ECLI:NL:RBNHO:2024:13996

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
15-132541-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen internationale handel in cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de internationale handel in cocaïne. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 maanden en een geldboete van € 25.000,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 14 juni 2020 en 9 maart 2021, in of omstreeks Schiphol en Amsterdam, zich heeft ingelaten met verschillende handelingen die verband houden met de invoer en verkoop van cocaïne. Dit omvatte het gebruik van cryptotelefoons, deelname aan versleutelde communicatie en het maken van afspraken over de invoer van verdovende middelen. De rechtbank heeft de procesafspraken tussen het openbaar ministerie en de verdediging in acht genomen, waarbij de verdachte heeft ingestemd met de voorgestelde straf. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van de rechtsgevolgen van zijn handelen en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-132541-24
Uitspraakdatum: 19 december 2024
Tegenspraak
verkort strafvonnis(artikel 138b Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv))
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 december 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. R. Funke Küpper en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 juni 2020 tot en met 09 maart 2021 te Schiphol en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van (partij(en)) cocaïne, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers, heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s),
- een (of meer) cryptotelefoon(s) voorhanden gehad en/of gebruikt met daarop de SKY-ECC applicatie en/of
- gecommuniceerd via versleutelde berichten(dienst(en)) en/of
- ( een of meer) ontmoeting(en) gehad gerelateerd aan en/of in verband met de invoer van verdovende middelen en/of
- aan (encrypted Sky-ECC) (groeps)chat(s) deelgenomen die betrekking hebben op de (internationale) handel in verdovende middelen en/of
- ( encrypted Sky-ECC) chatgesprekken en/of besprekingen gevoerd over wijze van verstoppen/verpakken en/of vervoer en/of de hoeveelhe(i)d(en) en/of het inladen op de luchthaven van vertrek, van de binnen Nederlands grondgebied in te voeren verdovende middelen en/of
- ( encrypted Sky-ECC) chatgesprekken en/of besprekingen gevoerd over de (cargo) vluchten van Quito (Ecuador) en/of Panama en/of Peru, naar luchthaven Schiphol, Nederland en/of de (geschikte) luchtvaartmaatschappij voor vervoer van de verdovende middelen en/of
- ( encrypted Sky-ECC) chatgesprekken gevoerd waarbij afbeeldingen van verdovende middelen zijn uitgewisseld en/of
- aan/van/met elkaar en/of een ander of anderen (een) datum(s) doorgegeven op welke dag/dagen de (partij(en)) verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied ingevoerd konden worden en/of
- ( encrypted Sky-ECC) chatgesprekken gevoerd over percentages en/of prijzen en/of borg(stellingen) die zijn gemoeid met de invoer en/of de inkoop en/of het uit het vliegtuig halen en/of van het vliegveld halen van de verdovende middelen en/of het (verdere) verhandelen.

2.Procesafspraken

Procesverloop
Op de pro-formazitting van 9 september 2024 heeft de officier van justitie de rechtbank ervan op de hoogte gesteld dat er tussen het openbaar ministerie en de verdediging procesafspraken zijn gemaakt en dat zij overeenstemming hebben bereikt over de afdoening van de strafzaak tegen de verdachte. De raadsman van de verdachte heeft toegelicht dat de verdachte heeft ingestemd met deze procesafspraken en het afdoeningsvoorstel. Op voorgenoemde zitting is een raamovereenkomst waarin deze procesafspraken en het afdoeningsvoorstel zijn vervat, door de verdachte, de raadsman en de officier van justitie ondertekend.
De raamovereenkomst bevat, samengevat, de volgende afspraken:
  • het openbaar ministerie verzet zich niet tegen een schorsing voor bepaalde tijd van de voorlopige hechtenis van de verdachte, onder de voorwaarde dat het schorsingsverzoek voldoende onderbouwd is. De schorsing duurt tot de dag van de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland in onderhavige zaak, zijnde 19 december 2024, dan wel een periode niet langer dan drie maanden en twee weken;
  • de verdachte en de verdediging zien af van het indienen van onderzoekswensen;
  • de verdachte is aanwezig bij de inhoudelijke behandeling op 5 december 2024;
  • het openbaar ministerie zal rekwireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie van de feiten zoals in de overeenkomst is weergegeven;
  • het openbaar ministerie zal rekwireren tot een tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden en een geldboete ter hoogte van € 25.000,--;
  • door de verdediging worden geen bewijsverweren gevoerd;
  • door de verdediging en het openbaar ministerie wordt geen hoger beroep ingesteld indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het openbaar ministerie gemaakte afspraken;
  • de verdachte onttrekt zich niet aan de tenuitvoerlegging van zijn straf en meldt zich op de dag van de uitspraak bij de politie.
Inhoudelijke behandeling
Tijdens de behandeling op de zitting van 5 december 2024 zijn de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel met de verdachte besproken. De verdachte heeft aangegeven goed te hebben begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft aangegeven volledig achter de overeenkomst te staan, deze vrijwillig te zijn aangegaan en daarbij van voldoende informatie te zijn voorzien. Ook is duidelijk geworden dat de verdachte bij het hele proces om tot deze overeenkomst te komen, voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte aldus vrijwillig en op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) stelt.

3.Beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv

De rechtbank stelt voorop dat de rechtbank geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en het afdoeningvoorstel en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv leidend is geweest.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar de raamovereenkomst, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de zaak af te doen zoals in de raamovereenkomst is overeengekomen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt de beslissing dat bewezen is dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
Met betrekking tot de bewezenverklaring en de op basis daarvan te formuleren kwalificatie van het feit zal de rechtbank op een onderdeel dat ziet op lid 1 sub 1 van artikel 10a van de Opiumwet tot een ander oordeel komen. De rechtbank is van oordeel dat dit verschil niet leidt tot een wezenlijk ander oordeel over de bewezenverklaring en de kwalificatie dan in de raamovereenkomst is opgenomen en ziet dan ook geen aanleiding om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om op dit punt een standpunt in te nemen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op meer tijdstippen in de periode van 22 juni 2020 tot en met 10 februari 2021 te Schiphol en Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten:
- het opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen en
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, van partijen cocaïne, in elk geval telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid en inlichtingen te verschaffen en
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers, hebben hij verdachte en zijn mededaders,
- cryptotelefoons voorhanden gehad en gebruikt met daarop de SKY-ECC applicatie en
- gecommuniceerd via versleutelde berichtendiensten en
- ontmoetingen gehad gerelateerd aan en in verband met de invoer van verdovende middelen en
- aan encrypted Sky-ECC groepschats deelgenomen die betrekking hebben op de internationale handel in verdovende middelen en
- encrypted Sky-ECC chatgesprekken en besprekingen gevoerd over wijze van verstoppen en vervoer en de hoeveelheden en het inladen op de luchthaven van vertrek, van de binnen Nederlands grondgebied in te voeren verdovende middelen en
- encrypted Sky-ECC chatgesprekken en besprekingen gevoerd over de vluchten van Quito (Ecuador) en Panama en Peru, naar luchthaven Schiphol, Nederland en de luchtvaartmaatschappij voor vervoer van de verdovende middelen en
- encrypted Sky-ECC chatgesprekken gevoerd waarbij afbeeldingen van verdovende middelen zijn uitgewisseld en
- encrypted Sky-ECC chatgesprekken gevoerd over percentages en prijzen en borg die zijn gemoeid met de invoer en het uit het vliegtuig halen en van het vliegveld halen van de verdovende middelen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid of inlichtingen te verschaffen en zich of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 33 maanden en een geldboete van € 25.000,--.
7.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht om de zaak af te doen zoals in de procesafspraken is overeengekomen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van bijna acht maanden schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de internationale handel in cocaïne. Harddrugs bevatten voor de gezondheid van de gebruikers zeer schadelijke stoffen en daarom moet het gebruik ervan worden ontmoedigd. De verspreiding van en handel in harddrugs zijn bezwarend en ontwrichtend voor de samenleving, en hebben bovendien veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg, waaronder de door de gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan drugs. Handelingen gericht op het voorbereiden en bevorderen van de handel in harddrugs worden daarom bestreden met aanzienlijke gevangenisstraffen.. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich heeft ingelaten met deze strafbare feiten en heeft bijgedragen aan deze keten van criminele activiteiten. Daarbij heeft hij zich kennelijk laten leiden door financieel gewin en zich geen rekenschap gegeven van de negatieve gevolgen van zijn handelen.
De aard en de ernst van het feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie), gedateerd 11 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op wat het afdoeningsvoorstel met betrekking tot de strafoplegging inhoudt en de voordelen die gepaard gaan met dienovereenkomstige afdoening. In het afdoeningsvoorstel is verwoord dat het ten laste gelegde feit zonder procesafspraken tot een strafeis van 48 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou leiden.
Het afdoeningsvoorstel dient een efficiënte en voortvarende behandeling en een effectieve afdoening van de zaak. Het is reeds in een vroeg stadium van het strafproces tot procesafspraken gekomen. Omdat de rechtbank in overeenstemming met het afdoeningsvoorstel oordeelt, wordt een mogelijk lang proces in eerste aanleg voorkomen en vloeit daaruit in beginsel ook voort dat het belang bij een behandeling van de zaak in hoger beroep ontbreekt. De op te leggen straf kan onmiddellijk ten uitvoer worden gelegd. Het afdoeningsvoorstel doet daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een strafoplegging die in overeenstemming is met het afdoeningsvoorstel en zoals ter zitting door de officier van justitie is gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 23, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 10a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
33 (drieëndertig) maanden;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
160 (honderdzestig) dagenhechtenis; en
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. A. Talmricht, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2024.