Uitspraak
gemachtigde: mr. T. Slinger,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T. Slinger, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. K. Straathof. Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot verlenging van de ontruimingsbescherming op basis van een vermeende huurovereenkomst met verweerder voor drie garageboxen. De kantonrechter oordeelt dat verzoeker niet als huurder van verweerder kan worden aangemerkt, waardoor hij geen beroep kan doen op huurbescherming. De procedure is gestart met een verzoekschrift, gevolgd door een verweerschrift en een mondelinge behandeling op 24 oktober 2024. De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker is de neef van [naam 2], die eind 2018 een recreatiewoning en garageboxen heeft verkocht aan verweerder. De grond waarop deze objecten staan, is eigendom van de Provincie Noord-Holland, die een huurovereenkomst heeft gesloten met [naam 2]. Verweerder heeft de huurovereenkomst met de Provincie overgenomen, maar verzoeker heeft nooit een huurovereenkomst met verweerder gesloten. De kantonrechter concludeert dat verzoeker geen huurbescherming geniet, omdat hij niet als huurder kan worden aangemerkt. Het verzoek van verzoeker wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 677,00, vermeerderd met wettelijke rente.