ECLI:NL:RBNHO:2024:13937

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
15-057782-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op inbeslaggenomen geldbedragen en koopwoning van klager in het kader van artikel 552a Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klager, die in bewaring is gesteld, heeft een klaagschrift ingediend tegen het beslag dat is gelegd op zijn inbeslaggenomen geldbedragen en zijn koopwoning. De rechtbank oordeelt dat klager ontvankelijk is in zijn beklag, omdat de vervolging is aangevangen en de tweejaarstermijn niet van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat het strafvorderlijk belang van voortduring van het beslag op de geldbedragen en de woning aanwezig is, maar dat de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit in de weg staan van het voortduren van het beslag op het woonhuis. De rechtbank overweegt dat de executoriale verkoop van de woning zou betekenen dat klager en zijn gezin hun huis verliezen, terwijl er een particuliere geldschieter is gevonden die hen in staat stelt de hypotheeklening bij de bank af te lossen. De rechtbank concludeert dat het tijdelijk opheffen van het beslag ten behoeve van het vestigen van een nieuw recht van hypotheek niet in strijd is met het strafvorderlijk belang van het Openbaar Ministerie. Het klaagschrift wordt gegrond verklaard ten aanzien van het woonhuis, maar ongegrond ten aanzien van de geldbedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Haarlem
parketnummer : 15-057782-20
raadkamernummer : 24-028729
datum : 19 december 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
adres [adres] ,
voor deze zaak woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist (Utrechtseweg 75, 3702 AA Zeist),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

Feiten

Uit de Kennisgevingen van inbeslagneming volgt dat op 4 en 5 maart 2020 de volgende goederen op grond van artikel 94 Sv (waarheidsvinding en/of wederrechtelijk verkregen voordeel aantonen) onder de klager in beslag zijn genomen:
- een contant geldbedrag van in totaal € 100.110,-,
- het saldo op de bankrekening ter hoogte van € 362.224,07 en
- een Apple iPhone mobiele telefoon.
Nadien is er op 29 september 2022 op grond van artikel 94 Sv beslag gelegd op de woning van de klager, gelegen aan het Veluwemeer 250 te Woerden.

Procedure

Op 27 mei 2020 is er namens de klager een klaagschrift ingediend tot teruggave van de
inbeslaggenomen geldbedragen en de mobiele telefoon.
Bij beslissing van 16 november 2020 heeft de rechtbank Noord-Holland het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen gelden en de telefoon zal verbeurd verklaren.
Op 20 november 2024 is een tweede klaagschrift ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Een aanvulling op het klaagschrift is op 9 december 2024 ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 16 december 2024 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de klager, de advocaat, mr. M.H.H. Meulemeesters en de officier van justitie op zitting gehoord.
Beklag
Klager stelt dat het beslag ten aanzien van de geldbedragen en koopwoning dient te worden opgeheven. Volgens hem is er geen sprake geweest van witwassen, ondergronds bankieren en/of valsheid in geschrifte. Bovendien meent klager dat het persoonlijk belang van hem (en zijn vrouw) bij de opheffing van het beslag zwaarder moet wegen, nu voortzetting van het beslag – mede door het tijdsverloop – in strijd is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Klager heeft hiertoe gesteld dat een voorziening is getroffen door een particuliere geldschieter, die hen in staat stelt de hypotheeklening bij de [bank] af te lossen en een nieuw recht van hypotheek wil vestigen op het pand. Dit is noodzakelijk omdat een hypothecaire financiering bij een andere bank of andere onder de Wft vallende financiële instelling niet langer mogelijk is door de registratie in het extern verwijzingsregister. Om dit nieuwe recht van hypotheek te vestigen moet het Openbaar Ministerie echter wel meewerken aan de (tijdelijke) opheffing van het beslag. Als dit niet gebeurt resteert alleen een executoriale verkoop, waarvan de executiewaarde aanzienlijk lager zal zijn dan gebruikelijk is in het economisch verkeer, waardoor klager, zijn vrouw en twee kinderen hun huis verliezen. Bovendien zullen zij dan financieel op 0 worden gezet doordat het OM reeds heeft aangekondigd ook beslag op de overwaarde van de woning te willen leggen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift niet ontvankelijk verklaard dient te worden wegens het overschrijden van de maximale termijn waarbinnen een klaagschrift dient te zijn ingediend, nu ten tijde van het indienen van het klaagschrift het beslag meer dan twee jaar op de woning rustte. Subsidiair heeft de officier van justitie gesteld dat er een stevige verdenking witwasverdenking op de verdachte rust, waardoor het strafvorderlijk belang van voortduring van het beslag onverminderd aanwezig is. Ook ten aanzien van de financiering van de woning geldt dat er sprake is van een verdenking van witwassen. Er kan bovendien geen medewerking worden verleend aan de gewenste tijdelijke opheffing van het beslag op de woning, nu er sprake is van een zeer ongebruikelijke voorgestelde nieuwe financieringsconstructie met onbekende herkomst van financiële middelen, dat door het Openbaar Ministerie mede gezien de korte termijnen niet onderzocht kan worden. Doordat (ook) de nieuwe financieringsconstructie kenmerken van witwassen kent en er geen zekerheid bestaat over de voortzetting van de geldlening ná een jaar, wordt het OM in haar belangen geschaad, waardoor ook het tijdelijk opheffen van het beslag geen optie is.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Inleiding
De rechtbank stelt op grond van het raadkamerdossier en het besprokene ter terechtzitting het volgende vast. Op 4 maart 2020 is op luchthaven Schiphol onder klager een grote hoeveelheid contant geld (EUR 100.110,-) aangetroffen terwijl hij op uitreis naar Roemenië was. Klager is vervolgens aangemerkt als verdachte van witwassen. Op dit bedrag, en ook op de geldbedragen die in januari en februari 2020 op de bankrekening van klager werden ontvangen (EUR 362.224,07), is vervolgens klassiek beslag gelegd. Op 27 mei 2020 heeft klager een klaagschrift ingediend bij de rechtbank Noord-Holland ten aanzien van het geld en een inbeslaggenomen telefoon. De rechtbank heeft het klaagschrift bij beslissing van 16 november 2020 ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van oordeel was dat het op dat moment niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen gelden en de telefoon verbeurd zal verklaren.
Op 11 maart 2021 zijn klager en zijn vrouw een hypotheekovereenkomst aangegaan met de [bank] van EUR 400.000 voor de aanschaf van een koopwoning. De totale koopsom voor het pand, dat bestaat uit een woondeel en een bedrijfslocatie, bedroeg EUR 485.000. Op 29 september 2022 is klassiek beslag gelegd op de woning van klager, nu gedurende het onderzoek bij de officier van justitie het vermoeden is ontstaan dat klager onder overlegging van vervalste stukken ten aanzien van een fictief dienstverband de hypotheekverstrekker [bank] heeft bewogen tot de financiering van de aankoop van zijn woonhuis. De [bank] heeft vervolgens de hypotheekovereenkomst met klager beëindigd wegens het door hem verstrekken van valse informatie, het verzwijgen van een - vrijwel - gelijktijdige aankoop van een woning in Duitsland en het strafvorderlijk gelegde beslag, waardoor het niet afgeloste bedrag van EUR 365.000 in een keer opeisbaar is geworden. De [bank] heeft klager daarnaast opgenomen in het extern verwijzingsregister van de [bank] .
Ontvankelijkheid
Artikel 552a lid 4 Sv. bepaalt dat een klaagschrift in het geval de vervolging nog niet is ingesteld dient te worden ingediend binnen twee jaar na inbeslagname. Nu klager reeds in bewaring is gesteld is de vervolging van klager aangevangen. Dit betekent dat de tweejaarstermijn niet van toepassing is en het bepaalde in lid 3 geldt. Klager is daarom ontvankelijk in zijn vordering.
Beoordeling strafvorderlijk belang
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier en voorlopig karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Gelet op de inhoud van het dossier, de bevindingen in het strafonderzoek en indachtig het marginale toetsingskader, is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen geld en de woning verbeurd zal verklaren. Klager wordt immers verdacht van – onder andere- witwassen en de rechtbank acht dit vermoeden, mede gelet op de hoeveelheid geld, de wijze van vervoer, de coupures van 500 euro alsmede de in de telefoon van klager aangetroffen gesprekken over het vervoeren van geld, gerechtvaardigd. Ook ten aanzien van de aankoop van de woning bestaat een (stevige) verdenking dat valse stukken ten aanzien van een Duits dienstverband zijn verstrekt ten aanzien van het verkrijgen van een hypotheek. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de voorlopige bevindingen uit het dossier dat de legale inkomsten van klager en zijn vrouw tekortschieten om de woningen mee te financieren, de aangetroffen chatberichten met contact [naam], de wisselende verklaringen die klager heeft gegeven over zijn dienstverband in Duitsland, de vrijwel gelijktijdige aankoop van de woning in Duitsland, en de bevindingen ten aanzien van de vermeende salarisbetalingen (met verschillende betaaldata, omschrijvingen en het ontbreken van een chronologische volgorde). Dit alles maakt dat het strafvorderlijke belang van voortduring van het beslag onverminderd aanwezig is, nu een verbeurdverklaring van geld en woning op dit moment niet hoogst onwaarschijnlijk is. Het enkele tijdsverloop maakt dit niet anders.
Proportionaliteit
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit in de weg staan van het laten voortduren van het beslag op het woonhuis op het moment van de voorgenomen passeerdatum. Klager heeft gemotiveerd aangegeven dat de executoriale verkoop van de woning zal betekenen dat zijn gezin het huis verliest, nu de openstaande lening van de [bank] ter hoogte van EUR 365.000 ineens afgelost dient te worden. Het persoonlijke belang van klager en zijn gezin om (vooralsnog) en vooruitlopend op de inhoudelijke beoordeling van zijn strafzaak in de woning te kunnen blijven wonen, is hiermee een gegeven. Voor de aflossing van deze schuld is een particuliere geldschieter gevonden, die ten behoeve van een lening ter hoogte van EUR 300.000 een eigen recht van hypotheek wil vestigen. Bij deze nieuwe financieringsconstructie is een notaris betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het aanwezige strafvorderlijk belang van het Openbaar Ministerie geschaad wordt door het tijdelijk opheffen van het beslag ten behoeve van het vestigen van een nieuw recht van hypotheek. Ná het passeren van de hypotheek staat het de officier van justitie immers vrij om opnieuw beslag te leggen. In die situatie geldt dat de nieuwe lening bovendien substantieel lager is dan het momenteel nog openstaande en ineens opeisbare hypotheekbedrag bij de [bank] , waardoor de preferente vordering die de nieuwe hypotheekverstrekker eventueel zal krijgen lager zal zijn dan momenteel al het geval is. Ook uit het aanwezige taxatierapport kan de rechtbank niet afleiden dat het Openbaar Ministerie in zijn belangen wordt geschaad door het vestigen van een nieuw recht van hypotheek, nu de woning, al dan niet in verhuurde staat, op een aanzienlijk hoger bedrag wordt getaxeerd dan het nieuw te lenen bedrag van EUR 300.000. De hypotheekschuld zal dus ruimschoots kunnen worden voldaan.
Dat de hypotheekovereenkomst in eerste instantie wordt aangegaan voor een periode van slechts een jaar, of tegen een rentebedrag dat hoger ligt dan in de markt gebruikelijk, maakt dit niet anders. Als het OM meent dat klager door de nieuwe financieringsconstructie in strijd met wettelijke voorschriften handelt, is het aan de officier van justitie om de nieuw ingebrachte geldsom in de verdenking te betrekken, of indien daar aanleiding tot bestaat om de verdenking uit te breiden naar de particuliere hypotheekverstrekker.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het laten voortduren van het strafvorderlijk beslag ten tijde van de voorgenomen passeerdatum in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het klaagschrift is in zoverre dus gegrond ten aanzien van het woonhuis van klager. Het klaagschrift is ongegrond met betrekking tot de contante en girale geldbedragen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beklag
ongegrondten aanzien van de geldbedragen, te weten het contante geldbedrag van in totaal € 100.110,- en het saldo op de bankrekening ter hoogte van
€ 362.224,07;
- verklaart het beklag
gegrondten aanzien van het woonhuis van de klager.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.A. Hesselink, rechter,
in tegenwoordigheid van drs. M. Essing-van den Berg, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.