ECLI:NL:RBNHO:2024:13934

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
15-158061-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en diefstal in vereniging met valse sleutels

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichtingen en diefstal in vereniging. De verdachte en zijn mededaders hebben op slinkse wijze bankpassen en pincodes van vier slachtoffers bemachtigd en vervolgens geld van hun bankrekeningen opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte is herkend op camerabeelden en zijn telefoongegevens bevestigen zijn betrokkenheid bij de misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er gedeeltelijke toewijzingen van vorderingen van benadeelde partijen wegens materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank heeft ook de wettelijke voorschriften toegepast en de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-158061-23 (P)
Uitspraakdatum: 3 december 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen: de verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Booij, en van hetgeen de raadsman van de verdachte, mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op meerdere momenten in of omstreeks de periode van 10 maart 2023 tot en met 21 maart 2023 te Maartsendijk, gemeente De Bilt, en/of Den Helder, en/of Bergen en/of Akersloot, gemeente Castricum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten pinpassen en/of pincodes en/of cash geld en/of sieraden en/of een kluis, toebehorend aan:
‐ [benadeelde 1] (blz 300: bankpasjes, PIN codes en een kluis met inhoud) en/of
‐ [benadeelde 2] (blz 18: bankpassen, PIN codes en cash geld) en/of
‐ [benadeelde 3] (blz. 33: bankpassen, PIN codes en sieraden) en/of
‐ [benadeelde 4] (blz 59: bankpassen en PIN codes)
door (telkens)
‐ telefonisch contact op te nemen met voornoemde aangevers en zich daarbij voor te doen als (een medewerker van) de ING bank en/of de Rabobank en/of ABN AMRO bank, althans van een bank, waardoor die aangevers werden bewogen tot afgifte van diens bankpassen en/of pincodes en/of geld en/of sieraden;
‐ naar de woning van voornoemde aangevers te gaan en zich daarbij voor te doen als (een
medewerker van) de ING bank en/of de Rabobank en/of ABN AMRO bank, althans van een bank, die de bankpassen en/of pincodes en/of geld en/of sieraden en kluis komt ophalen, waardoor die aangevers (telkens) werden bewogen tot afgifte van hun bankpassen en/of pincodes en/of geld en/of sieraden en/of kluis;
Feit 2
hij op meerdere momenten in of omstreeks de periode van 10 maart 2023 tot en met 21 maart 2023 te Alkmaar en/of Amsterdam en/of Hilversum, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
een geldbedrag (van in totaal 7.468,‐ euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
‐ [benadeelde 1] (blz. 300: 1.395 + 1.395 euro) en/of
‐ [benadeelde 2] (blz 18: 500,‐ + 500,‐ + 420,‐ euro) en/of
‐ [benadeelde 3] (blz. 33: 2.458,‐ + 500,‐ euro) en/of
‐ [benadeelde 4] ( blz 59: 300,‐ euro)
in elk geval (telkens) aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig verkregen pinpas en/of pincode, althans door onbevoegd gebruik te maken van voornoemde pinpas en/of pincode.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het betreft de aangevers [benadeelde 2] – tot een bedrag van maximaal € 1.000,- – en [benadeelde 1]. Ten aanzien van de overige aangevers moet volgens de raadsman vrijspraak volgen. Voorts is er geen sprake van medeplegen. Uit de zendmastgegevens blijkt hooguit dat de verdachte aanwezig was, niet dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Bewijsmotivering
Medeplegen van oplichting en diefstal
Voor het medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat komt vast te staan dat bij het begaan van het strafbaar feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict moet van voldoende gewicht zijn. Van een bewuste en nauwe samenwerking kan doorgaans ook worden gesproken als sprake is van een gezamenlijke uitvoering.
Modus Operandi
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat een vaste werkwijze is gebruikt bij de ten laste gelegde oplichtingen en diefstallen. Alle slachtoffers worden gebeld door een persoon die zich voordoet als medewerker van een bank en zich in de meeste gevallen voorstelt als ‘[naam 1]’ of ‘[naam 2]’. Deze persoon houdt de slachtoffers lang aan de telefoon met een verhaal over verdachte transacties op hun bankrekening en het voorstel om hun bankpas(sen) te vervangen. Alle slachtoffers worden ertoe bewogen hun pincode(s) door te geven en hun bankpas(sen) onder uitwisseling van een vooraf doorgegeven code af te geven aan een ‘koerier’ of ‘collega van de bank’ die kort na of tijdens het telefonisch contact aan de deur langskomt. In een aantal gevallen worden de slachtoffers ook bewogen sieraden of zelfs een gehele kluis af te staan. Met de bankpassen van de slachtoffers worden snel na ontvangst in winkels, voornamelijk de Amac, luxe goederen gekocht of worden bij pinautomaten in de buurt geldbedragen opgenomen. In de Amac wordt voor aankopen steeds gebruik gemaakt van een klantaccount met de naam ‘[naam 3]’.
De wijze waarop deze oplichtingen en diefstallen hebben plaatsgevonden vereist een planmatige aanpak en een intensieve voorbereiding en samenwerking tussen de betrokken personen. Er waren in ieder geval twee personen betrokken bij de organisatie van de oplichtingen en diefstallen: degene die de telefoongesprekken voerde en zich uitgaf als bankmedewerker en de ‘koerier’ die de goederen kwam ophalen bij de slachtoffers.
Rol verdachte
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is wat de rol van de verdachte is geweest bij de ten laste gelegde feiten en hoe deze rol gekwalificeerd moet worden.
De rechtbank stelt ten aanzien van de oplichting en diefstal op 10 maart 2023 (aangeefster [benadeelde 1]) vast dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] is herkend op camerabeelden van de Amac winkel in Hilversum, terwijl zij daar iPhones kochten met de pinpas van [benadeelde 1]. Uit de zendmastgegevens blijkt dat de telefoons van de verdachte, van [medeverdachte 1] en de telefoon die is gebruikt om mensen te bellen die worden opgelicht, op die dag meerdere malen gelijktijdig vallen onder het bereik van dezelfde zendmast in de omgeving van het adres van aangeefster in Maartensdijk.
Met betrekking tot de oplichting en diefstal op 15 maart 2023 (aangever [benadeelde 2]) is de verdachte door verbalisanten herkend als degene die heeft gepind met de bankpas van [benadeelde 2] bij een geldautomaat aan de Houttil in Alkmaar. Uit de zendmastgegevens blijkt dat de telefoons van de verdachte, [medeverdachte 1] en de telefoon die wordt gebruikt om mensen te bellen die worden opgelicht, meerdere malen gelijktijdig onder het bereik van dezelfde zendmast vallen.
Bij de oplichting en diefstal van 17 maart 2023 (aangeefster [benadeelde 3]) is de medeverdachte [medeverdachte 1] herkend als degene die de pinpas heeft opgehaald bij het huis van aangeefster in Bergen en als degene die bij de Amac winkel in Alkmaar heeft betaald met de pinpas van [benadeelde 3]. Uit de zendmastgegevens blijkt dat de telefoons van de verdachte, van [medeverdachte 1] en de telefoon die wordt gebruikt om mensen te bellen die worden opgelicht, op die dag meerdere malen gelijktijdig vallen onder het bereik van dezelfde zendmast in de omgeving van het adres van aangeefster.
Volgens de aangifte is aangeefster [benadeelde 4] op 21 maart 2023 opgelicht tussen 11.00 en 13.00 uur. [medeverdachte 1] is herkend als degene die om 12.54 uur met de pinpas van [benadeelde 4] heeft gepind bij de geldautomaat aan de Houttil in Alkmaar. Rond 13.00 uur die dag zijn de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] staande gehouden. De verdachte bevond zich daarbij samen met [medeverdachte 1] in een voertuig (Toyota Aygo met kenteken [kenteken]). Diezelfde auto is ook gezien bij een pintransactie door de verdachte met de pinpas van aangeefster [benadeelde 2] op 15 maart 2023 als de auto waar de verdachte op dat moment uit stapte. Tijdens de insluitingsfouillering is in de onderbroek van de verdachte de pinpas van mevrouw [benadeelde 4] aangetroffen. Uit de zendmastgegevens blijkt dat de telefoons van de verdachte en van [medeverdachte 1] en de telefoon die wordt gebruikt om mensen te bellen die worden opgelicht, meerdere malen gelijktijdig onder het bereik van dezelfde zendmast vallen.
Gelet op het voorgaande - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van
oordeel dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met
medeverdachten en dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de delicten. Hoewel niet ten aanzien van alle feiten is gebleken dat de verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht, kan wel worden vastgesteld dat hij in die gevallen een bankpas van één van de slachtoffers in bezit had en in de directe nabijheid is geweest van de degene(n) die wel uitvoeringshandelingen heeft/hebben verricht, nu zijn telefoon in die gevallen telkens dezelfde zendmast heeft aangestraald als de telefoon waarmee de aangevers op dat moment zijn gebeld en/of dezelfde zendmast heeft aangestraald als de telefoon van [medeverdachte 1]. Het kan dan ook niet anders dan dat in georganiseerd verband is samengewerkt.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van een deel van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van de bij aangever [benadeelde 2] weggenomen geldbedragen, te weten 420 euro. Dit bedrag ziet op een aankoop in een Gucci winkel, die met de pinpas van de aangever is betaald. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte bij die aankoop betrokken is geweest en daarmee een aandeel in de diefstal heeft gehad.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij in de periode van 10 maart 2023 tot en met 21 maart 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten pinpassen en pincodes en/of cash geld en/of sieraden en/of een kluis, toebehorend aan:
‐ [benadeelde 1] en
‐ [benadeelde 2] en
‐ [benadeelde 3] en
‐ [benadeelde 4]
door
‐ telefonisch contact op te nemen met voornoemde aangevers en zich daarbij voor te doen als een medewerker van de ING bank en/of de Rabobank en/of ABN AMRO bank, waardoor die aangevers werden bewogen tot afgifte van bankpassen en pincodes en/of geld en/of sieraden;
‐ naar de woning van voornoemde aangevers te gaan en zich daarbij voor te doen als een medewerker van de ING bank en/of de Rabobank en/of ABN AMRO bank, die de bankpassen en pincodes en/of geld en/of sieraden en/of kluis komt ophalen, waardoor die aangevers (telkens) werden bewogen tot afgifte van hun bankpassen en pincodes en/of geld en/of sieraden en/of kluis.
Feit 2
hij in de periode van 10 maart 2023 tot en met 21 maart 2023 te Alkmaar en Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (telkens) een geldbedrag (van in totaal 7.048,‐ euro), dat geheel of ten dele aan
‐ [benadeelde 1] (1.395,- + 1.395,- euro) en
‐ [benadeelde 2] (500,‐ + 500,‐ euro) en
‐ [benadeelde 3] (2.458,‐ + 500,‐ euro) en
‐ [benadeelde 4] (300,‐ euro)
toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig verkregen pinpas en pincode.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de verdachte een contactverbod op te leggen met de medeverdachte [medeverdachte 1].
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de strafbare feiten
Het gaat in deze zaak om zogenoemde bankhelpdeskfraude en diefstal. De verdachte en zijn mededader(s) hebben op slinkse wijze bankpassen en pincodes bemachtigd en vervolgens geld van de bankrekeningen van de slachtoffers opgenomen en met hun passen gepind. Behalve pinpassen en pincodes hebben zij enkele slachtoffers ook cash geld en sieraden afhandig gemaakt. De verdachte heeft samen met anderen binnen twee weken tijd vier personen opgelicht en bestolen. Hij en zijn mededader(s) hebben bewust ouderen als slachtoffer gekozen. Ouderen zijn vaak afhankelijk van de zorg en aandacht van anderen. Dit soort feiten kunnen hun vertrouwen in anderen, maar ook hun veiligheidsgevoel en zelfvertrouwen ernstig aantasten. De verdachte heeft misbruik gemaakt van hun vertrouwen. Dit heeft bij de slachtoffers financiële en emotionele schade aangericht en zorgt voor verontwaardiging in de samenleving.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 oktober 2024. Hieruit blijkt dat hij al eerder voor het plegen van een soortgelijke strafbaar feit is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid in het nadeel van de verdachte mee.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat bij deze laffe oplichtingen en diefstallen, die blijk geven van een geraffineerde werkwijze met een bewuste keuze voor kwetsbare slachtoffers, enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur passend is. Alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van acht maanden passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat vier maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte 1] op te leggen.

7.Beslissing omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 STK Bankpas, merk: Rabobank, moet worden teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Hoewel deze bankpas op naam van aangeefster [benadeelde 4] staat, kan de rechtbank niet vaststellen of zij als rechthebbende moet worden aangemerkt, dan wel dat Rabobank de rechthebbende van deze bankpas is.

8.Vordering benadeelde partijen schadevergoedingsmaatregel

8.1.
[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.558,97 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering bestaat uit € 1.808,97 materiële schade en € 750,00 immateriële schade.
De verdediging heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de aanschaf van beveiligingscamera’s geen rechtstreekse schade vormt.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 1.363,99 rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: aanschaf van bankpassen (€ 9,-), aanschaf kluis (€ 54,99), horloges en sieraden (€ 1.300,-).
De rechtbank overweegt met betrekking tot de camera’s dat uit de facturen blijkt dat deze geruime tijd na de oplichting en diefstal zijn aangeschaft, te weten in januari en april 2024. De bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd in maart 2023. Gelet op dit tijdsverloop is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de bewezen verklaarde feiten en de aanschaf van de camera’s. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering, te weten een bedrag van € 332,20, dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Verder blijkt niet uit de aangifte dat de inhoud van de kluis mede bestond uit een paspoort, waardoor de benadeelde partij ten aanzien van dat deel van de vordering eveneens niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De verdachte is voor de schade van de benadeelde partij naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Immateriële schade
Naar aanleiding van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. In dit geval, omdat niet is gebleken dat de benadeelde partijen fysiek letsel hebben opgelopen, zou het alleen kunnen gaan om ‘een aantasting in de persoon op andere wijze’. Van een dergelijke aantasting is in ieder geval sprake indien een benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelden meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In een dergelijk geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen, dan wel dienen de aard en de ernst van de normschending mee te brengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hiervan is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
De rechtbank beseft dat een oplichting en diefstal als in een zaak als deze, gevoelens van onveiligheid en angst tot gevolg kan hebben en dat slachtoffers hiervan geruime tijd last kunnen blijven houden. Hoewel deze gevoelens invoelbaar en voorstelbaar zijn, impliceren deze echter niet zonder meer ‘geestelijk letsel’ bij de benadeelde en zijn deze ook anderszins niet zonder meer aan te merken als een ‘aantasting in de persoon’ zoals bedoeld in artikel 6:106 BW.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestaan van (geestelijk) letsel bij de benadeelde partij niet naar objectieve maatstaven worden vastgesteld. De aantasting in de persoon is ook niet zodanig met concrete gegevens onderbouwd dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelden meebrengen dat van een dergelijke aantasting sprake is. Evenmin brengen de aard en de ernst van de normschending, gelet op de relatief korte duur van de oplichting, mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. De rechtbank wil hierbij benadrukken dat zij hiermee niet beoogt om de ervaringen van de benadeelde partijen te bagatelliseren. Op dit moment zijn echter te weinig concrete gegevens bekend om aan de hiervoor genoemde juridische toets te voldoen.
Op basis van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij in beginsel in de gelegenheid moeten worden gesteld om nader te onderbouwen dat zij als gevolg van het handelen van verdachte (geestelijk) letsel heeft opgelopen. Omdat dit echter zou betekenen dat de onderliggende strafzaak moet worden aangehouden en dit een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, zal de rechtbank de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.2.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.030,- ingediend tegen de verdachte wegens schade die hij als gevolg van het de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering bestaat uit € 1.400,- materiële schade van weggenomen contant geld uit zijn woning en € 630,- immateriële schade.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het materiële deel van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het immateriële deel heeft de verdediging bepleit dat dit deel moet worden afgewezen, gelet op de strenge eisen voor de toewijzing van immateriële schade bij vermogensdelicten.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 1.400,- rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De verdachte is voor de schade van de benadeelde partij naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Immateriële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. Voor de motivering van deze beslissing verwijst de rechtbank naar haar overwegingen hierboven onder 8.1, kopje
immateriële schade. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.3.
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 300,- ingediend tegen de verdachte wegens schade die zij als gevolg van het de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering bestaat uit materiële schade als gevolg van het pinnen met haar bankpas.
De verdediging heeft de vordering niet inhoudelijk betwist. De rechtbank is van oordeel dat de schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten en dat deze voldoende is onderbouwd. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De verdachte is voor de schade van de benadeelde partij naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.4.
Kosten en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van alle genoemde benadeelde partijen veroordelen in de kosten die zij hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken. Tot op heden worden die kosten vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd en diefstal in vereniging met valse sleutels, meermalen gepleegd] aanleiding ter zake van de vorderingen van alle benadeelde partijen, voor zover toegewezen, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
4 (vier) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
3 (drie) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt van: 1 STK Bankpas.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 1.363,99en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.363,99, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 1.400,-, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.400,- en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor een maximale duur van 24 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 300,-, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,- en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor een maximale duur van 6 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. M. Goedhart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2024.