RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 mei 2024 in de zaak tussen
1.de stichting
Stichting Bergen aan Zee,gevestigd te Bergen aan Zee
2.de besloten vennootschap
De Dennen BV,gevestigd te Bergen aan Zee
3. [eiser 1]uit Bergen aan Zee
4. [eiser 2]uit Bergen aan Zee
5. [eiser 3]uit Bergen aan Zee
6. [eiser 4]uit Bergen aan Zee
7. [eiser 5]uit Bergen aan Zee
8. [eiser 6]uit Bergen aan Zee
9. [eiser 7]uit Bergen aan Zee,
eisers
gemachtigde: mr. L.T. van Eijck van Heslinga, advocaat te Alkmaar,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder (hierna: het college)
gemachtigde: ing. C. van Duivenbode, werkzaam bij de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de besloten vennootschap
Nassau Bergen B.V.uit Bergen aan Zee (hierna: Nassau Bergen)
gemachtigde: mr. D. Sietses, advocaat te Heerenveen.
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over de vraag of Nassau Bergen een natuurvergunning nodig heeft voor haar project dat bestaat uit het slopen van het bestaande Hotel Nassau, de huidige winkels en eetgelegenheden op het Rode Plein en het herontwikkelen van een nieuw hotel aan het Van der Wijckplein 4 in Bergen aan Zee. Het college heeft de door Nassau Bergen gevraagde vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: ‘natuurvergunning)’ geweigerd onder de overweging dat met toepassing van het leerstuk van intern salderengeen natuurvergunning is vereist. Een dergelijke weigering wordt een positieve weigering genoemd.
1.1.Eisers zijn het niet eens met de positieve weigering (hierna ook: het bestreden besluit). Zij voeren daartegen een aantal beroepsgronden aan. Eisers voeren aan dat het college de zogenaamde bouwvrijstelling niet aan het besluit ten grondslag mocht leggen. Zij betogen voorts dat niet intern kon worden gesaldeerd en onvoldoende aannemelijk is dat het nieuwe hotel niet meer stikstof zal uitstoten, omdat niet is verzekerd dat het te realiseren hotel gasloos zal worden uitgevoerd. De rechtbank beoordeelt de positieve weigering aan de hand van de beroepsgronden.
1.2.De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college een juiste beslissing heeft genomen. Het college heeft terecht geconcludeerd dat de gevraagde natuurvergunning niet was vereist en dus kon worden geweigerd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.