ECLI:NL:RBNHO:2024:13999

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
15-224371-19 en 15-070989-23 (gev ttz)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hasj met forse strafmatiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het witwassen van geldbedragen en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hasj. De verdachte, geboren in 1969, werd aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder het bezit van aanzienlijke hoeveelheden hennep en hasj, en het witwassen van in totaal € 111.140,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 5 december 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de beschuldigingen, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn van drie jaren en ruim drie maanden in aanmerking genomen, wat leidde tot een forse matiging van de op te leggen straf. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, werd de verdachte veroordeeld tot een maximale taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaard worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-224371-19 en 15-070989-23 (gev ttz) (P)
Uitspraakdatum: 19 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 december 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. D. Sarian en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 15-224371-19
feit 1
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 10,80 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep(gruis) en/of
- ongeveer 34,39 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep en/of
- ongeveer 0,53 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep en/of
- ongeveer 18,92 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep en/of
- ongeveer 2,66 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep en/of
- ongeveer 2,65 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde die hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam] ,
- ongeveer 40,73 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep en/of
- ongeveer 97,73 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde die hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 maart 2015 tot en met 12 september 2019, te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) (van) een of meerdere geldbedrag(en) (te weten een bedrag van €21140 en/of een bedrag van €90000), althans een of meerdere voorwerp(en)
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en), althans een of meerdere voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en), althans een of meerdere voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die geldbedrag(en), althans een of meerdere voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
parketnummer 15-070989-23
feit 1
hij op of omstreeks 13 oktober 2021, te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer (van) een geldbedrag (€6150), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
feit 2
hij op of omstreeks 13 oktober 2021 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2999 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de verdachte (partieel) moet worden vrijgesproken van de witwashandelingen die hem ten laste zijn gelegd onder parketnummer 15-224371-19 feit 3 sub a, en onder parketnummer 15-070989-23 feit 1 sub a.
3.2
Standpunt van de verdediging
parketnummer 15-224371-19
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden zoals door de officier van justitie gevorderd, maar dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het bestanddeel medeplegen.
parketnummer 15-070989-23
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden zoals door de officier van justitie gevorderd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiele vrijspraak parketnummer 15-224371-19 feiten 1 en 2Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende bewijs dat de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en) de verdovende middelen aanwezig heeft gehad (feit 1) en aan [naam] heeft verstrekt (feit 2). De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummers 15-224371-19 en
15-070989-23 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
parketnummer 15-224371-19
Feit 2
Aan de verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij een hoeveelheid hennep en hasjiesj aan [naam] (hierna: [naam] ) heeft verstrekt. De verdachte heeft ter zitting het ten laste gelegde feit ontkend. De verdachte heeft verklaard dat hij en [naam] als partners actief waren als tussenhandelaar tussen leveranciers van hennep en hasj en coffeeshops die de hennep en hasj afnamen. Volgens de verdachte heeft [naam] op die manier de beschikking gehad over de verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte onvoldoende aannemelijk is geworden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft zich tijdens het politieverhoor op zijn zwijgrecht beroepen en heeft deze verklaring voor het eerst ter zitting afgelegd. De rechtbank stelt vast dat de verdachte zijn verklaring op geen enkele manier heeft onderbouwd. Daarnaast vindt zijn verklaring onvoldoende steun in het dossier. [naam] heeft immers verklaard dat hij in het pand van de verdachte was om softdrugs af te nemen van de verdachte. In de auto van [naam] , die op 12 september 2019 in de buurt van het pand van de verdachte stond geparkeerd, is hennep en hasjiesj aangetroffen. Verder is gebleken dat deze softdrugs verpakt was in hetzelfde verpakkingsmateriaal als de in het pand van de verdachte aangetroffen softdrugs. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte een hoeveelheid hennep en hasjiesj aan [naam] heeft verstrekt.
Feit 3
De verdachte heeft het onder feit 3 ten laste gelegde witwassen bekend. Het verweer dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen wordt verworpen. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. De huurcontracten voor de woning en de kantoorruimte aan [adres] zijn door de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) afgesloten. De maandelijkse huur voor de woning en de kantoorruimte werd door zowel de verdachte als door [medeverdachte] contant betaald aan de verhuurder. De verdachte en [medeverdachte] hebben jarenlang samengewoond in de woning en voerden een gezamenlijke huishouding. Ook [medeverdachte] heeft dus jarenlang woongenot gehad waarvoor zij met contant geld heeft betaald. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen, waaronder het bedrag van € 90.000,- dat aan huur is betaald, afkomstig zijn uit strafbare feiten. De rechtbank gaat er, gelet op het voorgaande, van uit dat [medeverdachte] op de hoogte was van de financiële situatie van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders zijn dan dat [medeverdachte] ook wist dat de contante geldbedragen afkomstig waren van enig misdrijf. De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergeven feiten en omstandigheden bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte] de ten laste gelegde geldbedragen heeft witgewassen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 15-224371-19 en 15-070989-23 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
parketnummer 15-224371-19
feit 1
hij op 12 september 2019 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 10,80 kilogram hennepgruis en
- 34,39 kilogram hennep en
- 0,53 kilogram hennep en
- 18,92 gram hennep en
- 2,66 gram hennep en
- 2,65 kilogram hasjiesj;
feit 2
hij op 12 september 2019 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk heeft verstrekt aan [naam] ,
- 40,73 gram hennep en
- 97,73 gram hasjiesj;
feit 3
hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 12 september 2019, te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, (van) meerdere geldbedragen te weten een bedrag van € 21.140,- en een bedrag van € 90.000,-
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
parketnummer 15-070989-23
feit 1
hij op 13 oktober 2021 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer een geldbedrag van
€ 6.150,- voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 2
hij op 13 oktober 2021 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad 2999 gram hennep.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 15-224371-19
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 3: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
parketnummer 15-070989-23
feit 1: witwassen.
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en een vermindering van zijn strafeis van 25% toegepast. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 382 dagen waarvan 182 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen geldbedragen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De raadsman heeft verzocht een taakstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich gedurende 4,5 jaar samen met een ander schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 111.140,-. Dit bedrag is deels contant in de woning van de verdachte en [medeverdachte] aangetroffen en voor het overgrote deel gebruikt voor het betalen van de maandelijkse huurkosten van een woning en een daaraan grenzende kantoorruimte. Daarnaast heeft de verdachte in 2019 een hoeveelheid van ruim 48 kilogram hennep en 2,65 kilogram hasjiesj aanwezig gehad in zijn woning en een kleine hoeveelheid hennep en hasj aan een ander verstrekt. Twee jaar later heeft de verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 6.150,-. De verdachte heeft dit bedrag in contanten voorhanden gehad. In de auto waarin de verdachte werd aangehouden werden ook twee bigshoppers aangetroffen met daarin bijna 3 kilogram hennep.
Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de belastingdienst te onttrekken, wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd. De verdachte heeft hier met zijn handelen aan bijgedragen. Softdrugs is een middel waarvan het gebruik weliswaar wordt gedoogd in Nederland, maar dat niettemin verslavend is en een negatieve invloed heeft op de gezondheid van gebruikers. De verdachte heeft door een grote hoeveelheid softdrugs aanwezig te hebben bestemd voor verdere verspreiding en handel, bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van en mogelijk de verslaving aan een voor de gezondheid schadelijke middel.
Uit het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie), gedateerd 24 oktober 2024 blijkt dat de verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Nu die eerdere sanctionering echter dateert van langer dan vijf jaren voor 12 september 2019, zal de rechtbank deze niet in straf verhogende zin meenemen.
Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en naar straffen die in (enigszins) vergelijkbare zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten noemen voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid softdrugs van 25.000 tot 250.000 gram een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. De oriëntatiepunten noemen voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 70.000 en € 125.000 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf tot negen maanden of een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De rechtbank overweegt dat in deze zaak de redelijke termijn op 12 september 2019 is aangevangen, omdat de verdachte op die datum in de zaak met parketnummer 15-224371-19 in verzekering is gesteld en hij daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat jegens hem strafvervolging zou worden ingesteld. Nu het eindvonnis op 19 december 2024 wordt gewezen en de rechtbank van oordeel is dat de overschrijding niet aan de verdachte valt toe te rekenen of anderszins is gebleken van bijzondere omstandigheden, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van drie jaren en ruim drie maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een forse matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. Daarom zal de rechtbank in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de maximale taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Bijkomende straf
parketnummer 15-224371-19
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 21.140,-, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 3 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
parketnummer 15-070989-23
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de geldbedragen van € 4.800,-, € 350,- en € 1.000,-, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
Vermogensmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen in de zaak met parketnummer 15-070989-23, te weten twee bigshoppers met daarin henneptoppen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 3 en 11 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 15-224371-19 en
15-070989-23 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op
3 (drie) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagenhechtenis;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht;
verklaart verbeurd:
parketnummer 15-224371-19
- € 21.140,-.
parketnummer 15-070989-23
- € 4.800,-;
- € 350,-;
- € 1.000,-;
onttrekt aan het verkeer:
parketnummer 15-070989-23
- twee bigshoppers met daarin henneptoppen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort en mr. A. Talmricht, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2024.