ECLI:NL:RBNHO:2024:13863

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
24/6828
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen sluiting bedrijfspand wegens aantreffen munitie

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die bezwaar maakt tegen de sluiting van zijn bedrijfspand voor de duur van zes maanden. De sluiting is opgelegd door de burgemeester van Edam-Volendam op basis van artikel 174a van de Gemeentewet, na het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid munitie in het pand tijdens een politieonderzoek. Verzoeker, die een autogarage exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzoekt om schorsing van de sluiting tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2024 behandeld. Tijdens de zitting zijn zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de burgemeester aanwezig geweest. De burgemeester heeft de sluiting gemotiveerd door te verwijzen naar eerdere overtredingen en de risico's die de aangetroffen munitie met zich meebrengt voor de openbare orde en veiligheid. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de burgemeester niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van langdurige overlast die een ernstige verstoring van de openbare orde met zich meebrengt, zoals vereist door de wet.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit, omdat de burgemeester niet bevoegd was om tot sluiting over te gaan. De voorzieningenrechter concludeert dat de aanwezigheid van munitie op zichzelf niet voldoende is om te spreken van een ernstige verstoring van de openbare orde. De burgemeester moet het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker vergoeden. De uitspraak is gedaan op 29 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/6828

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 november 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. V. Poelmeijer),
en

de Burgemeester van de gemeente Edam-Volendam

(gemachtigde: D. Al).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker in verband met de sluiting van zijn bedrijfspand voor de duur van zes maanden op grond van artikel 174a, eerste lid, onder a, van de Gemeentewet. Het verzoek is het besluit te schorsen tot zes weken nadat de beslissing op bezwaar is genomen.
1.2
Met het bestreden besluit van 22 oktober 2024 heeft verweerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat zijn bedrijfspand voor de duur van zes maanden wordt gesloten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester, vergezeld door [naam] .

Totstandkoming van het besluit

2.1
Verzoeker is met zijn autogarage genaamd autohandel [bedrijf 2] , gevestigd op het adres [adres] in [adres] .
2.2
Blijkens een bestuurlijke rapportage van 17 oktober 2024 heeft de politie een doorzoeking gedaan in het bedrijfspand van verzoeker. Deze doorzoeking heeft plaatsgevonden in het kader van een internationaal politieonderzoek in samenwerking met de Deense en de Duitse politie naar aanleiding van een reeks gepleegde plofkraken. Verzoeker is voor deze plofkraken aangehouden voor overdracht naar Duitsland.
2.3
Bij de doorzoeking is een aanzienlijke hoeveelheid munitie aangetroffen. De politie heeft in een kluis die op het kantoor in het bedrijfspand stond, twee lades gevuld met munitie van verschillende kalibers met name bestemd voor zware vuurwapens aangetroffen. Ook is in een kast in dit kantoor een sporttas aangetroffen met lege hulzen. In deze sporttas heeft de politie ook kartonnen verpakkingen van munitie aangetroffen. De aangetroffen munitie valt onder artikel 2, tweede lid, categorie II, onder 1 en 3, van de Wet wapens en munitie. Verzoeker is geen verlofhouder met betrekking tot deze munitie.
2.4
Eerder heeft op 18 april 2024 een integrale controle door de politie plaatsgevonden in het bedrijfspand van verzoeker. Toen was verzoeker ook al huurder van het pand. Daarbij zijn auto’s zonder verzekering, zonder kentekenplaten, en met een verlopen APK in en rondom het pand aangetroffen. Ook zijn er kentekenplaten aangetroffen van gestolen en verduisterde voertuigen. Daarnaast is een vacuümapparaat met daarin resten van cannabis aangetroffen. Ook zijn wapens aangetroffen. Dit betrof een ploertendoder, twee messen, een kruisboog en pijlen voor de kruisboog. Tijdens deze controle is het de controleurs opgevallen dat in en rondom het pand meerdere camera’s waren bevestigd. Dit duidt volgens de burgemeester vaak op de aanwezigheid van (ernstige) ondermijnende criminaliteit.
2.5
Naar aanleiding van de bevindingen van de doorzoeking op 18 april 2024 heeft de burgemeester destijds ook een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende dat het bedrijfspand van verzoeker voor zes maanden werd gesloten. Tegen dit besluit heeft verzoeker ook bezwaar gemaakt, waarbij hij ook een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend. Deze voorlopige voorziening is met de uitspraak van 2 juli 2024 toegewezen. De voorzieningenrechter heeft in die uitspraak overwogen dat verweerder ten onrechte artikel 13b van de Opiumwet als grondslag voor de sluiting had gebruikt, omdat er geen drugs in het pand waren aangetroffen, alleen het vacuümapparaat met daarin resten van cannabis. Naar aanleiding van die uitspraak heeft de burgemeester besloten het besluit tot sluiting van het bedrijfspand in te trekken.
2.6
De burgemeester betrekt deze eerdere constateringen bij de huidige oplegging van de last onder bestuursdwang tot sluiten van het bedrijfspand. De grote hoeveelheid aangetroffen munitie zorgt er in combinatie met de eerdere overtredingen voor dat er naast criminele feiten en factoren, ook sprake is van betrokkenheid bij criminele netwerken en ondermijning. Deze criminele netwerken zorgen voor gevaarzetting voor hun onmiddellijke omgeving. De aanwezigheid van munitie brengt diverse risico’s met zich mee, zoals explosiegevaar, risico op criminele activiteiten, gevaar voor hulpdiensten, onveiligheid voor de omgeving en milieurisico’s. De aanwezigheid van munitie heeft ook een brede maatschappelijke impact, aldus de burgemeester. Het aantreffen van een grote hoeveelheid munitie leidt tot gevoelens van onveiligheid, verstoring van het dagelijks leven en een afname van het vertrouwen in de autoriteiten. Er is de afgelopen jaren een toename van beschietingen van woningen en bedrijfspanden.
2.7
Gezien de risico’s is volgens de burgemeester sprake van een ernstige bedreiging van de openbare orde en veiligheid. De burgemeester heeft daarom besloten het bedrijfspand met toepassing van artikel 5:31, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met ingang van 18 oktober te sluiten voor de duur van 6 maanden. Het verder voorkomen van gevaren en het herstel van de openbare orde rechtvaardigt volgens de burgemeester spoedeisend optreden, waarbij een zienswijze van verzoeker niet kan worden afgewacht. De burgemeester acht het belangrijk dat het pand onmiddellijk wordt onttrokken uit het criminele circuit.
Het bestreden besluit is vervolgens op 22 oktober 2024 verzonden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.2
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker, of de sluiting van het bedrijfspand naar haar voorlopig oordeel stand kan houden.
Bevoegdheid burgemeester
4.1
Verzoeker voert aan dat de burgemeester niet bevoegd is om op grond van artikel 174a, eerste lid, onder a, van de Gemeentewet over te gaan tot sluiting, omdat van langdurige overlast die een ernstige ordeverstoring met zich meebrengt, zoals dit artikel vereist, geen sprake is. Voor toepassing van dit artikel moet aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk worden gemaakt dat zich in en om het pand of op het daarbij behorende erf ernstige gedragingen voordoen, en dat daarvoor verschillende soorten ernstige overlast zich met grote regelmaat en langdurig voordoen, zie vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). [1] De burgemeester heeft onvoldoende gemotiveerd waar de verstoring van de openbare orde concreet uit blijkt. De burgemeester betrekt bij zijn besluit de vermeende eerdere overtredingen. Er is echter geen sprake van eerdere overtredingen, aangezien de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester destijds geen bevoegdheid had ex artikel 13b Opiumwet. Het enkel aantreffen van munitie is onvoldoende voor het sluiten van een pand. Verzoeker verwijst in dit kader naar een uitspraak van de Afdeling. [2]
Het bedrijf is erkend als stagebedrijf. Dat maakt dat het pand gecontroleerd is en geschikt is bevonden als stageplek.
4.2
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat alle omstandigheden tezamen maken dat sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde. Tijdens de integrale controle van 18 april 2024, dus al meer dan een halfjaar geleden, zijn er kentekens aangetroffen van gestolen verduisterde voertuigen in een dure categorie. Een Audi RS6 heeft een nieuwwaarde van € 200.000,-. Daarnaast zijn er toen al wapens aangetroffen waaronder een kruisboog, een ploertendoder en een groot mes. Verder is er een vacuümapparaat met resten van cannabis gevonden. Na de controle op 18 april 2024 is er twee keer een hercontrole geweest door de boa’s, namelijk op 15 mei 2024 en op 11 juni 2024. Tijdens deze controles zijn er wederom auto’s zonder verzekering en/of Apk-keuring aangetroffen op de parkeerruimte bij het pand en is gebleken dat het vacuümapparaat en de kruisboog nog steeds in het pand zijn. Nadien is op 7 juli 2024 een gestolen RS6 aangetroffen die rechtstreeks verband houdt met het pand. Uiteindelijk is er een grote politie-inval geweest op 16 oktober 2024. Tijdens deze inval is de aanzienlijke hoeveelheid munitie aangetroffen. De aanwezigheid van munitie wijst op betrokkenheid bij illegale activiteiten, zoals:
- Wapenhandel, handel in munitie of wapensmokkel.
- Voorbereiding van geweldsdelicten, zoals gewapende overvallen of aanslagen.
- Groeperingen of individuen met criminele intenties die de munitie willen gebruiken.
De optelsom van alles wat bij de verschillende controles is aangetroffen laat volgens de burgemeester zien dat er activiteiten plaatsvinden die duiden op criminele ondermijning. Bij dit soort criminaliteit is er een hoog risico’s op ripdeals.
Dit verhoogt het risico op geweldsincidenten leidt tot verdere verstoring van de openbare orde. Het aantreffen van een grote hoeveelheid munitie leidt tot gevoelens van onveiligheid, verstoring van het dagelijks leven, en een afname van het vertrouwen in autoriteiten. Het is dan ook noodzakelijk om het pand te sluiten. Er dient rust te komen in de omgeving.
4.3.1
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter had de burgemeester in dit geval niet de bevoegdheid om tot sluiting van het bedrijfspand over te gaan. De burgemeester heeft de sluiting van het bedrijfspand gebaseerd op sub a, van het eerste lid van artikel 174a, van de Gemeentewet. Op grond van vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de hiervoor onder 4.1 genoemde uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2023, dient aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens te worden vastgesteld dat de gedragingen zich in het pand voordoen, en dat er langdurige overlast is die zich met grote regelmaat voordoet en die maatschappelijk onaanvaardbare vormen heeft aangenomen. Dit criterium sluit aan bij wat de wetgever voor ogen had toen artikel 174a in de gemeentewet werd opgenomen, en die bedoeling is met de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 174a op 1 januari 2024 niet veranderd. Verder vergt verstoring van de openbare orde overlast waardoor de veiligheid en de gezondheid van mensen in de directe omgeving van het bedrijfspand in ernstige mate worden bedreigd en moet door verweerder worden aangetoond dat de overlast risico's voor de omgeving geeft die te vergelijken zijn met drugsoverlast.
4.3.2
De voorzieningenrechter realiseert zich dat de bevindingen uit de bestuurlijke rapportages ernstig zijn en dat deze gelinkt kunnen worden aan ernstige strafbare feiten. De bevindingen zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in het licht van de vaste rechtspraak over deze materie echter onvoldoende om te voldoen aan het hiervoor geschetste toetsingskader. Onder verwijzing naar meergenoemde uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2023 oordeelt de voorzieningenrechter dat in onderhavig geval de openbare orde in de omgeving van het bedrijfspand niet is verstoord door de handelingen die in het pand zijn verricht en de materialen die daar zijn aangetroffen. Uit de politierapportages blijkt namelijk niet dat sprake was van langdurige overlast die zich met grote regelmaat voordeed en die maatschappelijk onaanvaardbare vormen aannam, vergelijkbaar met drugsoverlast. Zowel in de periode voor het politieonderzoek als daarna zijn er geen meldingen gedaan over activiteiten of personen in het bedrijfspand. Ook zijn er geen ontploffingen of andere incidenten in het bedrijfspand geweest. Er is ook geen sprake van een duidelijke loop naar het bedrijfspand. De aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveel munitie is ernstig en verontrustend, maar kan op zichzelf niet worden aangemerkt als langdurige overlast en daarmee ook niet als een verstoring van de openbare orde zoals bedoeld in artikel 174a, eerste lid, onder a, van de Gemeentewet. Daarbij komt dat de munitie in beslag is genomen door de politie, en nu dus niet meer in het bedrijfspand aanwezig is.
4.3.3
De burgemeester heeft bij de onderhavige sluiting ook de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage van de eerdere doorzoeking op 18 april 2024, zoals beschreven onder 2.4, betrokken. Dat de voorzieningenrechter over die sluiting destijds heeft geoordeeld dat de burgemeester niet bevoegd was, omdat hij de verkeerde wettelijke grondslag had gebruikt, betekent niet dat de burgemeester die bevindingen niet bij onderhavige sluiting mag betrekken. Echter, ook met deze bevindingen erbij wordt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voldaan aan het hierboven geschetste toetsingskader.
4.3.4
Ter zitting heeft de burgemeester nog naar voren gebracht dat, wanneer mocht blijken dat sub a van het eerste lid van artikel 174a van de Gemeentewet in dit geval niet aan de sluiting ten grondslag kan worden gelegd, hij het besluit kan stoelen op sub c van ditzelfde artikel. De voorzieningenrechter geeft de burgemeester echter mee dat ook dit onderdeel van het artikel in dit geval niet de juiste grondslag voor sluiting kan bieden. Voor toepassing van deze grondslag moet namelijk sprake zijn van wapens die in verband kunnen worden gebracht met langdurige overlast. Zoals ook blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis van de wijziging van artikel 174a van de Gemeentewet, valt munitie buiten de reikwijdte van dit artikel. [3] Het is tussen partijen niet in geschil dat een kruisboog er wel onder kan vallen. De kruisboog in deze zaak kan echter niet in verband worden gebracht met langdurige overlast.
4.3.5
Ter zitting is nog gesproken over het feit dat het in het onderhavig geval de sluiting van een bedrijfspand betreft en niet een woning, terwijl de strenge lijn in de jurisprudentie ziet op de sluiting van woningen. Dit gegeven kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter relevant zijn en een rol spelen bij de beoordeling van de evenredigheid en de noodzakelijkheid van de sluiting. Omdat de burgemeester in dit geval geen bevoegdheid heeft om tot sluiting van het pand over te gaan, komt de voorzieningenrechter aan een bespreking van de evenredigheid en de noodzakelijkheid in dit geval echter niet toe.

Conclusie en gevolgen

5.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot zes weken nadat de burgemeester een beslissing op het bezwaar van verzoeker heeft genomen.
5.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarom krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken nadat de burgemeester een beslissing op het bezwaar van verzoeker heeft genomen;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187 aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2022-2023, 36217, nr. 3, p. 8.
2.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2402.
3.Handelingen I, 10 oktober 2023, pagina 2.