In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van witwassen van contante geldbedragen. De tenlastelegging betrof het verbergen en verhullen van de herkomst van geldbedragen die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte in de periode van 1 maart 2015 tot en met 12 september 2019, te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, meerdere geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl zij wisten dat deze geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. Tijdens het onderzoek zijn contante geldbedragen van € 21.060,- en € 90.000,- aangetroffen, die niet konden worden verklaard uit legale inkomsten.
De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn van drie jaren en ruim drie maanden in aanmerking genomen bij de strafoplegging. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, heeft de rechtbank een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder het feit dat zij niet eerder voor een strafbaar feit was veroordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het witwassen van criminele gelden een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie en dat de verdachte hieraan heeft bijgedragen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de betrokken rechters de zaak in tegenwoordigheid van de griffier hebben behandeld.