 6 december 2024.
2.4.
Ook is bij beschikking van 6 december 2023 een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, danwel een (netwerk)pleeggezin tot 6 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, na wijziging ter zitting, de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor een verblijf bij haar huidige netwerkpleeggezin, en vanaf medio juli 2024 voor haar verblijf bij de accommodatie jeugdhulpaanbieder [accommodatie jeugdhulpaanbieder ] te [plaats] , te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI onderbouwt, samengevat, het verzoek als volgt.
Op 5 januari 2024 is [de minderjarige] verhuisd naar het netwerkpleeggezin in [plaats] . In dit gezin gaat het goed met [de minderjarige] en er zijn geen zorgen over haar huidige thuissituatie. De pleegouders zijn betrokken en heel erg lief voor [de minderjarige] . De netwerkplaatsing is echter tijdelijk, waardoor er vanaf de zomer een nieuwe plek nodig is. De GI heeft hard gezocht omdat er geen perspectief biedende pleeggezinnen zijn, maar heeft nu een plek gevonden voor [de minderjarige] bij het gezinshuis [accommodatie jeugdhulpaanbieder ] . Het gezinshuis zal medio juli 2024 naar het centrum van [plaats] verhuizen. Tussen de organisatie en [de minderjarige] is per brief al contact geweest en [de minderjarige] was redelijk positief. [de minderjarige] kan dan mogelijk naar het [de middelbare school] in [plaats] .
Verder ziet [de minderjarige] de moeder wekelijks op maandag uit school. Volgens [de minderjarige] en moeder gaat dit goed. De moeder heeft besloten dat zij meewerkt aan een detox voor haar verslavingsproblematiek bij de Brijder voor zes weken. Dit is een positieve ontwikkeling en een grote stap van de moeder. Als [de minderjarige] bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder ] geplaatst wordt valt er voor de moeder veel druk weg, waardoor zij goed met zichzelf aan de slag kan gaan. De GI ziet een terugplaatsing bij de moeder nog steeds als mogelijkheid, maar dan moet er voor [de minderjarige] wel een stabiele basis zijn.
[de minderjarige] zag de vader en zijn partner eerst elke vrijdag uit school, maar dit is gestopt. De partner van de vader heeft namelijk op 10 maart 2024 aan de GI laten weten dat zij heeft besloten zichzelf volledig terug te trekken, dat [de minderjarige] niet meer bij hen thuis kan komen voor de omgang en dat de GI en de vader op zoek moeten naar een omgangsmoment waarbij zij en het halfbroertje niet bij aanwezig zijn. De GI ziet dat [de minderjarige] heel graag met haar vader wil zijn, maar zich herhaaldelijk afgewezen voelt waarop zij teleurgesteld is en zich terugtrekt. Het lukt de vader en zijn partner niet om [de minderjarige] te onschuldigen en begrip te hebben voor waar haar gedrag en emoties vandaan komen. De pleegzorgwerker heeft recent gesproken met de vader en zijn partner en vanuit pleegzorg is toen besloten dat [de minderjarige] niet meer teruggeplaatst wordt bij de vader. Het is wel van belang dat er systeemtherapie wordt ingezet in het gezin.
4.
De standpunten
4.1.
[de minderjarige] heeft aan de kinderrechter verteld dat het goed gaat in het huidige netwerkpleeggezin. Het liefste zou zij wel weer bij haar moeder wonen. [de minderjarige] verheugt zich er elke week op om haar moeder weer te zien. Verder ziet zij haar vader nu ongeveer twee keer per maand. Het contact met haar vader is leuk. [de minderjarige] heeft begrepen dat zij tot de zomervakantie bij het huidige netwerkpleeggezin kan blijven en dat er een nieuwe plek voor haar gevonden is in [plaats] . Na de zomervakantie zou [de minderjarige] naar de middelbare school in [plaats] gaan, maar dat kan niet meer als zij in [plaats] gaat wonen.
4.2.
De moeder heeft op 28 mei per e-mail haar mening kenbaar gemaakt. Zij verzoekt een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot drie maanden, met een evaluatie na die periode. Ter zitting heeft de moeder toegelicht dat zes maanden erg lang voelt, maar dat zij weet dat de rust voor [de minderjarige] goed is. [de minderjarige] heeft nu rust, ritme en regelmaat nodig en de moeder heeft nog stappen die zij moet ondernemen. De moeder gaat daarom starten met een detox bij de Brijder. Verder hebben de moeder en [de minderjarige] nu een hele goede band en is het leuk als zij samen zijn. De moeder hoopt dat er snel duidelijkheid komt over de vervolgplek voor [de minderjarige] , zodat [de minderjarige] een plek kan hebben waar zij zich prettig voelt.
4.3.
Het standpunt van de vader is niet bekend, nu hij niet ter zitting is verschenen. De GI heeft ter zitting toegelicht dat de vader wel door de pleegzorgwerker op de hoogte is gebracht van de recente ontwikkelingen.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [de minderjarige] op dit moment nog niet terug naar de moeder kan. De moeder gaat binnenkort bij de Brijder starten met een detox van zes weken, waarbij zij ook een psychologisch onderzoek zal krijgen. Evenals de GI vindt de kinderrechter het zeer positief dat de moeder deze stap heeft gezet. In de komende periode dient de moeder dus aan zichzelf en haar verslavingsproblematiek te werken, zodat zij clean is en blijft en daarmee wellicht weer in staat kan zijn om de zorg voor [de minderjarige] te dragen. De GI zal onderzoeken of [de minderjarige] dan weer bij de moeder geplaatst kan worden of niet. Ook is het voor [de minderjarige] niet mogelijk om terug naar de vader te gaan, nu uit gesprekken tussen pleegzorg, de vader en zijn partner is gebleken dat dit geen optie meer is. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is dan ook noodzakelijk.
5.2.
Het verblijf van [de minderjarige] bij het huidige netwerkpleeggezin komt binnenkort tot een einde. De GI heeft, na lang zoeken, een vervolgplek gevonden bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder ] , een accommodatie jeugdhulpaanbieder in [plaats] . Medio juli 2024 verhuist [accommodatie jeugdhulpaanbieder ] naar een locatie in het centrum van [plaats] en [de minderjarige] kan vanaf dat moment daar ook wonen. Het is voor [de minderjarige] van belang dat zij rust heeft, dus het is zeer positief dat [accommodatie jeugdhulpaanbieder ] een perspectief biedende plek is. Bovendien is het vanuit [accommodatie jeugdhulpaanbieder ] mogelijk om te starten op een middelbare school in [plaats] ( [de middelbare school] ), waar zij bij een eventuele terugplaatsing bij de moeder, ook nog steeds naar toe kan.
5.3.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Daarbij bepaalt de kinderrechter dat de machtiging vanaf 6 juni 2024 wordt verleend voor het huidige netwerkpleeggezin en dat achtereenvolgens, zodra dit mogelijk is, de machtiging wordt verleend voor verblijf bij de accommodatie jeugdhulpaanbieder [accommodatie jeugdhulpaanbieder ] . Wanneer deze laatste machtiging uitvoerbaar is, komt de eerdere machtiging voor uithuisplaatsing bij het netwerkpleeggezin te vervallen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , van 6 juni 2024 tot 6 december 2024:
- bij haar huidige netwerkpleeggezin tot medio juli 2024,
en vervolgens, vanaf medio juli 2024 of zoveel eerder als mogelijk,
- voor haar verblijf bij de accommodatie jeugdhulpaanbieder [accommodatie jeugdhulpaanbieder ] te [plaats] ;
6.2.
bepaalt dat de machtiging bij de accommodatie jeugdhulpaanbieder de eerdere machtiging opvolgt. Zodra de machtiging bij de accommodatie jeugdhulpaanbieder ten uitvoer gelegd wordt, komt de eerdere machtiging voor het netwerkpleeggezin te vervallen;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2024 door mr. J. van Beek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Sicking als griffier, en op schrift gesteld op 14 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.