ECLI:NL:RBNHO:2024:13944

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
10798179
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige voorschotbijdragen door appartementseigenaren aan de VvE

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser 1], vertegenwoordigd door De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V., en de gedaagden, [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. De gedaagden, als appartementseigenaren, waren in een eerder vonnis al veroordeeld tot betaling van achterstallige voorschotbijdragen aan de Vereniging van Eigenaren (VvE), maar hebben opnieuw de betaling opgeschort. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden niet bevoegd zijn om de betaling van de voorschotbijdragen op te schorten, aangezien het splitsingsreglement dit verbiedt. De gedaagden hebben hun betalingsverplichting opnieuw opgeschort, onder andere met de reden dat de bankrekening van [eiser 1] niet wordt beheerd door een bevoegd bestuur. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de verplichting tot betaling van de voorschotbijdragen blijft bestaan, ongeacht de situatie van het bestuur. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 21.635,27, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De veroordeling is hoofdelijk uitgesproken, wat betekent dat elke gedaagde het volledige bedrag kan worden aangesproken voor de betaling.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 10798179 \ CV EXPL 23-4935
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
[eiser 1],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen

1.[gedaagde 2] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 3],
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
In een eerder vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagden] als appartementseigenaren niet bevoegd zijn de betaling van voorschotbijdragen aan [eiser 1] op te schorten: voor het aan de orde stellen van klachten over het verwarmingssysteem zijn andere procedures aangewezen en op grond van het reglement van splitsing geldt een verbod op opschorting of verrekening van de voorschotbijdragen. In deze zaak heeft de kantonrechter geen reden anders te oordelen. [gedaagden] moeten daarom de achterstallige voorschotbijdragen met rente en kosten betalen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 november 2023 met stukken
- de conclusie van antwoord met stukken
- het tussenvonnis van 6 december 2023
- de brief van 16 januari 2024 met een verzoek tot aanhouding van [gedaagden]
- de akte van [eiser 1] van 22 mei 2024 met het verzoek om voortzetting van de procedure
- de mondelinge akte van [gedaagden] van 22 mei 2024 over de voortgang van de procedure
- de akte vermeerdering van eis met nader stukken van [eiser 1]
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van het appartementsrecht bestaande uit een woning gelegen in het service-appartementencomplex ‘ [naam] ’ in [plaats] aan het [adres] . Zij zijn door aankoop van dit appartementsrecht van rechtswege lid geworden van [eiser 1] .
2.2.
Appartementseigenaars moeten in de schulden en kosten van het beheer en onderhoud van het gebouw, onderling en tegenover [eiser 1] , voor elk appartementsrecht met een gelijk deel bijdragen, tenzij daarvoor bij het splitsingsreglement een andere verhouding is bepaald. [1]
2.3.
Volgens het splitsingsreglement zijn de appartementseigenaren verplicht maandelijks een voorschotbijdrage te betalen en kan ‘de betaling van de verschuldigde voorschotbijdrage niet worden verrekend of opgeschort in verband met een (vermeende) vordering op de vereniging of de gezamenlijke eigenaars.’ [2]
2.4.
Aan [gedaagden] wordt maandelijks het voorschotbedrag en eventueel extra verleende diensten, zoals de reservering van een logeerkamer, in rekening gebracht.
2.5.
In het vonnis van 9 augustus 2023 heeft de kantonrechter van deze rechtbank geoordeeld dat [gedaagden] niet bevoegd zijn de betaling van voorschotbijdragen op te schorten en zijn zij veroordeeld tot betaling van de achterstallige voorschotbijdragen.
2.6.
[gedaagden] hebben het bedrag waartoe zij zijn veroordeeld betaald, maar hebben daarna opnieuw de voorschotbijdragen niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] vordert – samengevat en na vermeerdering van eis - veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 23.213,91, vermeerderd met rente en kosten. [eiser 1] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagden] als lid van [eiser 1] gehouden zijn de maandelijkse voorschotbijdrage te voldoen. Ook zijn zij gehouden te betalen voor bijkomende diensten die zij hebben afgenomen, zoals de reservering van een logeerkamer. [eiser 1] heeft de voorschotbijdragen en de kosten voor bijkomende diensten gefactureerd (in totaal: € 19.479,53), maar [gedaagden] weigeren opnieuw de facturen te voldoen. Omdat [gedaagden] geen gevolg hebben gegeven aan de verschillende aanmaningen, maakt [eiser 1] ook aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.752,09 inclusief btw. [eiser 1] maakt verder aanspraak op de wettelijke rente, die berekend tot 19 november 2024 € 982,29 bedraagt.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer. Zij erkennen verschuldigdheid van de voorschotbijdragen en kosten, maar voeren aan dat zij betaling daarvan mogen opschorten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagden] hebben hun betalingsverplichting opnieuw opgeschort. Als reden hiervoor hebben [gedaagden] onder andere aangevoerd dat de bankrekening van [eiser 1] niet wordt beheerd door een daartoe bevoegd bestuur. Ook als sprake is van een afgetreden bestuur van [eiser 1] , waarvan nu geen sprake meer is, blijft echter de verplichting tot betaling van de voorschotbijdragen aan [eiser 1] staan. Daarbij geldt voor [gedaagden] een verbod tot opschorting van de voorschotbijdragen. Dit is bepaald in het splitsingsreglement.
4.2.
[gedaagden] hebben hun betalingsverplichting verder opgeschort, omdat [eiser 1] volgens hen nog steeds onvoldoende doet om de geluidsoverlast die door het verwarmingssysteem wordt veroorzaakt op te lossen en hun klachten daarover niet serieus neemt. Dit standpunt hebben zij ook ingenomen in een eerdere procedure over onbetaald gelaten voorschotbijdragen. In het vonnis van 9 augustus 2024 heeft de kantonrechter overwogen dat [gedaagden] hun klachten over de verwarmingsinstallatie aan de orde kunnen stellen in de ledenvergadering. Als [gedaagden] het vervolgens niet eens zijn met een besluit daarover door de ledenvergadering, kunnen zij via een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter om vernietiging van dat besluit verzoeken. Bij weigering van de ledenvergadering om storingen te verhelpen of aanpassingen aan de technische installaties te verrichten, kunnen [gedaagden] aan de kantonrechter een vervangende machtiging verzoeken. Ook heeft de kantonrechter overwogen dat in het reglement van splitsing een verbod op opschorting en verrekening van de voorschotbijdragen is opgenomen. Dit heeft tot het oordeel van de kantonrechter geleid dat [gedaagden] hun betalingsverplichting niet rechtsgeldig hebben opgeschort.
4.3.
De kantonrechter heeft geen reden om in deze zaak anders te oordelen. [gedaagden] hebben de mogelijkheid via een verzoekschriftprocedure een verzoek te doen tot vernietiging van een besluit van de ledenvergadering. [3] Als de ledenvergadering geen besluit neemt, kunnen [gedaagden] via een verzoekschriftprocedure verzoeken om een vervangende machtiging. [4] Voor het aan de orde stellen van klachten over de verwarmingsinstallatie en het verkrijgen van medewerking van [eiser 1] zijn dan ook andere procedures de aangewezen weg. Van een rechtsgeldige opschorting kan alleen al daarom geen sprake zijn. Ook staat het verbod van opschorting van de verplichting tot betaling van voorschotbijdragen hieraan in de weg.
4.4.
[gedaagden] erkennen de juistheid van de gefactureerde voorschotbedragen en de kosten voor bijkomende diensten van in totaal € 19.479,53. Zij zullen tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld. Omdat [gedaagden] in verzuim zijn met betaling hiervan, zijn zij ook wettelijke rente aan [eiser 1] verschuldigd.
Ook dat deel van de vordering van [eiser 1] , waartegen geen verweer is gevoerd, zal worden toegewezen.
4.5.
[eiser 1] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van in totaal € 2.752,09. [eiser 1] heeft meerdere aanmaningen verstuurd, waarin telkens een bedrag aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is berekend. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser 1] daarmee niet voldaan aan het vereiste dat het redelijk moet zijn om buitengerechtelijke incassokosten te maken. Na het uitblijven van de betaling van de eerste drie aanmaningen had het voor haar duidelijk moeten zijn dat [gedaagden] ook in gebreke zouden blijven met de betaling van de overige termijnen. De kantonrechter zal daarom aansluiten bij de hoogte van de hoofdsom en het daarbij in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief van € 1.173,45.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
19.479,53
- buitengerechtelijke incassokosten
- wettelijke rente

1.173,45
982,29
+
totaal
21.635,27
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
21.635,27
4.7.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
131,83
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
847,50
(2,5 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.628,33
4.8.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser 1] te betalen een bedrag van € 21.635,27, te vermeerderen met de wettelijke rente [5] over een bedrag van € 19.479,53, met ingang van 19 november 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.628,33, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

Voetnoten

1.Artikel 5:113 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 10 van het splitsignsreglement.
3.Artikel 5:130 BW.
4.Artikel 5:121 lid 1 BW.
5.Artikel 6:119 BW.