ECLI:NL:RBNHO:2024:13995

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
15-182628-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke invoer van cocaïne met een hoeveelheid van 4.003,3 gram

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2024 op Schiphol een hoeveelheid van 4.003,3 gram cocaïne opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol, werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. Tijdens de rechtszitting op 5 december 2024 heeft de officier van justitie, mr. B. Rademacher, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. V.J.M.H.Y. van Haaster, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de koffer waarin de cocaïne was aangetroffen niet van de verdachte was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte had bij aankomst op Schiphol een zwarte koffer van de bagageband gehaald, maar deze weer teruggelegd. Na onderzoek door de douane werd in de koffer een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wisselend had verklaard over de koffer en dat de bewijsmiddelen overtuigend waren. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk de cocaïne had ingevoerd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, gezien de op te leggen gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-182628-24 (P)
Uitspraakdatum: 19 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 december 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. B. Rademacher en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. V.J.M.H.Y. van Haaster, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juni 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de koffer, waarin de cocaïne is aangetroffen, van de verdachte is. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
Op 3 juni 2024 is de verdachte met een vlucht vanuit de Dominicaanse Republiek, via Frankfurt, op de luchthaven Schiphol aangekomen. Aldaar heeft de verdachte een zwarte koffer van de bagageband gehaald, naar het bagagelabel gekeken, en de zwarte koffer vervolgens weer teruggelegd op de bagageband. De zwarte koffer is daarna door medewerkers van de douane onderzocht, waarbij onder een losse bodemplaat in totaal 4 kilogram cocaïne is aangetroffen. Nadat de verdachte is aangesproken door de douanemedewerkers bleek hij een claimtag in bezit te hebben waarvan het securitynummer en het bagagelabelnummer overeenkwamen met die van het bagagelabel aan de zwarte koffer. Een foto van de claimtag en een foto van het bagagelabel zijn in het dossier gevoegd.
Tegenover de douanemedewerkers heeft de verdachte na aankomst op Schiphol ongevraagd over de zwarte koffer verklaard dat hij deze koffer nieuw had aangeschaft in de Dominicaanse Republiek. Tijdens zijn verhoor in de raadkamer van de rechtbank heeft de verdachte ontkend dat hij dit gezegd zou hebben en ontkend dat de zwarte koffer van hem is. Bij zijn verhoor bij de Koninklijke Marechaussee heeft de verdachte eveneens ontkend dat de zwarte koffer van hem was en heeft hij verklaard dat zijn eigen koffer antracietgrijs was en dat hij die koffer in Nederland had gekocht. Ook heeft hij toen verklaard dat hij geen claimtag bij zich had. Ter terechtzitting heeft de verdachte onder meer verklaard dat hij wellicht uit vermoeidheid tegen de douanemedewerkers had gezegd dat hij de zwarte koffer in de Dominicaanse Republiek had gekocht.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte wisselend heeft verklaard over de vraag of de zwarte koffer van hem is. Daarbij komt dat het securitynummer en het bagagelabelnummer op de bij de verdachte aangetroffen claimtag overeenkomen met de nummers op het bagagelabel van de zwarte koffer. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte daarom ongeloofwaardig en schuift die verklaring terzijde. Dat, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, niet kan worden uitgesloten dat na het inchecken op het vliegveld in de Dominicaanse Republiek het bagagelabel van de koffer van de verdachte is verwijderd en aan de zwarte koffer is gehecht, verwerpt de rechtbank gelet op het voorgaande.
Gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de zwarte koffer waarin de cocaïne is aangetroffen van de verdachte is en dat het niet anders kan dan dat hij heeft geweten dat er cocaïne in de koffer zat. De rechtbank oordeelt daarom dat de verdachte opzettelijk de in de zwarte koffer verborgen cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 juni 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid cocaïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 4.003,3 gram cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof en daarom moet het gebruik ervan worden ontmoedigd. De handel in cocaïne gaat bovendien gepaard met andere vormen van zware criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten. Tegen de invoer van cocaïne wordt daarom streng opgetreden.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het onderhavige feit geen andere straf dan een langdurige vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen de straffen die doorgaans worden opgelegd aan personen die een vergelijkbare hoeveelheid harddrugs hebben ingevoerd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor de invoer van 4.000 tot 5.000 gram harddrugs geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 tot 38 maanden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op
het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie), gedateerd 28 november 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte zowel in Nederland als in het buitenland eerder voor opiumdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Omdat deze veroordelingen van enige tijd geleden zijn, weegt de rechtbank deze omstandigheid echter niet strafverzwarend mee bij de strafoplegging.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden is, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verzoek met betrekking tot de voorlopige hechtenis
De raadsvrouw heeft - gelet op de bepleite vrijspraak - verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
De rechtbank zal, gelet op de op te leggen gevangenisstraf, het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; en
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Talmricht, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. M.S. Neervoort, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2024.