ECLI:NL:RBNHO:2024:13842

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
24/7297 en 24/8014
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor hondenhotel

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, worden de verzoeken om een voorlopige voorziening behandeld in het kader van twee beroepsprocedures tegen de verleende omgevingsvergunning voor de vestiging van een hondenhotel. De vergunning is verleend op 30 september 2024 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk. Verzoekers, bestaande uit meerdere inwoners van Uitgeest en Heemskerk, vrezen overlast door geluid en andere negatieve effecten van de hondenopvang. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 10 december 2024 behandeld, waarbij verschillende partijen aanwezig waren, waaronder de gemachtigden van verzoekers en de vergunninghoudster.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij de belangen van de vergunninghoudster zwaarder heeft laten wegen dan die van de verzoekers. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vergunninghoudster, die afhankelijk is van de omgevingsvergunning voor haar bedrijfsvoering, ingrijpende gevolgen zal ondervinden als de vergunning wordt geschorst. De verzoekers hebben weliswaar zorgen geuit over geluidsoverlast en andere mogelijke negatieve effecten, maar de voorzieningenrechter concludeert dat deze overlast tijdelijk kan zijn en dat de vergunninghoudster niet onterecht in haar bedrijfsvoering zou worden belemmerd. De uitspraak benadrukt dat de afwijzing van de verzoeken niet betekent dat de bodemprocedure geen andere uitkomst kan hebben.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 24/7297 en HAA 24/8014

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2024 in de zaken tussen

1.
[verzoeker 1] , [verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] en [verzoeker 6], uit Uitgeest,
2.
[verzoeker 7] en [verzoeker 8], uit Uitgeest,
3.
[verzoeker 9] , [verzoeker 10] , [verzoeker 11] , [verzoeker 13] en [verzoeker 14], uit Uitgeest,
4.
[verzoeker 15] en [verzoeker 16], uit Uitgeest,
5.
Stichting Aircraft Recovery Group 1940-1945 h.o.d.n. Luchtoorlogmuseum Fort Veldhuis, uit Heemskerk,
6.
buurtcomité Bus(ch) en Dam, uit Assendelft,
verzoekers 1
(gemachtigde: mr. A. Glijnis),
en
[verzoeker 17] , [verzoeker 18] en Maatschap [maatschap], uit Heemskerk, verzoekers 2
(gemachtigde: mr. K. van Driel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk, verweerder
(gemachtigden: mr. M.E.T. van der Fluit en R. Middelkoop LLB).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[vergunninghoudster] h.o.d.n. [bedrijf], uit Akersloot (hierna: vergunninghoudster)
(gemachtigden: mr. W. de Vis en mr. U.E.M. Pinas).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekers 1 en 2 (hierna samen: verzoekers) in verband met de op 30 september 2024 door verweerder aan vergunninghoudster verleende omgevingsvergunning voor het vestigen van een hondendagopvang/hondenhotel (hierna: de hondenopvang), op de [adres 1] in [plaats 1] . De verzoeken strekken tot schorsing van de omgevingsvergunning tot minimaal zes weken nadat door de rechtbank op de daartegen ingestelde beroepen is beslist.
1.2
Het besluit waarmee de omgevingsvergunning is verleend, is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Verzoekers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Het beroep van verzoekers 1 is geregistreerd onder zaaknummer HAA 24/7291 en het beroep van verzoekers 2 onder zaaknummer HAA 24/7214. Hun verzoeken om een voorlopige voorziening zijn geregistreerd onder zaaknummers HAA 24/7297 respectievelijk HAA 24/8014.
1.3
Verweerder heeft op het verzoek van verzoekers 1 gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 10 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker 1] , [verzoeker 2] , [verzoeker 7] , [verzoeker 8] , de gemachtigde van verzoekers 1, vergezeld door geluidsdeskundige A. Vreeswijk MSc, [verzoeker 17] , [verzoeker 18] , de gemachtigde van verzoekers 2, de gemachtigden van verweerder, vergunninghoudster, vergezeld door haar vader [vader] , en de gemachtigden van vergunninghoudster.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
Overgangsrecht
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het bestreden besluit is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), die in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is vervallen. Omdat het bestreden besluit vóór 1 januari 2024 is aangevraagd, zijn op grond van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet de regels uit de Wabo nog wel op het bestreden besluit van toepassing.
Feiten en omstandigheden4.1 Op 18 september 2023 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van de door haar geëxploiteerde hondenopvang naar de bestaande bebouwing op het perceel [adres 1] in [plaats 1] . Vergunninghoudster is momenteel nog gevestigd op de [adres 2] in [plaats 2] .
4.2
Op grond van het bestemmingsplan ‘Heemskerk Buitengebied 2015’ gelden op het perceel de bestemmingen ‘Horeca’ en ‘Verkeer’. Het vestigen van een hondenopvang past niet binnen deze bestemmingen. De verleende omgevingsvergunning ziet op de activiteit ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Bij gebreke van een andere afwijkingsbevoegdheid is de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 3o, van de Wabo. De gemeenteraad heeft van tevoren verklaard geen bedenkingen te hebben tegen de vergunning.
4.3
Ingevolge artikel 6.1 van de Wabo treedt een omgevingsvergunning zoals hier aan de orde in werking de dag na afloop van de termijn voor het indienen van een beroepschrift. Indien binnen die termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend, treedt de omgevingsvergunning niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. De omgevingsvergunning is dus nog niet in werking getreden.
Bestreden besluit
5. Naar aanleiding van de terinzagelegging van de ontwerpvergunning en de voorlopige verklaring van geen bedenkingen zijn in totaal zeventien zienswijzen ingediend, waaronder door verzoekers. De zienswijzen hebben verweerder geen aanleiding gegeven tot het weigeren van de gevraagde omgevingsvergunning, maar hebben er wel toe geleid dat vergunninghoudster haar ruimtelijke onderbouwing diende aan te passen en dat verweerder het vergunningsbesluit aangepast heeft vastgesteld. Daarbij heeft vergunninghoudster het advies van de Omgevingsdienst IJmond inzake het akoestisch onderzoek overgenomen. Uit de herberekening met de geadviseerde hogere geluidswaarden bleek dat het voorgenomen project niet meer passend was en dat er een overschrijding van de geluidsnormen was. Vergunninghoudster heeft ervoor gekozen een ondergeschikte wijziging op het plan door te voeren. Deze wijziging houdt in dat de drie buitenvelden worden verkleind ten opzichte van het oorspronkelijke plan en dat daarbij maximaal één hond tegelijkertijd per veld aanwezig mag zijn tussen 9.00 uur en 15.00 uur. Het oorspronkelijke plan ging uit van maximaal twee honden per veld. Op het perceel mogen maximaal 40 honden per dag aanwezig zijn. Ook moeten ramen en deuren tijdens de bedrijfsvoering gesloten blijven en zal worden gekozen voor isolatiemateriaal dat is afgestemd op de juiste frequentie.
Bovenstaande wijzigingen zijn als voorschriften opgenomen in de definitieve omgevingsvergunning.
Daarnaast zijn als voorschriften in het definitieve besluit opgenomen:
- de huidige bestemmingen dienen van kracht te blijven,
- met uitzondering van een hekwerk wordt geen nieuwe permanente bebouwing aangevraagd, noch toegestaan,
- speeltoestellen en/of andere objecten mogen niet op de achtergelegen gronden worden geplaatst,
- op momenten dat de hondenopvang gesloten is zal er qua bebouwing of objecten niets op het terrein staan.

Kortsluiten

6. De voorzieningenrechter heeft op grond van artikel 8:86 van de Awb de bevoegdheid om in de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening ook direct op de beroepen van verzoekers te beslissen. Van deze bevoegdheid zal de voorzieningenrechter in dit geval geen gebruik maken, gelet op de omvang en complexiteit van de motivering, inclusief bijlagen, die aan het bestreden besluit en de standpunten van partijen ten grondslag ligt. Bovendien zijn naast de beroepen van verzoekers nog andere beroepen tegen de hier bestreden omgevingsvergunning bij de rechtbank aanhangig. Deze beroepen stonden niet op de zitting van 10 december 2024 geagendeerd, aangezien de indieners daarvan niet hebben verzocht om een voorlopige voorziening.
Beoordeling
7. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van vergunninghoudster die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoekers en de reacties van verweerder en vergunninghoudster als volgt af.
Spoedeisendheid8.1 Een voorlopige voorziening kan op grond van artikel 8:81 van de Awb worden getroffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van spoedeisend belang, omdat de omgevingsvergunning alleen is verleend voor het wijzigen van gebruik. Hiervan gaat geen onomkeerbaar effect uit. Ook is geen direct risico aangetoond voor de omgeving of andere betrokken partijen dat onmiddellijke actie vereist, aldus verweerder.
8.3
De voorzieningenrechter volgt verweerder hierin niet. Zoals in het vervolg van deze uitspraak nader zal worden toegelicht, is voor verzoekers het belang gelegen in gevreesde overlast als gevolg van de hondenopvang. Ondervonden overlast is naar zijn aard niet terug te draaien. De voorzieningenrechter ziet daarom voldoende spoedeisend belang om te beoordelen of in dit geval een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
De belangen van vergunninghoudster9.1 Vergunninghoudster huurt haar huidige locatie van het naastgelegen Van der Valk-hotel. Ter zitting heeft vergunninghoudster verklaard dat Van der Valk de huur wil opzeggen, omdat het voornemens is de grond te gaan gebruiken voor het aanleggen van een zonnepanelenpark. Ter zitting heeft vergunninghoudster een huurcontract laten zien, waaruit volgt dat de huur afliep op 1 december 2024. Ook heeft zij ter zitting WhatsApp-berichten laten zien, waaruit volgt dat zij met Van der Valk is overeengekomen dat zij tot 20 december 2024 op haar huidige locatie mag blijven. Daarnaast heeft zij het koopcontract van de [adres 1] overgelegd. Daar staat een clausule in opgenomen waaruit volgens vergunninghoudster volgt dat de eigendomsoverdracht zal worden afgeblazen als zij niet uiterlijk op 31 december 2024 over een geldende omgevingsvergunning beschikt. Het niet kunnen starten met de exploitatie van het hondenhotel op de [adres 1] zal aldus volgens vergunninghoudster het einde van haar bedrijf betekenen en tot grote financiële problemen leiden.
9.2
Verzoekers hebben daartegen ingebracht dat vergunninghoudster op haar huidige locatie altijd tijdelijke huurcontracten heeft gehad en dat Van der Valk tot nu toe altijd coulant is gebleken om mee te werken aan een verdere verlenging van de huur. Het staat daarom volgens verzoekers allerminst vast dat vergunninghoudster daadwerkelijk uiterlijk 20 december 2024 zal moeten vertrekken.
De belangen van verzoekers10. Tegenover het belang van vergunninghoudster staan de belangen van verzoekers. Verzoekers vrezen vooral geluidsoverlast als gevolg van de hondenopvang. De onderzoeken waarop verweerder zich dat kader heeft gebaseerd, vertonen diverse gebreken. De geluidsoverlast zal bovendien worden verergerd doordat ter plekke niet aan de dierenwelzijnsnormen kan worden voldaan, aldus verzoekers. Zij vrezen ook andere overlast, zoals een toename van het verkeer in de omgeving, schade voor beschermde dier- en plantensoorten en aantasting van de culturele waarde van de omgeving, die tot de Stelling van Amsterdam behoort. Verzoekers 2 vrezen in het bijzonder voor gevolgen voor de door hen geëxploiteerde melkveehouderij, waaronder besmetting van koeien met de parasiet Neospora caninum via hondenpoep, wat desastreuze gevolgen kan hebben. Verzoekers vrezen ook dat vergunninghoudster meer en andere activiteiten wil ontplooien dan waar verweerder van is uitgegaan. Verzoekers betogen verder dat procedurele gebreken kleven aan de verleende vergunning, zoals het bieden van onvoldoende participatiemogelijkheden.
Het oordeel van de voorzieningenrechter11. De voorzieningenrechter weegt de hierboven beschreven belangen af in het voordeel van vergunninghoudster. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat voor vergunninghoudster blijvende en ingrijpende gevolgen dreigen als de omgevingsvergunning wordt geschorst. Weliswaar ziet de voorzieningenrechter in het koopcontract niet duidelijk staan dat de overdracht van de eigendom van het perceel [adres 1] niet doorgaat als er voor 31 december 2024 geen geldende omgevingsvergunning is, maar het is wel duidelijk dat de overeenkomst voor het gebruik van de huidige locatie van de hondenopvang zeer spoedig af zal lopen. De voorzieningenrechter kan er niet zonder meer van uitgaan dat de huur van de huidige locatie nog een keer verlengd zal worden. Vergunninghoudster is daarvoor immers afhankelijk van de verhuurder. Aldus bestaat bij schorsing van de omgevingsvergunning het risico dat vergunninghoudster haar onderneming niet meer kan uitoefenen en dus zonder inkomsten komt te zitten.
Daartegenover staat dat de geluidsoverlast die zich volgens verzoekers kan voordoen, vooralsnog tijdelijk zal zijn. Als verzoekers in de bodemprocedure gelijk krijgen, zal de gestelde geluidsoverlast immers beëindigd kunnen worden. Dat geldt ook voor verschillende soorten andere overlast die zich volgens hen kunnen voordoen, zoals met betrekking tot het verkeer en de culturele waarde van de omgeving. Verder is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de hondenopvang buiten de vergunde locatie tot besmettingen met Neospora caninum zal leiden, aangezien de honden hun behoefte binnen afgebakende delen van de locatie zullen doen. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is evenmin aannemelijk dat de hondenopvang tot blijvende ingrijpende schade voor eventueel aanwezige beschermde dier- en plantensoorten zal leiden. Daarbij is van belang dat de omgevingsvergunning betrekking heeft op gebruik van bestaande bebouwing en dat in verband met dat gebruik beperkte inrichtingswerkzaamheden zullen plaatsvinden. Bovendien blijven de wettelijke verplichtingen betreffende natuurbescherming onverlet van kracht.
Ten slotte neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat op voorhand niet valt uit te sluiten dat in de bodemprocedure geconcludeerd zal worden dat de omgevingsvergunning verleend mocht worden.

Conclusie en gevolgen

12.1
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat de omgevingsvergunning van kracht wordt en dat vergunninghoudster kan starten met de exploitatie van de hondenopvang op de [adres 1] . Wel wijst de voorzieningenrechter erop dat niet uitgesloten is dat de beroepen in de bodemprocedure tot een andere uitkomst kunnen leiden. Ter zitting heeft vergunninghoudster aangegeven dat risico te accepteren.
12.2
Omdat de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening afwijst, krijgen verzoekers het voor de verzoeken betaalde griffierecht niet terug en krijgen zij ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.