ECLI:NL:RBNHO:2024:13843

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
11068490 \ CV EXPL 24-1142
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van informatieplichten en algemene voorwaarden in kinderopvangovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 30 oktober 2024, is de stichting Klein Alkmaar als eisende partij opgetreden tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft verzocht om veroordeling van de gedaagde tot betaling van € 420,34, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op twee overeenkomsten tussen een handelaar en een consument, waarbij de eisende partij niet heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve vastgesteld dat de eisende partij niet heeft onderbouwd dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan, en heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om alsnog de benodigde informatie te verstrekken.

Daarnaast heeft de kantonrechter ambtshalve de algemene voorwaarden van de overeenkomst beoordeeld op de aanwezigheid van oneerlijke bedingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016 van toepassing zijn en heeft enkele bedingen, zoals het rente- en incassobeding en het prijswijzigingsbeding, getoetst en niet oneerlijk bevonden. De eisende partij is in de gelegenheid gesteld om de vordering nader toe te lichten, met de waarschuwing dat een gebrek aan onderbouwing in toekomstige zaken kan leiden tot afwijzing van de vordering. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11068490 \ CV EXPL 24-1142
Uitspraakdatum: 30 oktober 2024
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Klein Alkmaar
te Alkmaar
de eisende partij
gemachtigde: Huting & van der Mije Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 420,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding en de proces- en nakosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op twee overeenkomsten tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij heeft niet gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De eisende partij heeft namelijk nagelaten een concrete toelichting te geven op de wijze van totstandkoming van de overeenkomst en hoe zij in die situatie heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen (op afstand, buiten de verkoopruimte of binnen de verkoopruimte) en of aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de hiervoor bedoelde essentiële informatie is verstrekt.
2.4.
Bij wijze van uitzondering wordt de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de hiervoor bedoelde informatie alsnog bij akte te verstrekken. De eisende partij moet expliciet en op een duidelijke manier stellen en onderbouwen hoe zij ten aanzien van de gedaagde partij heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten. Als de eisende partij daaraan niet of niet volledig voldoet, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die zij geraden acht. Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie in het dossier. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat het ontbreken van een dergelijke onderbouwing in eventuele vervolgzaken kan leiden tot afwijzing van de vordering.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.5.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a BW, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.6.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn verklaard. De kantonrechter zal de daarin opgenomen bedingen die verband houden met de vordering hierna toetsen op (on)eerlijkheid.
2.7.
Artikel 17 van de algemene voorwaarden betreft een rente- en incassobeding. Dit beding is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.8.
Artikel 16 van de algemene voorwaarden betreft een prijswijzigingsbeding. Dit beding is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Conclusie
2.9.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld om de vordering bij akte nader toe te lichten als hiervoor omschreven. Als de eisende partij daar geen of niet volledig gebruik van maakt, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
2.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
27 november 2024voor het nemen van een akte zoals bedoeld onder rechtsoverweging 2.4;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).